Einde inhoudsopgave
Elektriciteitswet 1998
Artikel 26a
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2004
- Bronpublicatie:
01-07-2004, Stb. 2004, 328 (uitgifte: 01-01-2004, kamerstukken: 29372)
22-06-2000, Stb. 2000, 305 (uitgifte: 20-07-2000, kamerstukken: 26463)
- Inwerkingtreding
01-07-2004
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-07-2004, Stb. 2004, 328 (uitgifte: 01-01-2004, kamerstukken: 29372)
01-07-2004, Stb. 2004, 328 (uitgifte: 13-07-2004, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
Energierecht (V)
1.
Een netbeheerder hanteert voorwaarden die redelijk, objectief en niet discriminerend zijn.
2.
Voorwaarden als bedoeld in de artikelen 236 en 237 van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek worden vermoed niet redelijk te zijn.
3.
Een voorwaarde is redelijk, wanneer dit blijkt uit de aard, inhoud of wijze van totstandkoming van de betrokken voorwaarde.
4.
Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing op een afnemer, bedoeld in artikel 95a, eerste lid.
5.
De artikelen 236 en 237 van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek zijn mede van toepassing op voorwaarden in overeenkomsten met afnemers als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, die rechtspersoon zijn of handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf.