Rb. Amsterdam, 17-09-2013, nr. 13.737.587-13
ECLI:NL:RBAMS:2013:5992
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
17-09-2013
- Zaaknummer
13.737.587-13
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2013:5992, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 17‑09‑2013; (Eerste aanleg - meervoudig, Raadkamer)
Uitspraak 17‑09‑2013
Inhoudsindicatie
EAB Polen, executie. Artikel 6-2 jo 6-5 OLW. Onafgebroken rechtmatig verblijf. Het tijdig en gedocumenteerd aantonen van de onafgebroken duur en de rechtmatigheid van het verblijf van de opgeëiste persoon is de verantwoordelijkheid van de verdediging. Objectieve stukken ter onderbouwing van het verblijf dienen tijdig, voor de zitting, alsmede overzichtelijk en op chronologische volgorde te worden overgelegd.
Partij(en)
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13.737.587-13
RK nummer: 13/4131
Datum uitspraak: 17 september 2013
TUSSEN
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 25 juni 2013 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 3 april 2013 door de Deputy Head of the 3rd Criminal Division, judge of the Circuit Law Court in Świdnica (Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëist persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [1977],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en verblijvend op het adres [GBA-adres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.
1. Procesgang
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 3 september 2013. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. R. Malewicz, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er vanwege haar volle agenda niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.
2. Identiteit van de opgeëiste persoon
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.
3. Grondslag en inhoud van het EAB
In het EAB wordt melding gemaakt van een viertal onherroepelijke vonnissen, te weten:
een vonnis van the District Law Court of Wałbrzych van 15 december 2006, zaaknummer X K 1502/06;
een vonnis van the District Law Court of Wałbrzych van 4 juli 2006, zaaknummer X K 2006/05;
een vonnis van the District Law Court of Wałbrzych van 29 december 2004, zaaknummer X K 2459/04;
een vonnis van the District Law Court of Wałbrzych van 3 april 2007, zaaknummer X K 263/07.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen voor de duur van
twee jaren;
één jaar;
één jaar en zes maanden;
zes maanden,
door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat.
Van deze straffen resteert volgens het EAB nog:
één jaar, elf maanden en 26 dagen;
één jaar;
één jaar en zes maanden;
vier maanden en 20 dagen.
De vrijheidsstraffen zijn aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemde vonnissen.
Deze vonnissen betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
4. Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6, tweede lid juncto vijfde lid, OLW
Door de verdediging is bepleit, kort weergegeven, dat de overlevering moet worden geweigerd op grond van artikel 6, tweede lid, OLW in samenhang met het vijfde lid van dat artikel. In dat verband heeft de verdediging betoogd dat de opgeëiste persoon, die een EU-onderdaan is, reeds vijf jaar onafgebroken rechtmatig in Nederland verblijft. Ter onderbouwing van dit betoog heeft de verdediging ter zitting aangeboden om de ordner, waarin zich alle documenten zouden bevinden die de onafgebroken duur en rechtmatigheid van zijn verblijf in Nederland onderbouwen, te laten zien.
De officier van justitie heeft het standpunt van de verdediging gemotiveerd betwist en tot verwerping van het verweer geconcludeerd. De overlevering van de opgeëiste persoon kan worden toegestaan, aldus de officier van justitie.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon sinds 3 januari 2008 onafgebroken in de Gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven. In het kader van het beroep op de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6, tweede lid juncto vijfde lid, OLW, is de rechtbank eerst ter zitting geconfronteerd met - mogelijk - van belang zijnde stukken ter onderbouwing van het gestelde onafgebroken rechtmatig verblijf van de opgeëiste persoon in Nederland, gedurende de afgelopen vijf jaar. De rechtbank heeft de ordner met documenten, die de opgeëiste persoon ter zitting bij zich had, niet ingezien.
De rechtbank ziet zich thans voor de vraag gesteld of de zaak ambtshalve moet worden heropend onder gelijktijdige aanhouding, teneinde de opgeëiste persoon in de gelegenheid te stellen de onafgebroken duur en rechtmatigheid van zijn verblijf met objectieve stukken te onderbouwen.
De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en legt aan dit oordeel de volgende overwegingen ten grondslag.
In beginsel moeten stukken die ter onderbouwing dienen van het gestelde onafgebroken rechtmatig verblijf in Nederland voorafgaand aan de zitting over worden gelegd. Uit de rechtspraak van deze rechtbank volgt immers dat de opgeëiste persoon om met een Nederlander te kunnen worden gelijkgesteld gedurende vijf jaar onafgebroken rechtmatig in Nederland moet hebben verbleven, waarbij voor de onafgebroken duur en de rechtmatigheid van het verblijf aansluiting wordt gezocht bij de bepalingen van Hoofdstuk 8, Afdeling 2, Paragraaf 2 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (zie onder meer: rb Amsterdam 21 februari 2012,LJN: BV7120; rb. Amsterdam 31 mei 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:5111; rb. Amsterdam 26 juli 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:5140). Naar het oordeel van de rechtbank ligt het dan ook op de weg van de verdediging om voor een tijdige onderbouwing zorg te dragen.
In de onderhavige zaak ziet de rechtbank echter aanleiding om nog eenmaal de opgeëiste persoon in de gelegenheid te stellen zijn standpunt inzake zijn verblijf in Nederland, nader te onderbouwen. Reden hiervoor is de recent (vanaf 25 juni 2013) gewijzigde koers van de rechtbank betreffende het in artikel 6, vijfde lid, OLW genoemde rechtsmachtvereiste. In het licht van die gewijzigde koers speelt meer dan voorheen de onderbouwing van de onafgebroken duur en rechtmatigheid van het verblijf van de opgeëiste persoon in Nederland een grote rol.
De rechtbank zal de behandeling van de zaak dan ook heropenen onder gelijktijdige aanhouding, teneinde de verdediging in de gelegenheid te stellen om alle stukken die ter onderbouwing van het verblijf van de opgeëiste persoon in Nederland dienen, te overleggen. De rechtbank hecht er zeer veel waarde aan dat de stukken overzichtelijk geordend en op chronologische volgorde over worden gelegd.
De rechtbank merkt voorts op dat de heropening de verdediging tevens in de gelegenheid stelt om in het Nederlands vertaalde stukken over te leggen die volgens de toelichting van de raadsman ter zitting zouden zien op de procedure die de opgeëiste persoon in Polen heeft gestart - met als doel om de intrekking van het EAB te bewerkstelligen - en waarop het subsidiair gevoerde verweer ziet.
De rechtbank overweegt ten slotte uitdrukkelijk het volgende.
Zoals hiervoor is overwogen, is het tijdig en gedocumenteerd aantonen van de onafgebroken duur en de rechtmatigheid van het verblijf van de opgeëiste persoon de verantwoordelijkheid van de verdediging. Onderhavige heropening en schorsing van het onderzoek doet niet af aan dat uitgangspunt.
5. Beslissing
HEROPENT en SCHORST het onderzoek voor onbepaalde tijd.
BEVEELT de oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving aan zijn raadsman.
BEVEELT de oproeping van een tolk in de Poolse taal.
Aldus gedaan door
mr. N.J. Koene, voorzitter,
mrs. J.O. Rutten en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y.M.E. Jurgens, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 17 september 2013.
De jongste rechter is buiten staat deze
uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.