Einde inhoudsopgave
Aanwijzingen voor de regelgeving
Officiële Toelichting
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2024
- Bronpublicatie:
20-06-2024, Stcrt. 2024, 20921 (uitgifte: 28-06-2024, regelingnummer: 3815813)
- Inwerkingtreding
01-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-06-2024, Stcrt. 2024, 20921 (uitgifte: 28-06-2024, regelingnummer: 3815813)
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Besluit (algemeen)
Staatsrecht / Wetgeving
Tweede lid. De bewindspersoon maakt in ieder geval eigener beweging opmerkingen, indien de bewindspersoon meent dat het initiatiefvoorstel op een of meer punten onverenigbaar is met materiële of procedurele verplichtingen die voortvloeien uit hoger recht. De bewindspersoon zet in het kader van diens inbreng uiteen dat en in welke zin het voorstel onverenigbaar is met hoger recht, en wat dit volgens de bewindspersoon betekent voor het initiatiefvoorstel.
Dit betekent bijvoorbeeld dat indien nog niet de ingevolge richtlijn (EU) 2018/958 verplichte evenredigheidsbeoordeling door het betrokken lid van de Tweede Kamer heeft plaatsgevonden ten aanzien van een initiatiefvoorstel dat een beperking van de toegang tot of de uitoefening van een gereglementeerd beroep omvat, de bewindspersoon deze onverenigbaarheid met die richtlijn vermeldt in diens inbreng. Zie ook aanwijzing 2.15.