Richtlijn 86/653/EEG inzake de coördinatie van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake zelfstandige handelsagenten
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 20-01-1987
- Redactionele toelichting
De datum van publicatie is de datum van het Publicatieblad.
- Bronpublicatie:
18-12-1986, PbEG 1986, L 382 (uitgifte: 31-12-1986, regelingnummer: 86/653/EEG)
- Inwerkingtreding
20-01-1987
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-12-1986, PbEG 1986, L 382 (uitgifte: 31-12-1986, regelingnummer: 86/653/EEG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Vervoersrecht / Algemeen
EU-recht / Marktintegratie
Richtlijn van de Raad van 18 december 1986 inzake de coördinatie van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake zelfstandige handelsagenten
De Raad van de Europese Gemeenschappen,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 57, lid 2, en artikel 100,
Gezien het voorstel van de Commissie (1),
Gezien het advies van het Europese Parlement (2),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),
Overwegende dat de beperkingen van de vrijheid van vestiging en van het vrij verrichten van diensten voor de werkzaamheden van tussenpersonen in handel, industrie en ambacht bij Richtlijn 64/224/EEG (4) zijn opgeheven;
Overwegende dat de verschillen tussen de nationale wetgevingen op het gebied van de handelsvertegenwoordiging binnen de Gemeenschap de concurrentieverhoudingen en de uitoefening van het beroep aanzienlijk beïnvloeden en de mate waarin de handelsagenten in hun betrekkingen met hun principalen worden beschermd, evenals de zekerheid in het handelsverkeer, aantasten; dat voorts deze verschillen de totstandkoming en de werking van handelsagentuurovereenkomsten tussen een principaal en een handelsagent die in verschillende Lid-Staten zijn gevestigd, ernstig kunnen belemmeren;
Overwegende dat het goederenverkeer tussen de Lid-Staten moet plaatsvinden onder soortgelijke omstandigheden als binnen een enkele markt, hetgeen de onderlinge aanpassing van de rechtsstelsels van de Lid-Staten vereist, voor zover zulks voor de goede werking van de gemeenschappelijke markt noodzakelijk is; dat in dit verband de verwijzingsregels van het internationaal privaatrecht, zelfs indien zij zijn geünificeerd, de hierboven vermelde nadelen op het gebied van de handelsvertegenwoordiging niet opheffen, en dat daarom niet kan worden afgezien van de voorgestelde harmonisatie;
Overwegende ten dezen dat de rechtsbetrekkingen tussen de handelsagent en de principaal met voorgang moet worden behandeld;
Overwegende dat bij een harmonisatie op de weg van de vooruitgang van de wetgevingen van de Lid-Staten ten aanzien van de handelsagenten dient te worden uitgegaan van de beginselen van artikel 117 van het Verdrag;
Overwegende dat een langere overgangsperiode moet worden toegekend aan bepaalde Lid-Staten die zich een bijzondere inspanning moeten getroosten om hun voorschriften, met name betreffende de vergoeding na beëindiging van de overeenkomst tussen de principaal en de handelsagent, aan te passen aan de eisen van deze richtlijn,
Heeft de volgende richtlijn vastgesteld: