Einde inhoudsopgave
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Artikel 16.3 Handhaving bewijzen van voldoende pedagogische en didactische voorbereiding
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2006
- Redactionele toelichting
Dit artikel is opnieuw ingevoegd. Oorspronkelijk artikel vervallen. Deze wijziging treedt in werking met ingang van de tweede dag na het tijdstip waarop de Reparatiewet OCW 2005 (17-11-2005, Stb. 697) in werking is getreden.
- Bronpublicatie:
12-05-2005, Stb. 2005, 276 (uitgifte: 01-01-2005, kamerstukken: 27848)
- Inwerkingtreding
01-01-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-12-2005, Stb. 2005, 696 (uitgifte: 01-01-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Naast de bewijzen van voldoende didactische voorbereiding die voor 1 augustus 1993 aan een hogeschool of voor 1 september 1993 aan een universiteit zijn verkregen, alsmede de verklaringen van voldoende didactische voorbereiding die op grond van artikel 54, vierde lid, of artikel 110a, vierde lid, van de Wet op het hoger beroepsonderwijs zijn verkregen, gelden als zodanig de op 31 juli 1986 bestaande bewijzen van voldoende pedagogische en didactische voorbereiding.