Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake de verkrijging van bewijs in het buitenland in burgerlijke en in handelszaken
Artikel 39 [Toetreding]
Geldend
Geldend vanaf 07-10-1972
- Bronpublicatie:
18-03-1970, Trb. 1979, 38 (uitgifte: 06-03-1979, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
07-10-1972
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-03-1970, Trb. 1979, 38 (uitgifte: 06-03-1979, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Internationaal privaatrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Elke Staat die niet vertegenwoordigd is geweest op de Elfde Zitting van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht en die lid is van deze Conferentie of van de Verenigde Naties of van een van haar gespecialiseerde organisaties, of die Partij is bij het Statuut van het Internationaal Gerechtshof, kan tot dit Verdrag toetreden nadat het overeenkomstig het eerste lid van artikel 38 in werking is getreden.
2.
De akte van toetreding dient te worden nedergelegd bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Nederland.
3.
Het Verdrag treedt voor een toetredende Staat in werking op de zestigste dag na de nederlegging van zijn akte van toetreding.
4.
De toetreding heeft slechts gevolg ten aanzien van de betrekkingen tussen de toetredende Staat en de Verdragsluitende Staten die verklaard hebben de toetreding te aanvaarden. Een zodanige verklaring wordt nedergelegd bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Nederland; dit Ministerie doet daarvan langs diplomatieke weg een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift aan elk der Verdragsluitende Staten toekomen.
5.
Tussen de toetredende Staat en de Staat die heeft verklaard de toetreding te aanvaarden treedt het Verdrag in werking op de zestigste dag na de nederlegging van de verklaring van aanvaarding.