Gerechtshof Amsterdam 8 mei 2013, LJN: BZ9977.
Rb. Amsterdam, 06-02-2014, nr. 13-674131-11
ECLI:NL:RBAMS:2014:527
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
06-02-2014
- Zaaknummer
13-674131-11
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2014:527, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 06‑02‑2014; (Eerste aanleg - meervoudig, Op tegenspraak)
Uitspraak 06‑02‑2014
Inhoudsindicatie
Vrijspraak verdachte: luchtdrukwapen merk Shin Sung, caliber 9mm, geen wapen in de zin van een wapen van categorie I onder 7˚ van artikel 2 lid 1 WWM. Rechtbank neemt criteria van het gerechtshof Amsterdam bij arrest van 8 mei 2013, over. Geen sprake van een (vrijwel) exacte kopie van een bepaald merk en model. Geen sprake van een bewuste nabootsing van een vuurwapen.
Partij(en)
RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummer: 13/674131-11 (voorheen GPS: 13/102499-10) (Promis)
Datum uitspraak: 6 februari 2014
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1972],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en verblijvende op het adres [GBA adres].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 januari 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J.H. van der Meij en van wat verdachte en zijn raadsman mr. G.J.A.F. Beulen, naar voren hebben gebracht.
2. Tenlastelegging
Aan verdachte is - na de wijziging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 9 december 2009 te Amsterdam en/of te Schiphol (gemeente Haarlemmermeer), in elk geval in Nederland, een wapen van categorie I onder 7°, te weten een (hogedruk-perslucht)wapen (van het merk Shin Sung Fire 202, kaliber 9mm), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een bestaand vuurwapen (te weten een dubbelloops hagelgeweer, superpose), heeft doen binnenkomen vanuit de Verenigde Staten (USA);
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
(Artikel 13 lid 1 Wet wapens en munitie)
3. Voorvragen
3.1.
De geldigheid van de dagvaarding
3.1.1.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aan de hand van zijn op schrift gestelde pleitaantekeningen op het standpunt gesteld dat - ook na de wijziging tenlastelegging - de dagvaarding nietig dient te worden verklaard nu niet kan worden opgemaakt op welk wapen het bewuste luchtdrukwapen zou lijken, zodat de dagvaarding een voldoende feitelijke omschrijving ontbeert.
3.1.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding op voldoende feitelijke wijze de aan verdachte verweten gedragingen omschrijft. Voorts heeft verdachte ter terechtzitting er blijk van gegeven dat hij begreep wat hem in de dagvaarding wordt verweten.
3.1.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de tenlastelegging voldoende feitelijk en geconcretiseerd is. Overigens overweegt de rechtbank dat de raadsman eerst bij pleidooi zijn verweer heeft gevoerd en dat tijdens de behandeling van de zaak daaraan voorafgaand in het geheel niet is gebleken dat de verdachte niet wist waar de tegen hem bestaande verdenking precies uit bestond en waartegen hij zich moest verdedigen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat is voldaan aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering, verwerpt het verweer en acht de dagvaarding geldig.
De rechtbank stelt verder vast dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich aan de hand van haar op schrift gestelde requisitoir op het standpunt gesteld dat zich in het dossier voldoende bewijs bevindt om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Zij heeft hiertoe gewezen op het proces-verbaal onderzoek wapen van 11 februari 2010, waaruit kan worden opgemaakt dat het aangetroffen luchtdrukwapen een sprekende gelijkenis vertoont met een dubbelloops hagelgeweer. De officier van justitie heeft bepleit dat de term ‘sprekende gelijkenis’ moet worden bezien in de context van het doel van de verbodsbepaling van de Wet wapens en munitie (WWM) en het beschermde belang, namelijk of het wapen al dan niet geschikt is om te dreigen. Daarbij is richtinggevend of het luchtdrukwapen voor een leek/de gemiddelde mens in een context van bedreiging, sterk lijkt op een vuurwapen. De officier van justitie heeft bepleit dat van het betreffende luchtdrukwapen zowel de vorm als de afmetingen overeenkomen met die van een vuurwapen, zodat het luchtdrukwapen om die reden valt onder artikel 3 aanhef en onder a van de Regeling wapens en munitie (RWM) en daarmee onder categorie I onder 7˚ WWM. Voorts heeft de officier van justitie bepleit dat het betreffende luchtdrukwapen een sprekende gelijkenis vertoont met de Shin Sung Fire 707 die op lijst b van artikel 3 RWM staat. De officier van justitie heeft gevorderd, gezien het tijdsverloop tussen het eerste verhoor van verdachte en de inhoudelijke behandeling ter terechtzitting, verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging straf, alsmede het inbeslaggenomen luchtdrukwapen te onttrekken aan het verkeer.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aan de hand van zijn op schrift gestelde pleitaantekeningen primair op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen aan hem ten laste is gelegd nu het betreffende luchtdrukwapen niet valt onder de voorwerpen als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder categorie I onder 7˚ Wwm. Volgens de raadsman vertoont het luchtdrukwapen wat betreft zijn vorm en afmetingen geen sprekende gelijkenis met een vuurwapen, zoals het in de tenlastelegging genoemde dubbelloops hagelgeweer. De raadsman heeft hiertoe gewezen op de ter terechtzitting afgelegde verklaringen van getuige-deskundige [deskundige 1] en van gerechtelijk deskundigen [deskundige 2] (hierna: [deskundige 2]) en [deskundige 3] (hierna: [deskundige 3]). Voorts heeft de raadsman gewezen op diverse uitspraken, waaronder de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 8 mei 2013 en 13 juni 2013. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen aan hem ten laste is gelegd nu verdachte niet degene is geweest die het betreffende luchtdrukwapen heeft ingevoerd in Nederland. Meer subsidiair heeft de raadsman bepleit dat aan verdachte een beroep op afwezigheid van alle schuld toekomt nu er bij verdachte sprake was van rechtsdwaling. In het kader van de strafmaat heeft de raadsman verzocht verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf of maatregel.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De vraag die allereerst voorligt is of het aangetroffen luchtdrukwapen een dreigvoorwerp is vallende onder categorie I onder 7˚ van artikel 2 lid 1 WWM of dat het gaat om een luchtdrukwapen vallende onder categorie IV onder 4˚ van artikel 2 lid 1 WWM. Artikel 13 lid 1 WWM bepaalt onder meer dat het verboden is een wapen van categorie I (het grondgebied van Nederland) te doen binnenkomen. Ten aanzien van een luchtdrukwapen vallende onder categorie IV onder 4˚ van artikel 2 lid 1 WWM bestaat een dergelijke verbodsbepaling niet.
4.3.1.
Wettelijk kader
Artikel 13Artikel 2 lid 1 WWM bepaalt dat onder categorie I onder 7˚ vallen: ‘andere door Onze Minister aangewezen voorwerpen die een ernstige bedreiging van personen kunnen vormen of die zodanig op een wapen gelijken, dat zij voor bedreiging of afdreiging geschikt zijn.’
Artikel 3 RWM luidt, voor zover hier van belang: ‘Als voorwerpen van categorie I, onder 7˚, die een ernstige bedreiging van personen kunnen vormen of die zodanig op een wapen gelijken dat zij voor bedreiging of afdreiging geschikt zijn worden aangewezen:
- a.
voorwerpen die voor wat betreft hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertonen met vuurwapens of met voor ontploffing bestemde voorwerpen;
- b.
voorwerpen vermeld op lijst a of lijst b van de bij deze regeling behorende bijlage I, alsmede niet in die bijlage genoemde voorwerpen die voor wat betreft hun vorm en afmetingen daarmee een sprekende gelijkenis vertonen.’
4.3.2.
Artikel 3 RWM onder a
De rechtbank constateert dat de Minister van Veiligheid en Justitie geen nadere invulling heeft gegeven aan het criterium ‘sprekende gelijkenis’ op grond waarvan het voor eenieder kenbaar is wanneer een wapen aan dit criterium voldoet. Het ter terechtzitting ter sprake gekomen advies van september 2009 van de Subwerkgroep Techniek aan de toenmalige Minister van Justitie, kan niet als nadere invulling van het criterium ‘sprekende gelijkenis’ gelden, aangezien dit advies slechts een interne werkinstructie voor de politie is en niet op een voor eenieder kenbare wijze is gepubliceerd. Tevens constateert de rechtbank dat geen eenduidige rechtspraak beschikbaar is met betrekking tot dit criterium.
Het gerechtshof Amsterdam heeft bij arrest van 8 mei 2013 bij de beoordeling van de vraag of sprake is van ‘een sprekende gelijkenis’ de volgende criteria geformuleerd:
- Is sprake van een (vrijwel) exacte kopie van een bepaald merk en model?
Is dat het geval, dan moeten het merk en het model vuurwapen worden benoemd en kan het wapen onder categorie I onder sub 7˚ WWM worden geplaatst.
- Als geen sprake is van een kopie kan worden gekeken of het gaat om een bewuste nabootsing van een vuurwapen zonder dat de maker hierbij een bepaald merk en model voor ogen heeft gestaan. Dit kan worden gedaan door het aantonen van niet-functionele onderdelen die de kennelijke bedoeling hebben om het wapen het uiterlijk van een vuurwapen te geven.1.
De rechtbank zal deze criteria, die blijkens bovenstaand arrest zijn ontwikkeld door NFI-deskundige [deskundige 4], bij gebrek aan nadere invulling van het criterium ‘sprekende gelijkenis’ door de Minister van Veiligheid en Justitie, overnemen en het betreffende luchtdrukwapen aan die criteria toetsen.
4.3.2.1. Geen sprake van (vrijwel) exacte kopie van een bepaald merk en model
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt niet dat het onderhavige luchtdrukwapen een (vrijwel) exacte kopie is van een bepaald merk en model vuurwapen.
4.3.2.2. Geen sprake van bewuste nabootsing van een vuurwapen
Ter terechtzitting zijn het onderhavige luchtdrukwapen en een dubbelloops hagelgeweer als stukken van overtuiging aan rechtbank en partijen getoond en zijn de deskundige [deskundige 5] (hierna: [deskundige 5]) en de gerechtelijk deskundigen [deskundige 2] en [deskundige 3] over deze wapens gehoord. [deskundige 5] heeft geadviseerd het onderhavige luchtdrukwapen te beschouwen als een wapen van categorie I onder 7˚ van artikel 2 lid 1 WWM nu dit een sprekende gelijkenis vertoont met een dubbelloops hagelgeweer. Een leek ziet immers geen verschil tussen beide wapens. Voorts heeft hij specifiek ten aanzien van het onderhavige luchtdrukwapen verklaard dat het voorhout niet functioneel is en dat de kolf en de loop op niet-functionele wijze zijn vormgegeven. [deskundige 2] en [deskundige 3] hebben de rechtbank geadviseerd het betreffende luchtdrukwapen als wapen vallende onder categorie IV onder 4˚ van artikel 2 lid 1 WWM te beschouwen. [deskundige 2] heeft benadrukt dat alle luchtdrukwapens een zekere uiterlijke overeenkomst vertonen met een vuurwapen, gelet op de functionaliteit van de voorwerpen, zodat in wezen altijd sprake zal zijn van een globale overeenkomst. [deskundige 2] en [deskundige 3] hebben onafhankelijk van elkaar verklaard dat er zich geen niet-functionele onderdelen op het betreffende luchtdrukwapen bevinden die kennelijk de bedoeling hebben om het luchtdrukwapen het uiterlijk van een vuurwapen te geven. [deskundige 2] en [deskundige 3] hebben voorts verklaard dat de vorm van de kolf, het voorhout en de loop van het luchtdrukwapen van functionele aard zijn. Daarnaast hebben zij op het luchtdrukgeweer enkele onderdelen, waaronder de manometer, waargenomen die juist kenmerkend zijn voor luchtdrukwapens.
De rechtbank is, gezien de stukken die zich in het dossier bevinden en het verhandelde ter zitting waaronder hetgeen de deskundigen ter terechtzitting hebben verklaard en de eigen waarneming door de rechtbank van de wapens, van oordeel dat ook het voorhout functioneel is, er voorts geen sprake is bij het luchtdrukwapen van niet-functionele elementen die de kennelijke bedoeling hebben om het wapen het uiterlijk van een vuurwapen te geven en daarmee geen sprake is van een bewuste nabootsing van een vuurwapen.
4.3.2.3. Conclusie artikel 3 RWM onder a
De rechtbank is gezien hetgeen zij onder 4.3.2.1. en 4.3.2.2. heeft overwogen van oordeel dat onderhavig luchtdrukwapen geen voorwerp is dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen.
4.3.3.
Artikel 3 RWM onder b
Het onderhavige luchtdrukwapen is niet vermeld op lijst a of b van bijlage I behorend bij de RWM. De rechtbank is voorts van oordeel dat uit het dossier en het verhandelde ter zitting niet volgt dat het betreffende luchtdrukwapen een sprekende gelijkenis vertoont met een voorwerp vermeld op lijst a of lijst b van bijlage I van de RWM. Voor zover de officier van justitie heeft gedoeld op het bestaan van een gelijkenis van het onderhavige luchtdrukwapen met het luchtdrukwapen Shin Sung Fire 707, waarvan zich in het dossier een foto bevindt, stelt de rechtbank vast dat het onderhavige luchtdrukwapen geen sprekende gelijkenis vertoont met die Shin Sung Fire 707. De rechtbank verwijst in dat kader naar de onderscheidende niet-functionele repeteerhendel van die Shin Sung Fire 707. Het onderhavige luchtdrukwapen heeft niet een dergelijke repeteerhendel.
Conclusie
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat er sprake is van een wapen van categorie I onder 7˚ van artikel 2 lid 1 WWM, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen aan hem ten laste is gelegd.
Op grond van deze beslissing komt de rechtbank niet meer toe aan de beoordeling van de overige verweren van de raadsman.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
5. Beslissing
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Gelast de teruggave aan [verdachte] van:
1.0
STK Wapens/munitie/springstof SHIN SUNG FIRE 202 9mm (3780418)
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.P.E. Meewisse voorzitter,
mrs. B.E. Mildner, C.S. Schoorl rechters
in tegenwoordigheid van mr. S.M. Hof griffier.
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 februari 2014.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 06‑02‑2014