Renteaftrekbeperkingen in de vennootschapsbelasting
Einde inhoudsopgave
Renteaftrekbeperkingen in de VPB (FM nr. 119) 2006/3.2.1:3.2.1 Het systeem
Renteaftrekbeperkingen in de VPB (FM nr. 119) 2006/3.2.1
3.2.1 Het systeem
Documentgegevens:
Dr. J. van Strien, datum 20-10-2006
- Datum
20-10-2006
- Auteur
Dr. J. van Strien
- JCDI
JCDI:ADS589828:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vennootschapsbelasting (V)
Ondernemingsrecht / Jaarrekeningenrecht
Vennootschapsbelasting / Winstbepaling
Dividendbelasting / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Wel wijs ik op art. 10, lid 1, onderdeel d dat de reikwijdte van de uitzondering deelnemerschap aanzienlijk inperkt, zie hiervoor uitgebreid hoofdstuk 4.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In hoofdstuk 2 kwam het arrest HR 27 januari 1988, BNB 1988/217 al kort aan de orde. In dit arrest speelde de vraag wanneer er (fiscaalrechtelijk) sprake is van een lening en wanneer van kapitaal. Hoewel (variaties op) deze vraag reeds verschillende malen in de jurisprudentie aan de orde was (waren) geweest, viel er vóór BNB 1988/217 in de jurisprudentie geen helder vastomlijnd systeem te ontdekken ten aanzien van de kwalificatie van een geldverstrekking. Wel wordt uit de eerdere jurisprudentie duidelijk dat de Hoge Raad de leer van het stamkapitaal niet onderschrijft. Voorts blijkt dat de Hoge Raad niet snel overgaat tot het herkwalificeren van leningen tot kapitaal. Tevens is helder dat voor de kwalificatie van een geldverstrekking in beginsel een formeel criterium wordt gehanteerd, zodat in eerste instantie dient te worden gekeken naar de civielrechtelijke vorm van een geldverstrekking. De Hoge Raad verwoordde dit voor het eerst expliciet in HR 18 mei 1949, B 8648. Deze visie herhaalde hij in latere arresten zoals HR 3 november 1954, BNB 1954/357, HR 29 juni 1955, BNB 1955/302 en HR 4 juni 1975, BNB 1975/152.
Pas in 1988, in HR 27 januari 1988, BNB 1988/217, introduceerde de Hoge Raad een op het eerste gezicht helder systeem, waarmee de kwalificatie van een geldverstrekking dient plaats te vinden. Inmiddels heeft de Hoge Raad zijn uitgezette lijn meerdere malen bevestigd, vergelijk bijvoorbeeld HR 10 augustus 2001, BNB 2001/364.1 Het systeem dat de Hoge Raad heeft geïntroduceerd, werkt als volgt. Voor de kwalificatie van een geldverstrekking dient als regel een formeel criterium te worden aangelegd, zodat de civielrechtelijke vorm waarin de geldverstrekking is gegoten, in beginsel beslissend is voor de fiscale gevolgen. In de volgende drie gevallen gaat deze hoofdregel niet op en is de civielrechtelijke vorm niet doorslaggevend:
er is alleen naar de schijn sprake van een lening, terwijl partijen in werkelijkheid een kapitaalverstrekking hebben beoogd;
de lening is verstrekt onder zodanige voorwaarden, dat de crediteur met het door hem uitgeleende bedrag in zekere mate deel heeft in de onderneming van de debiteur;
de geldlening is verstrekt onder dusdanige omstandigheden, dat het de crediteur reeds aanstonds duidelijk moet zijn geweest, dat aan zijn vordering voor het geheel of voor een gedeelte geen waarde toekomt omdat de debiteur het geleende bedrag niet (of niet geheel) zal kunnen terugbetalen (verliesfinanciering).
Indien een ‘lening’ onder één van deze drie uitzonderingen valt, is de rente die een vennootschap betaalt over een dergelijke ‘lening’ niet aftrekbaar. Een andere consequentie is in de regel dat een afwaardering op zo’n besmette vordering niet aftrekbaar is, omdat de afwaardering onder de deelnemingsvrijstelling valt.
Op het eerste gezicht lijkt het door de Hoge Raad geschetste systeem eenvoudig en duidelijk. Er bestaat een hoofdregel die voorschrijft dat in beginsel de civielrechtelijk vorm wordt gevolgd. Vervolgens bestaan er op deze hoofdregel drie uitzonderingen. Wanneer we dit door de Hoge Raad geïntroduceerde systeem nader bekijken, blijkt dit echter niet altijd even eenvoudig en duidelijk te zijn als het op het eerste gezicht lijkt. Zo is het ten eerste de vraag, hoe de door de Hoge Raad geformuleerde uitzonderingen dienen te worden ingevuld. En wat is bijvoorbeeld schijn? Wanneer heeft een schuldeiser deel in de onderneming van de vennootschap en wat zijn de fiscale gevolgen van een herkwalificatie?
Hierna ga ik onder andere in op deze vragen. Hiertoe worden allereerst de drie uitzonderingen apart behandeld, waarna vervolgens het systeem in zijn geheel wordt beoordeeld.