Rb. Amsterdam, 09-04-2010, nr. 455768 / KG ZA 10-694 WT/MB
ECLI:NL:RBAMS:2010:BM0564
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
09-04-2010
- Magistraten
Mr. W. Tonkens - Gerkema
- Zaaknummer
455768 / KG ZA 10-694 WT/MB
- LJN
BM0564
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
Internationaal publiekrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2010:BM0564, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 09‑04‑2010; (Kort geding)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHAMS:2011:BP6989, Bekrachtiging/bevestiging
- Vindplaatsen
Uitspraak 09‑04‑2010
Inhoudsindicatie
Rechter legt beperkt uitzendingsverbod op aan SBS (Peter R. de Vries). De voorzieningenrechter van de Amsterdamse rechtbank heeft bepaald dat SBS (Peter R. de Vries) de met een verborgen camera in een Tbs kliniek gemaakte opnamen van en over de tot levenslang veroordeelde Koos H. niet mag uitzenden. Wel mag SBS de uit de contacten van Koos H. met een jeugdvriend verkregen informatie gebruiken in de komende uitzendingen van Peter R. de Vries en mag Koos H. (letterlijk) worden geciteerd. SBS behoeft ook de masterbanden van de opnamen niet af te geven. Dit is de uitkomst van het kort geding dat Koos H tegen SBS c.s. had aangespannen.
Mr. W. Tonkens - Gerkema
Partij(en)
Vonnis in kort geding van 9 april 2010
in de zaak van
[eiser],
verblijvende op de longstay afdeling van de Pompekliniek te Vught,
woonplaats kiezende te Amsterdam,
eiser bij dagvaarding van 2 april 2010,
advocaten mr. T. de Bont te Alkmaar en mr. P.P.C.M. Waarts te Amsterdam,
tegen
- 1.
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SBS BROADCASTING B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
- 2.
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ENDEMOL NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Aalsmeer,
gedaagden,
advocaten mr. J.A. Schaap en mr. J. van den Berg te Amsterdam.
1. De procedure
Ter terechtzitting van 2 april 2010 heeft eiser, hierna: [eiser], gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Ook van de daaraan voorafgaande sommatie van 1 april 2010 is een kopie aan dit vonnis gehecht. Gedaagden, hierna gezamenlijk ook SBS c.s. en afzonderlijk SBS en Endemol, hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Partijen hebben (een) productie(s) en pleitnota's in het geding gebracht. Na de openbare behandeling is de zitting achter gesloten deuren voortgezet op verzoek van [eiser] ter bespreking van zijn persoonlijke omstandigheden. Aan het verzoek van [eiser] om de gehele zitting met gesloten deuren te behandelen is niet voldaan, aangezien naar het oordeel van de voorzieningenrechter aan de privacybelangen van [eiser] door de deels besloten behandeling voldoende tegemoet is gekomen. Aan het verzoek van [eiser] om [persoon 1], de directeur van de inrichting waar [eiser] verblijft, tijdens het besloten gedeelte van de zitting te horen, is evenmin voldaan, aangezien het karakter van het kort geding zich in beginsel niet verdraagt met het horen van getuigen en/of deskundigen en SBS c.s., die bezwaar maakte tegen het horen van [persoon 1], niet meer in de gelegenheid zou zijn om een ‘tegendeskundige’ te doen horen. Om diezelfde reden is het [eiser] niet toegestaan om ter zitting nog een verklaring van een behandelaar over te leggen. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen. In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 2 april 2010 uitspraak gedaan uitsluitend met betrekking tot het gevraagde verbod van de voorgenomen uitzending van Peter R. de Vries van zondag 4 april 2010. In het tussenvonnis dienaangaande van 2 april 2010 is het gevraagde verbod geweigerd en is vermeld dat de beslissingen met betrekking tot de overige vorderingen en de (nadere) motivering zullen volgen op vrijdag 9 april 2010.
Ter openbare en besloten zitting waren aanwezig, voor zover hier van belang:
Aan de zijde van [eiser]: mr. Waarts en mr. De Bont, voornoemd. Tevens was aanwezig [persoon 1].
Aan de zijde van SBS c.s.: Peter R. de Vries, mr. B. Wendels, bedrijfsjurist van SBS, mr. G. Heeneman, bedrijfsjurist van Endemol, mr. Schaap en mr. Van den Berg, voornoemd.
2. De feiten
2.1.
[eiser], ook bekend als Koos H., is door het gerechtshof te 's‑Gravenhage op 14 oktober 1982 veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf, wegens het ontvoeren, misbruiken en vermoorden van drie meisjes. Zijn tegen die uitspraak gerichte cassatieberoep is door de Hoge Raad verworpen. Hij verblijft momenteel op de zogenoemde ‘longstay’-afdeling van een Tbs-kliniek. [eiser] heeft tijdens zijn berechting de bij de rechtbank en het gerechtshof te 's‑Gravenhage alle hem ten laste gelegde feiten ontkend.
2.2.
In 1983, toen het cassatieberoep van [eiser] nog liep, zijn met medewerking van [eiser] in het blad Panorama drie artikelen verschenen over de zaak waarbij ook foto's van [eiser] zijn geplaatst en dagboekfragmenten van [eiser] zijn aangehaald. De lezing van [eiser] was toen dat hij wel als medeplichtige bij de zaken betrokken is geweest, maar hij bleef bij zijn ontkenning de meisjes te hebben vermoord: ‘Vorige week verbrak Koos H. in Panorama zijn stilzwijgen. (…) ‘Ik heb straf verdiend, maar ik ben geen moordenaar’ zei hij.’ In die artikelen komt ook een brief voor van 9 juni 1977 van een (inmiddels overleden) rechter van de rechtbank te 's‑Gravenhage waarin deze [eiser] aanbiedt om rijlessen voor hem te regelen en die ook te betalen.
2.3.
In 1997 heeft [eiser] alsnog een bekentenis ter zake van de drie moorden afgelegd. Nadien is [eiser] overgeplaatst naar een Tbs-kliniek, op basis van artikel 13 Wetboek van Strafrecht, dat een dergelijke plaatsing mogelijk maakt, indien de psychische gesteldheid van een gedetineerde daartoe aanleiding geeft.
2.4.
In 2003 is aan de zaak van [eiser] een uitzending gewijd van het televisieprogramma Netwerk. In datzelfde jaar verscheen van de hand van de voormalige hoofdredacteur van dagblad Het Parool, [persoon 2], het boek Zuidwal, dat eveneens als onderwerp heeft de misdrijven van [eiser], waaronder ook een aantal onopgeloste zaken waarmee hij in verband is gebracht, zoals de moord in 1980 op twee Zweedse meisjes. In het boek komt ook de kwestie met de rechter ter sprake en wordt uitdrukkelijk de vraag gesteld bij hoeveel onopgeloste moorden [eiser] mogelijk verder nog betrokken is.
2.5.
Eind maart 2010 heeft Peter R. de Vries, misdaadverslaggever van SBS, op zijn website (www.peterrdevries.nl/cover/unieke-verborgen-camera-actie-over seriemoordenaar-koos-h) bekend gemaakt dat ten behoeve van zijn televisieprogramma heimelijk (met een verborgen camera) opnamen van [eiser] zijn gemaakt in de Tbs-kliniek waar hij toen verbleef. De opnamen zijn gemaakt tijdens acht bezoeken door een jeugdvriend van [eiser], [persoon 3] (verder: [persoon 3]), aan [eiser]. Uit mededelingen op deze website blijkt dat de opnamen en/of daaruit verkregen informatie zullen worden gebruikt in de uitzendingen van Peter R. de Vries van 4, 11 en 18 april 2010. Endemol is de producent van het programma van Peter R. de Vries.
2.6.
Bij brief van 1 april 2010 heeft (de raadsman van) [eiser] SBS c.s. (onder meer) gesommeerd tot afgifte van al het materiaal dat op hem betrekking heeft en is verkregen door middel van de verborgen camera actie met behulp van [persoon 3]; tot het annuleren van de voorgenomen uitzending waarin gebruik wordt gemaakt van dat beeldmateriaal en het verwijderen van de op [eiser] betrekking hebbende beelden van de website. SBS c.s. heeft aan die sommatie niet voldaan.
2.7.
In het tussenvonnis van 2 april 2010 is het verbod op de voorgenomen uitzending van 4 april 2010 afgewezen, op grond van de volgende overweging:
‘Met betrekking tot de voorgenomen uitzending (…) heeft SBS c.s. bij monde van Peter R. de Vries het volgende verklaard. In die uitzending zullen de zonder toestemming van [eiser] gemaakte beeld- en/of geluidsopnamen niet worden vertoond. Ook zal daarin niet worden geciteerd, direct noch indirect, uit de op die beelden of geluidsopnamen voorkomende concrete uitlatingen van [eiser]. Gelet op deze verklaring en in het licht van de overige omstandigheden van dit geval, wordt geoordeeld dat voorshands niet aannemelijk is dat het uitzenden van deze aflevering van Peter R. de Vries een zodanige onrechtmatige schending van de persoonlijke levenssfeer van [eiser] zal opleveren dat die tot rechterlijk ingrijpen noopt. Voor een verbod tot uitzending bestaat dan ook thans geen grond.’
3. Het geschil
3.1.
[eiser] vordert bij dagvaarding, op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van SBS c.s. in de proceskosten:
- I.
veroordeling van SBS c.s. tot afgifte van de uitzendbanden/mastertapes en alle overige in het bezit zijnde band- en beeldopnamen van of over [eiser], alsmede van alle informatie afkomstig van [eiser] en verkregen door middel van de opnamen en/of contacten voortspruitende uit [eiser] contacten met [persoon 3] zonder behoud van kopieën, binnen 2 uur na het te wijzen vonnis;
- II.
SBS c.s. te verbieden zonder voorafgaande toestemming van [eiser] enig beeld en/of auditief materiaal dan wel citaten of andere informatie uit voornoemde vertrouwelijke communicatie tussen [eiser] en [persoon 3], al dan niet afkomstig uit de geheime opnamen, uit te zenden of anderszins openbaar te maken, en voorts te verbieden enige informatie afkomstig uit de opnamen te openbaren, te gebruiken of te bezigen;
- III.
SBS c.s. te verbieden enig beeld- en auditief materiaal over [eiser], voor zover niet gemaakt in het kader van de gewone nieuwsgaring, zonder het volledig onherkenbaar maken van [eiser], openbaar te maken of te verspreiden.
3.2.
[eiser] heeft zijn vordering, samengevat, als volgt toegelicht. [persoon 3] is een jeugdvriend van [eiser] met wie hij een vertrouwelijke band had. Hij was dan ook in eerste instantie verheugd dat deze contact met hem opnam. Er is correspondentie geweest en [persoon 3] is acht keer bij [eiser] op bezoek geweest. [eiser] was zich er uiteraard niet van bewust dat [persoon 3] de vertrouwelijke correspondentie naar buiten zou brengen en dat de gesprekken in het geheim werden opgenomen. Hij behoefde daar ook niet op bedacht te zijn, aangezien het ten strengste verboden is om apparatuur waarmee dergelijke opnamen kunnen worden gemaakt de inrichting binnen te brengen. Uit de website van Peter R. de Vries blijkt dat [eiser] met [persoon 3] heeft gesproken over nog niet openbare details van de strafbare feiten waarvoor [eiser] is veroordeeld, over mogelijk onopgeloste misdrijven waarvan [eiser] kennis draagt en over eventuele misstanden in de kliniek. Het belang van [eiser] verzet zich ertegen dat deze vertrouwelijke informatie openbaar wordt gemaakt. [eiser] beroept zich op het in artikel 8 van het EVRM (Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden) neergelegde recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer en op zijn portretrecht. Volgens [eiser] zijn de aangekondigde uitzendingen schadelijk voor zijn behandeling in de Tbs-kliniek en zullen deze kunnen leiden tot een inhumane tenuitvoerlegging van zijn verdere detentie. Na het bekend worden van deze affaire is [eiser] overgeplaatst, heeft hij (tijdelijk) in een separeercel moeten verblijven, heeft hij geen tv (meer) en is hij inmiddels geheel verstoken van zijn toch al zeer spaarzame sociale contacten. [eiser] heeft er ook een groot belang bij dat beeld- en geluidsopnamen waarop hij herkenbaar is, niet verder in de openbaarheid komen. Hij ziet er thans anders uit dan op de indertijd van hem verspreide portretten. Ook binnen de inrichting komt hij hem onbekende personen tegen waarbij het aan hem is of hij zijn identiteit wil prijsgeven of niet. Het belang van SBS c.s. bij openbaarmaking weegt niet op tegen de belangen van [eiser] bij een verbod daarvan. Het gaat hier immers om feiten waarvoor [eiser] onherroepelijk tot levenslange gevangenisstraf is veroordeeld. Voor zover het over onopgeloste misdrijven gaat zijn deze vermoedelijk al verjaard en bovendien heeft [eiser] daarover al verklaringen afgelegd bij de opsporingsinstanties. Er valt dan ook niet in te zien welk maatschappelijk belang er is gediend met een verdere uitdieping van de feiten. Elk belang, behalve dat van entertainment en geldelijk gewin, ontbreekt.
3.3.
SBS c.s. heeft tegen de vordering verweer gevoerd, welk verweer hierna, voor zover van belang, nader zal worden besproken.
4. De beoordeling
4.1.
Door de voorgenomen uitzendingen op 4,11 en 18 april 2010 is het spoedeisend belang van [eiser] gegeven.
4.2.
SBS c.s. heeft bezwaar gemaakt tegen de inhoud van de dagvaarding, nu de daarin opgenomen vorderingen veel verder gaan dan die in de op 1 april 2010 verzonden sommatie en SBS c.s. onvoldoende tijd heeft gehad om haar verweer tegen de gewijzigde vordering te kunnen voorbereiden. Aan dat bezwaar wordt voorbijgegaan. In dit vonnis zullen alle in de dagvaarding genoemde vorderingen worden behandeld. Nu het feitencomplex waarop deze vorderingen zijn gestoeld hetzelfde is als dat waarop de sommatie is gegrond en gezien het verdere verloop van de procedure, wordt SBS c.s. geacht daardoor niet in haar processuele belangen te zijn geschaad. Bovendien ligt de korte voorbereidingstijd mede aan SBS c.s. zelf, nu de uitzendingen op zeer korte termijn gepland zijn en niet aan (de raadslieden van) [eiser] (tijdig) tevoren zijn aangekondigd.
4.3.
Toewijzing van de vorderingen van [eiser] zou een beperking inhouden van het in artikel 10 lid 1 EVRM vastgelegde recht op vrijheid van meningsuiting, waaronder is begrepen de persvrijheid. Een dergelijke beperking is ingevolge artikel 10 lid 2 EVRM slechts toegestaan, indien deze bij de wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving ter bescherming van de in artikel 10 lid 2 EVRM genoemde belangen, waaronder de bescherming van de goede naam of rechten van anderen. Daarnaast dient een dergelijke beperking proportioneel te zijn.
4.4.
Bij de beantwoording van de vraag of aan de onder 4.3 genoemde voorwaarden voor een beperking van de uitingsvrijheid is voldaan, dienen de wederzijdse belangen te worden afgewogen. Het belang van SBS c.s. is dat zij zich in het openbaar kritisch, informerend, opiniërend en waarschuwend moet kunnen uitlaten over misstanden die de samenleving raken en dat zij nieuwsfeiten naar buiten moet kunnen brengen. Het belang van [eiser] is erin gelegen dat zijn persoon niet lichtvaardig wordt blootgesteld aan voor hem ongewenste publiciteit omtrent zijn privé-gegevens en privé-situatie en dat de tenuitvoerlegging van zijn detentie op humane wijze kan blijven geschieden. Bij het oordeel over de vraag welk van deze belangen in dit geval zwaarder weegt, zullen alle relevante omstandigheden worden betrokken.
4.5.
Niet in geschil is dat de opnamen die hier in het geding zijn, tot stand zijn gekomen zonder medeweten en toestemming van [eiser] en de (directie en medewerkers van de) Tbs-kliniek. Ook is niet in geschil dat de opnamen een inbreuk vormen op de persoonlijke levenssfeer van [eiser] en dat [eiser], ook al is hij tot levenslange gevangenisstraf veroordeeld, evengoed recht heeft op de bescherming daarvan.
4.6.
SBS c.s. heeft in haar verweer de nadruk gelegd op de maatschappelijke belangen die volgens haar zijn gediend met de voorgenomen uitzendingen, de grote nieuwswaarde ervan en de ernstige misstanden die daarbij aan de orde (zullen) komen. Zij heeft aangevoerd dat de uitzendingen met name nieuws zullen bevatten over een aantal onopgeloste misdrijven waarmee [eiser] destijds ook al in verband is gebracht, over de rol die een rechter heeft gespeeld in dit dossier — wat destijds ook is beschreven in de Panorama artikelen en in het boek Zuidwal, maar tot op heden in de doofpot zou zijn gestopt — en over de omstandigheden in de Tbs-kliniek, waarin veroordeelden over porno blijken te beschikken. Daarnaast is de uitzending van belang voor de maatschappelijke discussie over proefverloven in het kader van Tbs en re-integratie van veroordeelden voor ernstige misdrijven in het algemeen. Volgens SBS c.s. heeft [eiser] in 1997 de moorden alsnog bekend om in een Tbs-kliniek te kunnen komen, met het oog op een mogelijk (proef)verlof of gratie in de toekomst. [eiser] zou in 2003 al een eerste verzoek voor begeleid verlof hebben ingediend. Niet alleen het publiek, maar zeker ook de nabestaanden van de slachtoffers van de (al dan niet opgeloste) misdrijven van [eiser], hebben in de visie van SBS c.s. een groot belang bij de openbaarmaking van de (inhoud van de) gesprekken met [eiser], omdat de onthullingen die hij daarin heeft gedaan antwoord kunnen geven op tal van tot dusver onbeantwoorde vragen en omdat daaruit duidelijk blijkt hoe gevaarlijk [eiser] nog steeds is.
4.7.
[eiser] gaat ervan uit dat het heimelijk opnemen van de gesprekken die hij in vertrouwen met een jeugdvriend heeft gevoerd, gezien de verdere omstandigheden van het geval een algeheel uitzendingsverbod rechtvaardigt. SBS c.s. mag volgens [eiser] niets openbaar maken van hetgeen zij via [persoon 3] te weten is gekomen. Dit blijkt met name uit het gevorderde onder II, dat erop neerkomt dat SBS c.s. in het geheel niet mag verwijzen naar de uit de contacten tussen [eiser] en [persoon 3] verkregen informatie en daaraan geen enkele aandacht mag besteden.
Een zo vergaande voorziening kan niet worden getroffen. Daardoor zou de uitingsvrijheid te ver worden ingeperkt. Een dermate vergaand verbod kan de toets van artikel 10 lid 2 EVRM niet doorstaan. De uit de contacten verkregen informatie heeft betrekking op gebeurtenissen die de samenleving ernstig hebben geschokt, op misdrijven die nimmer zijn opgehelderd en die de gemoederen, ook jaren na de veroordeling van [eiser] nog steeds bezig houden. De verschijning van het boek Zuidwal en de uitzending van Netwerk in 2003 zijn in dat opzicht illustratief. Anders dan [eiser] heeft betoogd, is wel degelijk aannemelijk dat de uit de gesprekken met [eiser] verkregen informatie een bijdrage kan vormen aan het publieke debat en een nieuw licht kan werpen op de misdrijven waarvoor hij is veroordeeld, op onopgeloste misdrijven waarbij hij (mogelijk) betrokken is geweest, op misstanden in de Tbs-kliniek waarin hij verblijft of daarmee samenhangende onderwerpen, hiervoor genoemd onder 4.6. Daarnaast is aannemelijk dat de betrokken informatie niet op andere wijze dan via de heimelijke registratie van vertrouwelijke gesprekken boven water heeft kunnen komen. Al deze omstandigheden in aanmerking genomen, wegen de belangen van [eiser] bij bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer en bij de verdere humane tenuitvoerlegging van zijn detentie, in dit geval niet op tegen de belangen bij openbaarmaking van deze informatie, ondanks de gehanteerde methode bij het vergaren daarvan.
4.8.
Uit het voorgaande vloeit voort dat de vordering als vermeld onder II, voor zover niet specifiek betrekking hebbend op het beeld- en auditief materiaal van en over [eiser] zelf, waarover hierna meer, niet kan worden toegewezen. SBS c.s. mag de uit de contacten tussen [eiser] en [persoon 3] (de voorzieningenrechter heeft begrepen dat dit niet alleen de acht heimelijk opgenomen gesprekken zijn, maar dat ook een briefwisseling heeft plaatsgevonden) verkregen informatie gebruiken, zij mag zelfs [eiser] letterlijk citeren en zijn brieven in beeld brengen.
4.9.
Dat het SBS c.s. in beginsel is toegestaan de door haar verkregen informatie naar buiten te brengen, betekent echter niet dat SBS c.s. geen grenzen in acht dient te nemen, met het oog op de bescherming van de rechten van [eiser]. De manier waarop de informatie is verkregen is een omstandigheid die bij de beoordeling daarvan zal worden meegewogen. [eiser] heeft terecht gesteld dat hij op geen enkele wijze beducht hoefde te zijn dat in de beslotenheid van de kliniek gesprekken die hij op vertrouwelijke wijze dacht te voeren met een jeugdvriend, zouden worden opgenomen.
4.10.
[eiser] heeft, bij monde van zijn raadslieden, afgezien van de vraag of de inhoud van de gesprekken naar buiten zou mogen komen, ook ernstige bezwaren geuit tegen het uitzenden van opnamen zelf, waarbij hij herkenbaar in beeld wordt gebracht, waarop zijn leefomgeving te zien is en/of waarop zijn stem te horen valt.
Tegen de achtergrond van het hanteren van de verborgen camera in de besloten kliniek, die tevens de woon- en behandelomgeving is van [eiser], waarin hij mocht verwachten tot op zekere hoogte in zijn privacy beschermd te zijn, is onder de geschetste omstandigheden een dergelijke aantasting van zijn persoonlijke levenssfeer niet gerechtvaardigd. Voldoende aannemelijk is dat uitzending van de opnamen een negatieve invloed kan hebben op de wijze van tenuitvoerlegging van zijn straf, de mogelijke behandeling van zijn psychische problemen en de bejegening door medegedetineerden. Voor zover hij herkenbaar in beeld komt vormt uitzending van de beelden tevens een schending van het portretrecht van [eiser]. Op grond van het voorgaande heeft [eiser] een redelijk belang heeft om zich daartegen te verzetten. Al met al wegen deze belangen van [eiser] dermate zwaar, dat een verbod tot het uitzenden van de opnamen zelf gerechtvaardigd wordt geacht. Het belang dat SBS c.s. heeft aangevoerd om de opnamen met herkenbare beelden van [eiser] wel uit te zenden, zodat de kijkers zelf (de mimiek van) [eiser] kunnen zien om te kunnen oordelen over zijn geloofwaardigheid, weegt daar niet tegen op. SBS mag [eiser] letterlijk citeren; dat moet voldoende zijn.
De vordering van [eiser] zoals geformuleerd onder II zal dan ook in zoverre worden toegewezen dat SBS c.s. geen enkel onderdeel van de band- en beeldopnamen gemaakt in de kliniek mag uitzenden of anderszins openbaar mag maken. Omdat SBS c.s. naast die opnamen kennelijk ook nog over ander beeldmateriaal beschikt, zal de vordering van [eiser] zoals vermeld onder III eveneens worden toegewezen. Dit betekent dat het SBS c.s. ook niet is toegestaan de portretten van [eiser] die op de website van Peter R. de Vries te zien zijn verder openbaar te maken, aangezien niet is gesteld of gebleken dat deze in het kader van de gewone nieuwsgaring zijn gemaakt, maar kennelijk ook door tussenkomst van [persoon 3] in het bezit van SBS c.s. zijn gekomen.
4.11.
Met de gedeeltelijke toewijzing van de vordering onder II en de toewijzing van de vordering onder III, waarbij onder het verbod uitdrukkelijk ook valt het uitzenden van geluidsmateriaal waarop [eiser] herkenbaar te horen is, wordt geacht aan de belangen van [eiser] voldoende tegemoet te zijn gekomen. Voor het daarnaast nog toewijzen van de vordering weergegeven onder I tot afgifte van al het beeld- en geluidsmateriaal en van alle informatie afkomstig van [eiser] en verkregen door middel van de opnamen en/of contacten met [persoon 3], zonder behoud van kopieën, bestaat voorshands onvoldoende grond. Een noodzaak daartoe wordt in het licht van de wederzijdse belangen thans niet aanwezig geacht.
4.12.
De dwangsom zal worden gematigd, als volgt.
4.13.
Nu partijen over en weer in het (on-)gelijk worden gesteld worden de proceskosten gecompenseerd, als na te melden.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1.
Verbiedt gedaagden zonder voorafgaande toestemming van [eiser] (enig onderdeel van) de heimelijke beeld- en geluidsopnamen van of over [eiser], gemaakt in de kliniek, uit te zenden of anderszins openbaar te maken.
5.2.
Verbiedt gedaagden enig andere beeld- en geluidsopnamen van of over [eiser], voor zover niet gemaakt in het kader van gewone nieuwsgaring, zonder volledig onherkenbaar maken van eiser, uit te zenden of anderszins openbaar te maken.
5.3.
Bepaalt dat gedaagden, hoofdelijk, een dwangsom verbeuren van € 15.000,- voor iedere overtreding van de onder 5.1 en/of onder 5.2 genoemde verboden.
5.4.
Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
5.5.
Compenseert de proceskosten aldus, dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.
5.6.
Wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Tonkens - Gerkema, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Balk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2010.