Rb. Rotterdam, 12-06-2015, nr. 3421755 \ CV EXPL 14-44703
ECLI:NL:RBROT:2015:4083
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
12-06-2015
- Zaaknummer
3421755 \ CV EXPL 14-44703
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2015:4083, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 12‑06‑2015; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
AR 2015/1474
AR-Updates.nl 2015-0734
VAAN-AR-Updates.nl 2015-0734
Uitspraak 12‑06‑2015
Inhoudsindicatie
Nietigheid dwangbevel. Valt het bedrijf onder de werkingssfeer van het bedrijfstakpensioenfonds?
Partij(en)
RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 3421755 \ CV EXPL 14-44703
uitspraak: 12 juni 2015
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Spirit Moves B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. M.A. Putting te Rotterdam,
tegen
de stichting
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het beroepsvervoer over de weg
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. S.K. Tuithof van Vesting Finance Incasso B.V. te Hilversum,
Partijen worden hierna aangeduid met ‘Spirit Moves’ en ‘BPF Vervoer’.
1. Het verloop van de procedure
1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen.
- -
de verzetdagvaarding van 5 september 2014, met producties;
- -
de conclusie van antwoord in oppositie, met producties;
- -
het vonnis van 19 november 2014, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
- -
de brief van de gemachtigde van Spirit Moves van 27 januari 2015, met producties;
- -
het proces-verbaal van de op 5 februari 2015 gehouden comparitie van partijen, met de ter zitting door de gemachtigde van Spirit Moves voorgedragen pleitaantekeningen;
- -
de brief van de gemachtigde van Spirit Moves van 1 mei 2015;
- -
de brief van de gemachtigde van BPF Vervoer van 4 mei 2015.
1.2.
De uitspraak van het vonnis is door de kantonrechter nader bepaald op heden.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen het volgende vast.
2.1.
BPF Vervoer is een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds voor zowel de sector beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen, als de sector personenvervoer.
2.2.
Artikel 1 tot en met 3 van het verplichtstellingbesluit tot deelneming in BPF Vervoer, zoals gepubliceerd in de Staatscourant op 28 juni 2010 onder nr. 1645, luidt voor zover thans van belang:
“De deelneming in de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de Weg is verplichtgesteld voor:
Werknemer A vanaf het moment dat hij de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt tot hij de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt,
Werknemer B, geboren voor 1 januari 1950, vanaf het moment dat hij de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt tot hij de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt, dan wel in geval van uitstel van het prepensioen tot de eerste dag van de maand waarin het prepensioen ingaat,
Werknemer C, geboren voor 1 januari 1950, vanaf het moment dat hij de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt tot hij de leeftijd van 62 jaar heeft bereikt, dan wel in geval van uitstel van het prepensioen tot de eerste dag van de maand waarin het prepensioen ingaat.
met dien verstande dat een persoon tegelijkertijd kan worden aangemerkt als:
Werknemer A en Werknemer B; of
Werknemer A en Werknemer C; of uitsluitend als
Werknemer A,
waarbij verstaan wordt onder:
1. Werknemer A:
De persoon die krachtens arbeidsovereenkomst in dienst is van een onderneming in het Beroepsvervoer over de Weg, dan wel die bij een dergelijke onderneming als chauffeur of kraanmachinist werkzaam is krachtens een uitzendovereenkomst in de zin van artikel 7:690 van het Burgerlijk Wetboek met een onderneming die zich bezighoudt met het ter beschikking stellen van werknemers als bedoeld in artikel 7:690 van het Burgerlijk Wetboek, met uitzondering van: (…)
2. Werknemer B:
De persoon die krachtens arbeidsovereenkomst in dienst is van een onderneming in het beroepsgoederenvervoer over de Weg en/of de Verhuur van Mobiele Kranen, dan wel die bij een dergelijke onderneming als chauffeur of kraanmachinist werkzaam is krachtens een uitzendovereenkomst in de zin van artikel 7:690 van het Burgerlijk Wetboek met een onderneming die zich bezighoudt met het ter beschikking stellen van werknemers als bedoeld in artikel 7:690 van het Burgerlijk Wetboek, met uitzondering van de werknemer die krachtens een uitzendovereenkomst als hiervoor bedoeld in dienst is van een onderneming die voldoet aan alle hierna genoemde criteria: (…)
3. Werknemer C:
De persoon die krachtens een arbeidsovereenkomst in dienst is van een onderneming in het Personenvervoer over de Weg met uitzondering van: (…)”
2.3.
De bedrijfsomschrijving van Spirit Moves in het handelsregister van de Kamer van Koophandel luidt:
“Het in opdracht van derden detacheren, uitzenden en verhuren van personeel op het gebied van verhuizingen en montageservice, zulks al dan niet op interim of projectmatige basis.”
2.4.
De brief van BPF Vervoer aan Spirit Moves van 30 september 2011 luidt voor zover thans van belang:
“(…) Onlangs heeft u uw bedrijf aangemeld bij Pensioenfonds Vervoer. Met deze brief heten wij u van harte welkom.
(…)
Uw onderneming is aangesloten bij Pensioenfonds Vervoer, sector goederenvervoer en verhuur van mobiele kranen. (…)
2.5. Op 2 juli 2014 heeft het Bedrijfspensioenfonds een dwangbevel ex artikel 21 van de Wet Bedrijfstakpensioenfondsen 2000 (Wet bpf 2000) uitgevaardigd jegens BPF Vervoer, met een bedrag van € 53.798,96 aan hoofdsom (nader te noemen: het dwangbevel). Het dwangbevel is op 13 augustus 2014 aan Spirit Moves betekend.
3. De vordering
3.1.
Spirit Moves heeft bij verzetdagvaarding gevorderd bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, primair het dwangbevel waartegen de verzetdagvaarding zich richt te vernietigen, onder ontheffing van Spirit Moves van de verplichting om de in het dwangbevel opgenomen vorderingen te voldoen, en subsidiair om het dwangbevel waartegen de verzetdagvaarding zich richt te vernietigen, onder vaststelling van een alternatieve betalingsregeling tussen partijen waarbij de hoogte van het totaal door Spirit Moves te betalen bedrag wordt gemaximeerd tot € 26.225,- en verspreid kan worden voldaan over een periode van in ieder geval 48 maanden, een en ander met veroordeling van BPF Vervoer in de (na)kosten van de procedure.
3.2.
Aan haar vordering heeft Spirit Moves – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende ten grondslag gelegd.
3.3.
Het dwangbevel is nietig, omdat niet voldaan is aan de eisen die de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (hierna: wet Bpf) aan een dwangbevel stelt.
3.4.
Subsidiair valt Spirit Moves niet onder de werkingssfeer van BPF Vervoer. Spirit Moves is geen onderneming die beroepsmatig zelfstandig personen of goederen vervoert. Spirit Moves is een uitzend- en detacheringsbureau dat zich met name richt op de verhuisbranche en dan de verhuis- en montageklussen die zich in de gebouwen afspelen, zodat zij valt onder de werkingssfeer van het verplicht gestelde bedrijfstakpensioenfonds voor de uitzendbranche van de Stichting Pensioenfonds voor Personeelsdiensten (StiPP).
3.5.
Meer subsidiair is het in strijd met de redelijkheid en billijkheid om de premies met terugwerkende kracht vast te stellen.
3.6.
Uiterst subsidiair verzoekt Spirit Moves de kantonrechter de hoogte van de premienota’s te verminderen en een betalingsregeling vast te stellen die recht doet aan de omstandigheden van het geval, nu de financiële situatie van Spirit Moves volledige betaling niet toelaat.
3.7.
De overige stellingen van Spirit Moves worden – voor zover van belang – in de beoordeling besproken.
4. Het verweer
4.1.
BPF Vervoer concludeert tot niet ontvankelijk verklaring van Spirit Moves, dan wel tot afwijzing van de vordering en handhaving en bekrachtiging van het dwangbevel, een en ander met veroordeling van Spirit Moves in de kosten van de procedure en de tot op heden vervallen wettelijke rente.
4.2.
BPF Vervoer heeft daartoe – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende aangevoerd.
4.3.
Betwist wordt dat het dwangbevel nietig is.
4.4.
Spirit Moves valt om verschillende redenen onder de werkingssfeer van BPF Vervoer.
4.5.
Door de wanbetaling van Spirit Moves was BPF Vervoer genoodzaakt haar vordering ter incasso uit handen te geven en buitengerechtelijke kosten te maken, die op grond van de toepasselijke algemene voorwaarden en de wet voor rekening van Spirit Moves komen.
4.6.
De overige stellingen van BPF Vervoer worden – voor zover van belang – in de beoordeling besproken.
5. De beoordeling van de vordering
5.1.
Op grond van artikel 21 lid 5 Wet bpf kan de rechtspersoon tegen wie het dwangbevel is gericht gedurende dertig dagen na betekening in verzet komen bij de kantonrechter van het arrondissement waarin zij gevestigd is. Gebleken is dat aan deze voorwaarden is voldaan, zodat Spirit Moves ontvankelijk is in haar vordering.
5.2.
Spirit Moves heeft een beroep gedaan op de nietigheid van het dwangbevel en heeft daarbij gesteld dat het dwangbevel niet aan het in artikel 21 lid 2 jo. lid 3 sub e Wet bpf bepaalde voldoet, omdat het ten aanzien van een aantal premienota’s niet vermeldt wanneer BPF Vervoer Spirit Moves daarvoor aangemaand heeft. Het volgende wordt hieromtrent overwogen. BPF Vervoer heeft erkend dat het dwangbevel niet vermeldt dat zij Spirit Moves ter zake de premienota’s met factuurnummer 10311087 ad € 22.489,84 en 11177335 ad € 359,64 op 25 februari 2014 respectievelijk 1 april 2014 aangemaand heeft. Hoewel hiermee vaststaat dat het dwangbevel niet voldoet aan de hiervoor genoemde bepalingen, is de kantonrechter, nu gesteld noch gebleken is dat Spirit Moves door het niet vermelden van deze gegevens enig concreet nadeel ondervonden heeft, van oordeel dat hier in het onderhavige geval geen verdere consequenties aan dienen te worden verbonden. Datzelfde geldt ten aanzien van de aanmaningen die niet voldoen aan artikel 21 lid 2 Wet bpf en de wet zelf hieraan geen sanctie verbindt.
5.3.
Vervolgens moet beoordeeld worden of Spirit Moves onder de werkingssfeer van BPF Vervoer valt. Nu de onderhavige vordering gebaseerd is op de vordering die BPF Vervoer stelt te hebben op Spirit Moves, is het op grond van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering aan BPF Vervoer om te stellen en zo nodig te bewijzen dat dit het geval is.
5.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft BPF Vervoer niet aan haar hiervoor
onder 5.3. bedoelde stelplicht voldaan. De stelling van BPF Vervoer dat Spirit Moves heeft aangegeven dat zij voor 100% werknemers uitzendt naar de sector “goederenvervoer” waarbij vermeld wordt dat het om verhuizingen inclusief montage gaat en onder ‘verhuizen’ dient te worden verstaan het van punt A naar punt B vervoeren van goederen over de weg, zodat sprake is van wegvervoer in de zin van artikel 5 van het verplichtstellingbesluit tot deelneming in BPF Vervoer, wordt daar onvoldoende toe geacht. Bij vraag 10 betreffende bedrijfsactiviteiten heeft Spirit Moves aangegeven geen activiteiten in de sector Goederenvervoer te hebben waarna zij bij vraag 12 invult dat haar activiteiten bestaan uit het detacheren, uitzenden en verhuren van personeel op het gebied van verhuizingen en montageservice.
Hieruit kan derhalve niet worden afgeleid dat Spirit Moves zelf een onderneming in het beroepsvervoer over de weg is. Dat hiervan niettemin wel sprake is, dus dat Spirit Moves andere activiteiten heeft dan zij in de procedure heeft gesteld, is door BPF Vervoer niet gesteld, zodat hiervan niet kan worden uitgegaan.
5.5
Voor de beoordeling van de vraag of Spirit Moves niettemin onder de werkingssfeer van BPF Vervoer valt, zal dan ook van de bovengenoemde activiteiten, die overigens ook zo omschreven staan in het handelsregister van de Kamer van Koophandel, van Spirit Moves worden uitgegaan. Blijkens artikel 1 tot en met 3 van het verplichtstellingbesluit tot deelneming in BPF Vervoer valt alleen een werknemer die krachtens arbeidsovereenkomst in dienst is van een onderneming in het Beroepsvervoer over de weg, dan wel bij een dergelijke onderneming als chauffeur of kraanmachinist werkzaam is krachtens een uitzendovereenkomst onder de werkingssfeer van BPF Vervoer.
Nu vaststaat dat Spirit Moves niet een onderneming is die beroepsvervoer over de weg uitvoert, maar juist personeel detacheert, uitzendt of verhuurt, is zij zelf geen onderneming in het Beroepsvervoer over de weg, ook niet als haar werknemers bij een dergelijke onderneming aan de slag gaan. Dat is slechts anders voor chauffeurs of kraanmachinisten, maar dat Spirit Moves chauffeurs en/of kraanmachinisten heeft uitgezonden aan ondernemingen in het Beroepsvervoer over de Weg is gesteld noch gebleken, zodat ook hier niet uit kan volgen dat Spirit Moves onder de werkingssfeer van BPF Vervoer valt.
5.6.
Verder heeft BPF Vervoer gesteld dat Spirit Moves op het formulier met de titel ‘Bedrijfsonderzoek voor Pensioenfonds Vervoer’ ingevuld heeft dat zij voor 100% verhuizingswerkzaamheden uitvoert. Spirit Moves heeft verklaard dat de directeur van Spirit Moves dit per abuis gedaan heeft, omdat er een keuze gemaakt moest worden tussen drie categorieën en geen van de categorieën van toepassing was op de situatie van Spirit Moves. Nu het bij de beantwoording van de vraag of een bedrijf onder de werkingssfeer van BPF Vervoer valt, gaat om de feitelijke werkzaamheden van dat bedrijf, is de kantonrechter van oordeel dat de hiervoor genoemde vergissing van Spirit Moves niet tot gevolg kan hebben dat zij geacht wordt onder de werkingssfeer van BPF Vervoer te vallen. Dit geldt tevens voor de omstandigheid dat Spirit Moves in eerste instantie geen bezwaar heeft gemaakt tegen aansluiting bij BPF Vervoer, dat Spirit Moves vrijwillig loon- en premiegegevens van haar werknemers heeft aangeleverd en dat Spirit Moves een verzoek tot het treffen van een betalingsregeling heeft gedaan. Nu uit de hiervoor bedoelde stellingen van BPF Vervoer evenmin volgt dat Spirit Moves onder de werkingssfeer van BPF Vervoer valt, heeft BPF Vervoer ook met deze stellingen niet aan haar eerder genoemde stelplicht voldaan.
5.7.
Ten slotte heeft BPF Vervoer gesteld dat Spirit Moves niet onder de werkingssfeer van StiPP valt, hetgeen volgens haar ook blijkt uit het feit dat StiPP dit zelf aangegeven heeft aan Spirit Moves. Al zou de juistheid van deze stelling in rechte vast komen te staan, dan leidt dit naar het oordeel van de kantonrechter niet per definitie tot de conclusie dat Spirit Moves onder de werkingssfeer van BPF Vervoer valt. Het is immers denkbaar dat eiser noch onder de werkingssfeer van StiPP, noch onder de werkingssfeer van BPF Vervoer valt. Ook met deze stellingen heeft BPF Vervoer dan ook niet aan haar stelplicht voldaan.
5.8.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de primaire vordering van Spirit Moves zal worden toegewezen.
5.9.
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt BPF Vervoer veroordeeld in de kosten van de procedure.
6. De beslissing
De kantonrechter:
verklaart het verzet gegrond en vernietigt het dwangbevel van 2 juli 2014;
veroordeelt BPF Vervoer in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Spirit Moves vastgesteld op € 1.000,52 aan verschotten en € 1.200,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Verkerk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
874