Einde inhoudsopgave
Wet op het onderwijstoezicht
Artikel 4 Uitgangspunten voor de taakuitoefening
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2017
- Bronpublicatie:
08-04-2016, Stb. 2016, 179 (uitgifte: 20-05-2016, kamerstukken: 33862)
- Inwerkingtreding
01-07-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-04-2016, Stb. 2016, 179 (uitgifte: 20-05-2016, kamerstukken: 33862)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De inspectie verricht haar taken met inachtneming van de vrijheid van onderwijs.
2.
De inspectie verricht haar taken op zodanige wijze dat instellingen niet meer worden belast dan voor een zorgvuldige uitoefening van het toezicht noodzakelijk is.
3.
De intensiteit van de taakuitoefening is afhankelijk van de kwaliteit van het onderwijs, van de wijze waarop de professionaliteit van de instelling en het bestuur is gewaarborgd, van de mate van naleving van wettelijke voorschriften en, voor zover deze wordt bekostigd uit 's Rijks kas, van de financiële situatie van de instelling.
4.
De taakuitoefening van de inspectie is er mede op gericht betrokkenen te informeren over de ontwikkeling, in het bijzonder van de kwaliteit, van het onderwijs.