Hof Arnhem-Leeuwarden, 23-12-2014, nr. 21-006203-13
ECLI:NL:GHARL:2014:10097
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
23-12-2014
- Zaaknummer
21-006203-13
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2014:10097, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 23‑12‑2014; (Hoger beroep)
Uitspraak 23‑12‑2014
Inhoudsindicatie
Veroordeling voor mensenhandel. Artikel 273f Wetboek van Strafrecht. Roemeense straatkrantverkopers in Friesland.
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006203-13
Uitspraak d.d.: 23 december 2014
TEGENSPRAAK
Promis
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 25 juni 2013 met parketnummer 17-880065-12 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1971],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 3 september 2013, 14 januari 2014, 11 december 2014 , het arrest van 28 januari 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot:
- -
veroordeling van verdachte ter zake de gehele tenlastelegging tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek van het voorarrest.
- -
toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde4] tot een bedrag van €18.480,--, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- -
de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot een bedrag van € 10.320,-- ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde5].
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door haar raadsman, mr. P.S.A. Bovens, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
1:dat [medeverdachte3] in of omstreeks de periode van 1 juli 2011 tot en met 23 december 2011 te [plaats], meermalen met [benadeelde4] (geboren op [1997]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde4], hebbende die [medeverdachte3] zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [benadeelde4] geduwd/gebracht; bij en/of tot het plegen van welk feit verdachte in of omstreeks de periode van 1 juli 2011 tot en met 23 december 2011 te [plaats] en/of elders in Nederland en/of in Roemenië opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid heeft verschaft, immers heeft verdachte ervoor gezorgd dat die [benadeelde4] en [medeverdachte3] een relatie met elkaar kregen en/of heeft/hebben de seksuele handelingen plaatsgevonden in de door verdachte en haar partner bewoonde woning en/of heeft verdachte deze handelingen laten plaatsvinden zulks terwijl op haar, een plicht tot ingrijpen rustte; (artikel 245 jo. 48 Wetboek van Strafrecht)
2:zij in of omstreeks de periode van 1 juli 2011 tot en met 23 december 2011 te Roemenië en/of [plaats] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
sub 1.- een vrouw/meisje [benadeelde4] (geboren op [1997]) door dwang en/of geweld en/of een of meer andere feitelijkheden of door dreiging met geweld of een of meer andere feitelijkheden en/of door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap had over die [benadeelde4], heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting van die [benadeelde4],
en/of
sub 2.- een vrouw/meisje [benadeelde4] (geboren op [1997]) heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [benadeelde4], terwijl deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt;
en/of
sub 4.- een vrouw/meisje [benadeelde4] (geboren op [1997]) met een van de onder sub 1 genoemde middelen heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten dan wel onder een of meer van de onder sub 1 genoemde omstandigheden enige handelingen heeft ondernomen waarvan zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [benadeelde4] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten,
en/of
sub 6.- opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van een vrouw/meisje [benadeelde4] (geboren op [1997]), immers heeft verdachte met een of meer van haar mededaders en/of alleen,
- -
die [benadeelde4] vanuit Roemenie (via Spanje) meegenomen naar Nederland en/of
- -
voor die [benadeelde4] geregeld dat zij de Herbergkrant kon gaan verkopen en/of
- -
die [benadeelde4] naar de verkooppunten van de straatkrant gebracht en/of
- -
telkens (een deel van) het door die [benadeelde4] verdiende geld aan hen laten afstaan en/of
- -
die [benadeelde4] telkens laten werken gedurende zes dagen per week buiten voor een winkel staande gedurende de openingstijden van de winkel en/of
- -
tegen die [benadeelde4] gezegd dat ze niks mocht kopen en/of die [benadeelde4] ook geen eten en drinken meegegeven en/of
- -
tegen die [benadeelde4] geschreeuwd dat ze niet genoeg geld verdiende en/of
- -
die [benadeelde4] allerlei huishoudelijke werkzaamheden laten verrichten zoals het schoonmaken van het huis, koken en de was doen en/of
- -
tegen die [benadeelde4] gezegd we zijn hier gekomen om geld te verdienen en/of
- -
die [benadeelde4] laten werken zulks terwijl ze ziek was en/of
- -
terwijl die [benadeelde4] de Nederlandse taal niet machtig was en/of onbekend was in Nederland en/of met de Nederlandse regels en/of wetten en/of gewoonten en/of gebruiken en/of bijna niemand in Nederland kende en/of aldus bewerkstelligd dat die [benadeelde4] van hen verdachten afhankelijk was;
(artikel 273 f lid 1 sub 2 en/of sub 6 en/of lid 2 en/of lid 3 sub 1 en/of sub 2 Wetboek van Strafrecht)
3:zij in de maand januari 2012 te [plaats] en/of elders in Nederland, opzettelijk mondeling zich jegens een persoon te weten [benadeelde1] (door tussenkomst van de moeder van die [benadeelde1]) heeft geuit, kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter of ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, zulks terwijl zij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat die verklaring zal worden afgelegd, immers heeft verdachte door tussenkomst van de moeder van die [benadeelde1], aan die [benadeelde1] de woorden toegevoegd:
- of hij aangifte heeft gedaan tegen haar echtgenoot en zoon en/of
- dat zij wil dat hij die aangifte gaat intrekken
- zulks terwijl die [benadeelde1] nog door een rechter commissaris zou worden gehoord;
(artikel 285a lid 1 Wetboek van Strafrecht)
4:zij in of omstreeks de periode van 1 december 2010 tot en met 7 februari 2012 te Roemenië en/of [plaats] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
sub 1.- een vrouw ([benadeelde5]) door dwang en/of geweld en/of een of meer andere feitelijkheden of door dreiging met geweld of een of meer andere feitelijkheden en/of door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap had over die [benadeelde5], heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting van die [benadeelde5],
en/of
sub 2.- een vrouw/ meisje [benadeelde5] (geboren op [1994]) heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting van die [benadeelde5], terwijl deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt
en/of
sub 4.- een vrouw ([benadeelde5]) met een van de onder sub 1 genoemde middelen heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten dan wel onder een of meer van de onder sub 1 genoemde omstandigheden enige handelingen heeft ondernomen waarvan zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [benadeelde5] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten,
en/of
sub 6.opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van een vrouw, ([benadeelde5]), immers heeft verdachte met een of meer van haar mededaders en/of alleen,
- tegen die [benadeelde5] gezegd dat zij in Nederland kranten zou gaan verkopen en/of dat ze hiermee tussen de 50 en 100 euro per dag zou gaan verdienen en/of
- een volmacht voor die [benadeelde5] geregeld waardoor ze mee kon naar Nederland en/of
- tegen de moeder van die [benadeelde5] gezegd dat alles goed zou komen en dat haar dochter bij een goede familie terecht zou komen en dat er goed voor haar zou worden gezorgd en/of
- die [benadeelde5] meegenomen naar Nederland en/of
- die [benadeelde5] ondergebracht in een gedeelde woning en/of
- die [benadeelde5] voorzien van kranten om te verkopen en/of haar instructies gegeven over de verkoop (onder meer dat ze opdringerig moest zijn en/of er armoedig gekleed uit moest zien) en/of
- haar in een auto naar verkooppunten gebracht en/of bepaald waar ze kranten moest gaan verkopen en/of
- die [benadeelde5] telkens laten werken buiten voor een winkel staande gedurende de openingstijden van de winkel en/of mocht die [benadeelde5] maar 5 minuten pauzeren waarbij zij op een bankje mocht zitten en/of waarbij ze maar 2 euro mocht uitgeven aan een lunch en/of
- die [benadeelde5] telkens gecontroleerd op de werkplek en gevraagd hoeveel ze had verdiend en/of
- telkens het door die [benadeelde5] verdiende geld aan haar en haar mededaders laten afstaan en/of
- die [benadeelde5] meermalen uitgescholden als ze niet genoeg had verdiend en/of
- die [benadeelde5] 6 dagen per week laten werken en/of
- die [benadeelde5] nauwelijks zelfstandig uit de woning laten gaan en/of
- die [benadeelde5] na een dag kranten verkoop alle voorkomende huishoudelijke werkzaamheden laten doen en/of
- die [benadeelde5] meermalen in het gezicht geslagen en/of met gebalde vuist in de ribben en/of maag en/of tegen de rug geslagen,
- die [benadeelde5] geen sleutel van de woning gegeven en/of
- terwijl die [benadeelde5] de Nederlandse taal niet machtig was en/of onbekend was in Nederland en/of met de Nederlandse regels en/of wetten en/of gewoonten en/of gebruiken en/of bijna niemand in Nederland kende en/of aldus bewerkstelligd dat die [benadeelde5] van hen verdachten afhankelijk was.
(artikel 273 f lid 1 sub 1 en/of sub 2 en/of sub 4 en/of sub 6 en/of lid 2 en/of lid 3 sub 1 Wetboek van Strafrecht)
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs
Ten aanzien van het onder 2 en 4 tenlastegelegde:
Verdachte en haar medeverdachten hebben aangeefsters [benadeelde4] en [benadeelde5] uit Roemenië meegenomen naar Nederland. Aangeefsters hebben in Nederland straatkranten verkocht en het huishouden voor verdachte en haar familie gedaan.
Verdachte wordt, onder andere, verweten dat zij zich ten aanzien van deze aangeefsters schuldig heeft gemaakt aan het delict mensenhandel, strafbaar gesteld bij artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht.
De wetgever omschrijft het delict mensenhandel als volgt:
Mensenhandel is kort gezegd het dwingen – in ruime zin – van mensen om zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of (seksuele) diensten of om eigen organen beschikbaar te stellen. Mensenhandel is (gericht op) uitbuiting. Bij de strafbaarstelling van mensenhandel staat het belang van het individu steeds voorop. Dat belang is het behoud van zijn of haar lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid. De staat dient strafrechtelijke bescherming te bieden tegen aantasting van het recht op die integriteit en vrijheid.
De Hoge Raad heeft in haar arrest van 27 oktober 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BI7099) - een zaak van illegale Chinese arbeiders werkzaam in Chinese horeca in Nederland- nadere invulling gegeven aan het begrip uitbuiting en heeft het volgende overwogen:
“De vraag of –en zo ja, wanneer – sprake is van uitbuiting in de zin van artikel 273a (oud) van het Wetboek van Strafrecht, is niet in algemene termen te beantwoorden, maar is sterk verweven met de omstandigheden van het geval. Daarbij komt in een geval als in casu onder meer betekenis toe aan de aard en duur van de tewerkstelling, de beperkingen die zij voor betrokkene meebrengt, en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald. Bij de weging van deze en andere relevante factoren dienen de in de Nederlandse samenleving geldende maatstaven als referentiekader te worden gehanteerd.”
Uit het arrest van de Hoge Raad van 6 juli 1999 (ECLI:NL:HR:1999:AB9475) blijkt dat de omstandigheid dat de slachtoffers vrijwillig betrokken zijn geraakt bij de werkzaamheden of reeds eerder deze werkzaamheden verrichten niet in de weg staat aan een veroordeling voor mensenhandel. Er kan sprake zijn van een uitbuitingssituatie indien de gedragingen van verdachte en/of haar medeverdachten ertoe strekken de slachtoffers te belemmeren in hun vrijheid met die werkzaamheden op te houden.
Ten aanzien van aangeefster [benadeelde4] blijkt uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen, onder meer, dat:
- -
zij geboren is op [1997];
- -
zij op dertienjarige leeftijd in Roemenië door haar moeder en verdachtegekoppeld/uitgehuwelijkt is aan [medeverdachte3] (zoon van verdachte; - verder te noemen; [medeverdachte3]);
- -
zij met [medeverdachte3] in juli 2011 via Spanje naar Nederland is gekomen;
- -
zij deel uitmaakte van de familie van verdachte;
- -
zij werd gedwongen om straatkranten te verkopen;
- -
zij al het verdiende geld af moest geven aan [medeverdachte1] (de man van verdachte en vader van [medeverdachte3]; - verder te noemen; [medeverdachte1]);
- -
zij is mishandeld door [medeverdachte3] en medeverdachte [medeverdachte4] (zoon van verdachte; verder te noemen; [medeverdachte4]);
- -
zij ook kranten moest verkopen als zij ziek was;
- -
zij na het verkopen van straatkranten in het huishouden moest werken;
- -
zij geen vrije dagen had;
- -
zij geen eten en drinken mee kreeg overdag;
- -
zij niets mocht kopen; ook geen eten en drinken;
- -
[medeverdachte1] tegen iedereen schreeuwde die niet genoeg geld verdiende.
Ten aanzien van aangever [benadeelde5] blijkt uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen, onder meer, dat:
- -
zij geboren is [1994];
- -
zij [medeverdachte4] (medeverdachte en zoon van verdachte) in december 2010 heeft ontmoet in Roemenië en vrijwel direct bij verdachte en haar familie is ingetrokken;
- -
zij de vriendin was van [medeverdachte4];
- -
[medeverdachte4] de volgende dag vertelde dat zij naar Nederland zouden vertrekken;
- -
toen ze naar Nederland vertrok wist ze dat ze kranten ging verkopen;
- -
eenmaal in Nederland, zij bang was en niet meer durfde te weigeren om kranten te gaan verkopen; bang om ruzie te krijgen en om geslagen te worden;
- -
zij bij verdachte en haar familie en andere krantenverkopers in huis woonde in Nederland;
- -
het kranten verkopen vanaf ongeveer 9 à 10 uur ’s ochtends tot half 7 à 7 uur ’s avonds duurde; 6 dagen in de week;
- -
[medeverdachte3] haar en de andere krantenverkopers naar de verkoopplaatsen bracht;
- -
zij met de opbrengst eten en drinken voor zichzelf kocht in de winkel;
- -
zij de rest van de opbrengst moest afdragen aan [medeverdachte1] en dat als het niet genoeg was hij nerveus en kwaad werd;
- -
zij heeft gezien dat [benadeelde4] is mishandeld door [medeverdachte4] en [medeverdachte3];
- -
[benadeelde4] en zij als enigen de huishouding deden en kookten en dat als ze het niet deden verdachte kwaad werd en tegen hen schreeuwde;
- -
[medeverdachte4] tussendoor controleerde tussendoor of ze wel genoeg kranten verkocht; als het te weinig was begon hij te schelden;
- -
hij ook geweld tegen haar gebruikte.
Naar het oordeel van het hof is bewezen dat aangeefsters [benadeelde4] en [benadeelde5] minderjarig waren ten tijde van de tenlastegelegde feiten en dat ten opzichte van hen sprake is geweest van dwang, geweld, dreiging met geweld, misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie door verdachte en haar medeverdachten.
Gelet op het vorenstaande hadden zij niet de vrijheid om zich te onttrekken aan het verkopen van straatkranten en het afstaan van de verdiensten aan verdachten. Als minderjarigen opgenomen en ingekapseld in de familie en de woning van verdachte had er juist voor hen gezorgd moeten worden door die familie. In plaats daarvan zijn zij door hen uitgebuit.
Het oogmerk van uitbuiting dient te worden bewezen voor zover het tenlastegelegde ziet op het bepaalde in artikel 273f, eerste lid, sub 1 en 2, van het Wetboek van Strafrecht.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat er sprake is geweest van het oogmerk van uitbuiting ten opzichte van de aangeefsters [benadeelde4] en [benadeelde5]. Oogmerk veronderstelt tenminste een noodzakelijkheidsbewustzijn van het gewenste gevolg/resultaat. Bij mensenhandel is dit gelegen in financieel gewin.
[benadeelde4] en [benadeelde5] moesten alle verdiensten afstaan aan verdachten (behalve de kosten voor eten en drinken overdag voor [benadeelde5]), zij werden gedwongen veel en lange werkdagen te maken en daarnaast ook de huishouding te doen en zij moesten de woning met vele anderen delen. Hieruit leidt het hof af dat verdachten het oogmerk hadden van uitbuiting van [benadeelde4] en [benadeelde5].
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
Aan verdachte is tenlastegelegd dat zij medeplichtig is aan een zedendelict doordat zij heeft nagelaten te beletten dat haar zoon [medeverdachte3] seks had met de veertienjarige [benadeelde4].
Ter terechtzitting van het hof heeft de raadsman van verdachte vrijspraak bepleit van dit feit omdat er geen sprake is geweest van enige passieve medeplichtigheid van verdachte.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Van medeplichtigheid door nalaten is alleen sprake indien op de betrokkene een plicht tot handelen rustte.
[benadeelde4] heeft verklaard dat zij sinds haar dertiende jaar een relatie had met de toen vijfentwintigjarige [medeverdachte3], waarbij zij leefden als man en vrouw.
[medeverdachte3] is de zoon van verdachte en medeverdachte [medeverdachte1] Vanaf juli 2010 hadden zij ook een seksuele relatie. Verdachte was bekend met deze relatie doordat zij in Roemenië betrokken is geweest bij het tot stand brengen van deze relatie. [benadeelde4] was in Roemenië door haar moeder aan de zorg van verdachte toevertrouwd. De moeder van [benadeelde4] had namelijk voor de duur van een jaar een machtiging afgegeven op basis waarvan [benadeelde4] met verdachte of [medeverdachte3] naar het buitenland mocht reizen. Zij wist ook dat [benadeelde4] een seksuele relatie met [medeverdachte3] had. Zij hadden samen een eigen slaapkamer in de woning van verdachte en [medeverdachte1] [benadeelde4] was feitelijk uitgehuwelijkt aan [medeverdachte3]
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat nu verdachte wist dat in haar woning een seksuele relatie bestond tussen haar vijfentwintigjarige zoon en een meisje van veertien jaar, dat door haar moeder aan de zorg van verdachte was toevertrouwd, op haar een rechtsplicht rustte om in te grijpen. Verdachte heeft nagelaten in te grijpen en derhalve acht het hof de tenlastegelegde medeplichtigheid bewezen.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van dit feit en heeft daartoe aangevoerd dat verdachte aan de moeder van [benadeelde1] (genaamd [moeder benadeelde1]) vriendelijk heeft verzocht of [benadeelde1] zijn verklaring wilde intrekken zonder daarbij bedreigingen te uiten.
De rechtbank heeft in haar vonnis hieromtrent het volgende overwogen:
“ De rechtbank leidt uit de door getuige [moeder benadeelde1] afgelegde verklaringen af dat verdachte telefonisch contact heeft gezocht met de in Roemenië woonachtige [moeder benadeelde1] en haar huilend heeft verzocht of zij haar zoon er toe wilde brengen om zijn aangifte in te trekken, omdat haar man en zoon waren gearresteerd en zij onschuldig waren. Voorts moest zij haar zoon een telefoonnummer door geven van [medeverdachte4] en hem vragen dit nummer te bellen.
De rechtbank overweegt allereerst dat artikel 285a Sr ook ziet op de beïnvloeding van een getuige om terug te komen op een eerder afgelegde verklaring dan wel die eerdere verklaring te wijzigen (zie HR 12 september 2006, LJN: AV6 188). De rechtbank overweegt voorts dat de Hoge Raad in zijn arrest van 14 september 2010, LJN: BM4212, heeft overwogen dat niet is vereist dat komt vast te staan dat van de zijde van de verdachte sprake is geweest van enige vorm van intimidatie jegens de in artikel 285a Sr bedoelde persoon. Het standpunt van de raadsman, luidende dat enkel een veroordeling op grond van artikel 285a Sr kan volgen indien sprake is van (geuite) bedreigingen, volgt de rechtbank dan ook niet. Ook op andere manieren kan een persoon mondeling beïnvloed worden en kan aldus sprake zijn van overtreding van artikel 285a Sr. Voorts oordeelt de rechtbank dat niet van belang is of de persoon door wiens tussenkomst wordt getracht een ander te beïnvloeden de uitlatingen al dan niet als bedreigend heeft ervaren.”
Het hof neemt het door de rechtbank overwogene over, voor zover hiervoor weergegeven, en maakt deze tot de zijne.
Na het vertrek van [benadeelde1] uit de woning van verdachte en de aangifte bij de politie van [benadeelde1], is hij meermalen door de familie van verdachte gebeld en heeft [medeverdachte1] hem daarbij telefonisch bedreigd. Vervolgens heeft [benadeelde1] zijn telefoon zo ingesteld dat oproepen vanaf de telefoons van verdachte en medeverdachten geweigerd werden, zodat zij hem niet langer konden bereiken. Verdachte heeft vervolgens het telefoonnummer van de moeder van [benadeelde1] achterhaald en geprobeerd door tussenkomst van de moeder van [benadeelde1] hem alsnog te bereiken en hem te bewegen zijn aangifte in te trekken.
Gelet op deze omstandigheden is het hof van oordeel dat verdachte door haar handelswijze heeft getracht om [benadeelde1] zodanig te beïnvloeden dat hij terug zou komen op zijn eerder afgelegde verklaring dan wel die eerdere verklaring zou wijzigen.
Het hof is van oordeel dat het onder 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen is.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1:dat [medeverdachte3] in de periode van 1 juli 2011 tot en met 23 december 2011 te [plaats], meermalen met [benadeelde4] (geboren op [1997]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde4], hebbende die [medeverdachte3] zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [benadeelde4] geduwd/gebracht;
tot het plegen van welk feit verdachte in de periode van 1 juli 2011 tot en met 23 december 2011 te [plaats] opzettelijk gelegenheid heeft verschaft, immers heeft verdachte ervoor gezorgd dat die [benadeelde4] en [medeverdachte3] een relatie met elkaar kregen en hebben de seksuele handelingen plaatsgevonden in de door verdachte en haar partner bewoonde woning en heeft verdachte deze handelingen laten plaatsvinden zulks terwijl op haar, een plicht tot ingrijpen rustte;
2:zij in de periode van 1 juli 2011 tot en met 23 december 2011 te [plaats], tezamen en in vereniging met anderen,
sub 1.- een vrouw/meisje [benadeelde4] (geboren op [1997]) door dwang en geweld en door dreiging met geweld of een of meer andere feitelijkheden en door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie, heeft gehuisvest en opgenomen met het oogmerk van uitbuiting,
en
sub 2.- een vrouw/meisje [benadeelde4] (geboren op [1997]) heeft gehuisvest en opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [benadeelde4], terwijl deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt;
en
sub 4.- een vrouw/meisje [benadeelde4] (geboren op [1997]) met een van de onder sub 1 genoemde middelen heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid
en
sub 6.- opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van een vrouw/meisje [benadeelde4] (geboren op [1997]), immers heeft verdachte met een of meer van haar mededaders,
- -
voor die [benadeelde4] geregeld dat zij de Herbergkrant kon gaan verkopen en
- -
die [benadeelde4] naar de verkooppunten van de straatkrant gebracht en
- -
telkens het door die [benadeelde4] verdiende geld aan hen laten afstaan en
- -
die [benadeelde4] telkens laten werken gedurende zes dagen per week buiten voor een winkel staande gedurende de openingstijden van de winkel en
- -
tegen die [benadeelde4] gezegd dat ze niks mocht kopen en die [benadeelde4] ook geen eten en drinken meegegeven en
- -
tegen die [benadeelde4] geschreeuwd dat ze niet genoeg geld verdiende en
- -
die [benadeelde4] allerlei huishoudelijke werkzaamheden laten verrichten zoals het schoonmaken van het huis, koken en de was doen en
- -
tegen die [benadeelde4] gezegd we zijn hier gekomen om geld te verdienen en
- -
die [benadeelde4] laten werken zulks terwijl ze ziek was
terwijl die [benadeelde4] de Nederlandse taal niet machtig was en onbekend was in Nederland en met de Nederlandse regels en wetten en gewoonten en gebruiken en bijna niemand in Nederland kende en aldus bewerkstelligd dat die [benadeelde4] van hen verdachten afhankelijk was;
3:zij in de maand januari 2012 in Nederland, opzettelijk mondeling zich jegens een persoon te weten [benadeelde1] (door tussenkomst van de moeder van die [benadeelde1]) heeft geuit, kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter of ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, zulks terwijl zij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat die verklaring zal worden afgelegd, immers heeft verdachte door tussenkomst van de moeder van die [benadeelde1], aan die [benadeelde1] de woorden toegevoegd:
- of hij aangifte heeft gedaan tegen haar echtgenoot en zoon en
- dat zij wil dat hij die aangifte gaat intrekken.
4:zij in de periode van 1 december 2010 tot en met 7 februari 2012 te Roemenië en [plaats], tezamen en in vereniging met anderen,
sub 1.- een vrouw ([benadeelde5]) door dwang en geweld en door dreiging met geweld of een of meer andere feitelijkheden en door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie, heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en opgenomen met het oogmerk van uitbuiting,
en
sub 2.- een vrouw/ meisje [benadeelde5] (geboren op [1994]) heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en opgenomen met het oogmerk van uitbuiting van die [benadeelde5], terwijl deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt
en
sub 4.- een vrouw ([benadeelde5]) met een van de onder sub 1 genoemde middelen heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid
en
sub 6.-opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van een vrouw, ([benadeelde5]), immers heeft verdachte met een of meer van haar mededaders,
- -
tegen die [benadeelde5] gezegd dat zij in Nederland kranten zou gaan verkopen en dat ze hiermee tussen de 50 en 100 euro per dag zou gaan verdienen en
- -
een volmacht voor die [benadeelde5] geregeld waardoor ze mee kon naar Nederland en
- -
tegen de moeder van die [benadeelde5] gezegd dat alles goed zou komen en dat haar dochter bij een goede familie terecht zou komen en dat er goed voor haar zou worden gezorgd en
- -
die [benadeelde5] meegenomen naar Nederland en
- -
die [benadeelde5] ondergebracht in een gedeelde woning en
- -
die [benadeelde5] voorzien van kranten om te verkopen en haar instructies gegeven over de verkoop (ondermeer dat ze opdringerig moest zijn en er armoedig gekleed uit moest zien) en
- -
haar in een auto naar verkooppunten gebracht en bepaald waar ze kranten moest gaan verkopen en
- -
die [benadeelde5] telkens laten werken buiten voor een winkel staande gedurende de openingstijden van de winkel en mocht die [benadeelde5] maar 5 minuten pauzeren waarbij zij op een bankje mocht zitten en waarbij ze maar 2 euro mocht uitgeven aan een lunch en
- -
die [benadeelde5] telkens gecontroleerd op de werkplek en gevraagd hoeveel ze had verdiend en
- -
telkens het door die [benadeelde5] verdiende geld aan haar en haar mededaders laten afstaan en
- -
die [benadeelde5] uitgescholden als ze niet genoeg had verdiend en
- -
die [benadeelde5] 6 dagen per week laten werken en
- -
die [benadeelde5] nauwelijks zelfstandig uit de woning laten gaan en
- -
die [benadeelde5] na een dag kranten verkoop alle voorkomende huishoudelijke werkzaamheden laten doen en
- -
die [benadeelde5] meermalen in het gezicht geslagen en met gebalde vuist in de ribben en maag en tegen de rug geslagen,
- -
die [benadeelde5] geen sleutel van de woning gegeven
terwijl die [benadeelde5] de Nederlandse taal niet machtig was en onbekend was in Nederland en met de Nederlandse regels en wetten en gewoonten en gebruiken en bijna niemand in Nederland kende en aldus bewerkstelligd dat die [benadeelde5] van hen verdachten afhankelijk was.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
medeplichtigheid aan met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen onder de omstandigheid dat de persoon ten aanzien van wie het feit wordt gepleegd de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk mondeling zich jegens een persoon uiten, kennelijk om diens vrijheid om een verklaring naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat die verklaring zal worden afgelegd.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft samen met medeverdachten misbruik gemaakt van de situatie van aangeefsters [benadeelde4], toen en thans nog minderjarig, en [benadeelde5], toen nog minderjarig, en heeft hen gedwongen te werken in Nederland. De arbeids- en leefomstandigheden waren niet goed en beide minderjarige meisjes konden zich hieraan niet onttrekken. Zij waren afhankelijk van verdachte en haar familie en moesten hun verdiensten afstaan.
Daarnaast heeft verdachte niet ingegrepen toen haar vijfentwintigjarige zoon in haar woning seks met de toen veertienjarige [benadeelde4] had, en is zij medeplichtig aan deze strafbare daad van haar zoon.
Verder heeft zij zich schuldig gemaakt aan het beïnvloeden van een getuige.
Het hof rekent verdachte deze feiten zwaar aan.
Uit het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 31 oktober 2014 blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld.
Het hof is met de rechtbank en de advocaat-generaal van oordeel dat deze feiten niet anders bestraft kunnen worden dan door een langdurige gevangenisstraf. Aan verdachte wordt een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren opgelegd.
De benadeelde partij [benadeelde5]
Slachtofferhulp Nederland heeft voor aangeefster [benadeelde5] een berekening gemaakt van de schade die door het onder 4 bewezenverklaarde handelen bij [benadeelde5] heeft veroorzaakt. [benadeelde5] heeft zelf geen vordering tot schadevergoeding ingediend.
Evenals de rechtbank ziet het hof aanleiding om ambtshalve de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [benadeelde5] op te leggen. Het hof volgt de berekening van de rechtbank inzake de materiële schade en stelt deze derhalve vast op € 7.920,--.
Het hof is van oordeel dat [benadeelde5] daarnaast immateriële schade heeft geleden en stelt deze schade vast op € 1.000,--.
Gelet op het vorenstaande legt het hof aan verdachte een schadevergoedingsmaatregel op (hoofdelijk) ten bedrage van € 8.920,-- ten behoeve van [benadeelde5], te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde4]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 20.280,00, bestaande uit € 5.280,00 materiële schade en € 15.000,00 immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 13.480,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 10.280,00, bestaande uit € 5.280,00 materiële schade en € 5.000,00 immateriële schade. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat er geen kosten van levensonderhoud van afgetrokken dienen te worden, nu [benadeelde4] als veertienjarige (opgenomen in de familie van verdachte) door verdachte en zijn familie onderhouden diende te worden in plaats van andersom.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
De benadeelde partij [benadeelde5]
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde5], een bedrag te betalen van € 8.920,00 (achtduizend negenhonderdtwintig euro) bestaande uit € 7.920,00 (zevenduizend negenhonderdtwintig euro) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 79 (negenenzeventig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 7 februari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 7 februari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde4]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde4] ter zake van het onder 1, 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 10.280,00 (tienduizend tweehonderdtachtig euro) bestaande uit € 5.280,00 (vijfduizend tweehonderdtachtig euro) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 23 december 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 23 december 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde4], een bedrag te betalen van € 10.280,00 (tienduizend tweehonderdtachtig euro) bestaande uit € 5.280,00 (vijfduizend tweehonderdtachtig euro) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 86 (zesentachtig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 23 december 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 23 december 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat daarmee haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee haar verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Aldus gewezen door
mr. L.J. Hofstra, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. T.M.L. Wolters, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis, griffier,
en op 23 december 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.