Einde inhoudsopgave
Wet educatie en beroepsonderwijs
Artikel 3.1.5 Aanwijzing
Geldend
Geldend vanaf 01-08-2023
- Bronpublicatie:
07-06-2023, Stb. 2023, 212 (uitgifte: 21-06-2023, kamerstukken: 35920)
- Inwerkingtreding
01-08-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-06-2023, Stb. 2023, 213 (uitgifte: 21-06-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
1.
Onze Minister kan het bevoegd gezag een aanwijzing tot het nemen van een of meer maatregelen geven, indien sprake is van wanbeheer.
2.
Onder wanbeheer wordt verstaan:
- a.
financieel wanbeleid;
- b.
het in ernstige mate of langdurig nalaten om, in ieder geval in strijd met de artikelen 1.3.6 en 1.3.6a, maatregelen te treffen die noodzakelijk zijn voor het waarborgen van de kwaliteit en de goede voortgang van het onderwijs, waaronder de deugdelijke afsluiting daarvan;
- c.
het door een bestuurder of toezichthouder ongerechtvaardigd verrijken van het bevoegd gezag, zichzelf of een derde;
- d.
het in de hoedanigheid van bestuurder of toezichthouder handelen in strijd met wettelijke bepalingen waardoor financieel voordeel wordt behaald ten gunste van het bevoegd gezag, zichzelf of een derde;
- e.
het in ernstige mate verwaarlozen van de zorg voor wat door redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd in de omgang met betrokkenen binnen de instelling, waaronder in ieder geval wordt verstaan intimidatie of bedreiging van personeel of studenten door een bestuurder of toezichthouder.
3.
Onze Minister motiveert in de aanwijzing waarom het doel van de aanwijzing niet met een minder zwaar middel kan worden bereikt
4.
De aanwijzing vermeldt de termijn waarbinnen zij moet worden uitgevoerd.
5.
Voordat Onze Minister een aanwijzing geeft heeft de inspectie een onderzoek als bedoeld in artikel 11 of artikel 15 van de Wet op het onderwijstoezicht verricht en daarover een inspectierapport uitgebracht als bedoeld in artikel 20, eerste lid, van de Wet op het onderwijstoezicht, waaruit volgt dat sprake is van wanbeheer als bedoeld in het tweede lid.