Hof Amsterdam, 24-08-2018, nr. R 000812-18
ECLI:NL:GHAMS:2018:3597
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
24-08-2018
- Zaaknummer
R 000812-18
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2018:3597, Uitspraak, Hof Amsterdam, 24‑08‑2018; (Hoger beroep, Rekestprocedure)
- Vindplaatsen
Uitspraak 24‑08‑2018
Inhoudsindicatie
Verzoek ex art. 591 en 591a Sv: Het hof overweegt dat er bij een verzoek op grond van artikel 591, vijfde lid Sv sprake is van een zelfstandige kostenvergoeding waarop geheel los van de strafzaak en ongeacht de afloop daarvan een beroep kan worden gedaan. Onder het einde van de zaak dient in dit geval te worden begrepen de onherroepelijke beslissing op het klaagschrift. Hetzelfde geldt bij een verzoek op grond van 591a jo 591, vijfde lid Sv.
Partij(en)
beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 000812-18 (591 Sv) en 00369-18 (591a Sv)
rekestnummer klaagschriftprocedure 17-004664
proces-verbaalnummer PL110-2016168191
Beschikking op het hoger beroep tegen de beschikkingen van de raadkamer van de rechtbank Noord-Holland van 4 december 2017 op het verzoekschrift op de voet van de artikelen 591 en 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoekster],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1954,
domicilie kiezende ten kantore van haar advocaat,
mr. J.L. Baar, [adres].
1. Inhoud van het verzoekschrift
Het verzoekschrift strekt tot het toekennen van een vergoeding op de voet van artikel 591 Sv van kosten die ten laste van verzoekster zijn gekomen en waarvan de aanwending het belang van het onderzoek heeft gediend, ten bedrage van € 2.510,00.
Het verzoekschrift strekt voorts tot het toekennen van een vergoeding op de voet van artikel 591a Sv ter zake van:
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de klaagschriftprocedure met voormeld rekestnummer ten bedrage van € 2.057,00;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure in eerste aanleg ten bedrage van € 550,00, vermeerderd met € 280,00 voor het hoger beroep.
2. Procesverloop
Bij schrijven van 26 september 2017 heeft verzoekster verzocht de kosten die zij gemaakt heeft in het kader van de klaagschriftprocedure te vergoeden.
De rechtbank heeft verzoekster, tevens verdachte in de strafzaak, op 4 december 2017 niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoeken. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat verzoekster strafrechtelijk zal worden vervolgd, zodat niet gezegd kan worden dat de strafzaak is geëindigd. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar een arrest van de Hoge Raad van 22 september 2015 (ECLI:NL:HR:2015:2757).
Hiertegen is op 8 december 2017 hoger beroep ingesteld namens verzoekster (hierna appellante).
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de klaagschriftprocedure met voormeld rekestnummer alsmede de strafzaak met voormeld proces-verbaalnummer en heeft op 13 juli 2018 de advocaat-generaal en de advocaat van appellante ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Appellante is niet verschenen.
3. Beoordeling van het hoger beroep
Relevante feiten en omstandigheden
Appellante is eigenaar van een hond genaamd [naam 1]. Naar aanleiding van meerdere bijtincidenten waarbij personen (waaronder buurmeisjes) van verzoekster letsel (onder meer in het gezicht) hebben bekomen, is [naam 1] op 29 juni 2017 met toestemming van de officier van justitie in beslag genomen teneinde gedragsonderzoek te laten plaatsvinden. In een rapport van het Assessmentteam van de Universiteit van Utrecht van 27 juli 2017 is geconcludeerd dat het risico op bijtincidenten zeer hoog is en dat euthanasie de enige mogelijkheid is.
Tegen de inbeslagname van [naam 1] heeft appellante een klaagschrift ingediend. Op 31 juli 2017 heeft de rechtbank het onderzoek in raadkamer geschorst teneinde appellante in de gelegenheid te stellen [naam 1] te laten onderzoeken en trainen door de Stichting Hond in Nood (hierna: de Stichting). Door deze Stichting is een andersluidend rapport uitgebracht dan dat van de Universiteit van Utrecht.
Het klaagschrift is vervolgens door de rechtbank op 18 september 2017 gegrond is verklaard. Kort gezegd heeft de rechtbank daartoe overwogen dat appellante rondom haar woning veiligheidsmaatregelen heeft getroffen, dat [naam 1] intensief is getraind, dat appellante ter zitting heeft aangegeven gevolg te zullen geven aan de door de Stichting geadviseerde veiligheidsmaatregel (dragen van borsttuig en hoofdband) voor het lopen van [naam 1] in de openbare ruimte en dat zij de door de Stichting in het kader van het nazorgtraject voorgestelde trainingen zal (blijven) volgen.
Standpunten procespartijen
Appellante verzoekt om vergoeding van de kosten die zij gemaakt heeft in de beklagprocedure. Het gaat om kosten voor de training en opvang van [naam 1], de kosten van rechtsbijstand in de beklagprocedure en de kosten voor het indienen en behandelen van het verzoekschrift. Door de raadsman is aangevoerd dat de rechtbank het hiervoor genoemde arrest van de Hoge Raad onjuist uitlegt en dat de beklagprocedure als een aparte procedure moet worden gezien, los van de strafzaak.
De advocaat-generaal heeft verzocht de beschikkingen van de rechtbank te bevestigen.
Ten aanzien van het verzoek ex artikel 591 Sv
Van een beslissing op de voet van artikel 591 Sv staat geen hoger beroep open. Niettemin zal het Hof het verzoek van appellante beoordelen nu de rechtbank het verzoek ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het hof overweegt daartoe het volgende.
Op grond van artikel 591, eerste en vijfde lid Sv, wordt een vergoeding toegekend voor kosten die het belang van het onderzoek hebben gediend. Ingevolge het tweede lid van dit artikel wordt een verzoek daartoe ingediend binnen drie maanden na het eindigen van de zaak.
Het hof overweegt dat er bij een verzoek op grond van artikel 591, vijfde lid Sv sprake is van een zelfstandige kostenvergoeding waarop geheel los van de strafzaak en ongeacht de afloop daarvan een beroep kan worden gedaan. Onder het einde van de zaak dient in dit geval te worden begrepen de onherroepelijke beslissing op het klaagschrift.
De rechtsvraag die in de onderhavige zaak voorligt is of de kosten voor de werkzaamheden van de Stichting die appellante claimt het belang van het onderzoek hebben gediend. Naar het oordeel van het Hof is dit het geval wat betreft de kosten voor de rapportage ten bedrage van € 250,--. De overige kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking nu die in hoofdzaak betrekking hebben op de adviezen en trainingen van [naam 1] ter voorkoming van nieuwe bijtincidenten.
Ten aanzien van het verzoek ex artikel 591a Sv voor kosten van rechtsbijstand in de beklagprocedure
Ook ten aanzien van het verzoek op grond van artikel 591a Sv – heeft de rechtbank appellante ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Om dezelfde reden als hierboven onder de beoordeling van het 591 Sv verzoek is geschetst zal de beschikking van de rechtbank worden vernietigd.
In artikel 591a, vierde lid Sv is artikel 591, vijfde lid van overeenkomstige toepassing verklaard. Dat betekent dat indien een het klaagschrift op de voet van artikel 552a Sv gegrond wordt verklaard, een verzoek tot kostenvergoeding kan worden toegekend indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Het hof is van oordeel dat die gronden van billijkheid niet aanwezig zijn. Naar aanleiding van de inbeslagname heeft appellante de nodige veiligheidsmaatregelen genomen teneinde in de toekomst herhaling van gevaarlijk gedrag van haar hond te voorkomen en daarom is de teruggave van de hond gelast.
Ten aanzien van het verzoek ex artikel 591a Sv voor kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift.
Het hof acht gronden van billijkheid aanwezig voor toekenning van een vergoeding zoals verzocht, te weten € 830,-- (€ 280,-- en € 550,--).
Nu het hoger beroep gegrond wordt geoordeeld zal het hof de beschikking vernietigen en bevelen hetgeen overeenkomstig de bepalingen der wet behoord te geschieden.
4. Beslissing
Het hof:
Ten aanzien van het verzoek op de voet van artikel 591 Sv
Vernietigt de beschikking waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Kent op de voet van 591 Sv aan appellante een vergoeding toe van € 250,00 (tweehonderdvijftig euro).
Wijst het meer of anders verzochte af.
Ten aanzien van het verzoek op de voet van artikel 591a Sv
Vernietigt de beschikking waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Wijst het verzochte af ten aanzien van de kosten van rechtsbijstand in de beklagprocedure.
Wijst het verzochte toe ten aanzien van de kosten van het opstellen, indienen en behandelen in raadkamer van het verzoekschrift.
Kent op de voet van artikel 591a Sv aan appellante een vergoeding toe van € 830,00 (achthonderddertig euro).
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan appellant.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. R.D. van Heffen, I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen en A.M. Ruige, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is bij ontstentenis van de voorzitter ondertekend door de oudste raadsheer en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof op 24 augustus 2018.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 1.080,00 (duizendtachtig euro) op bankrekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. [naam 2] o.v.v. [kenmerk].
Amsterdam, 24 augustus 2018
Bij ontstentenis van de voorzitter ondertekend door mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen, oudste raadsheer.