Einde inhoudsopgave
Wet personenvervoer 2000
Artikel 31
Geldend
Geldend vanaf 06-06-2012
- Bronpublicatie:
21-05-2012, Stb. 2012, 231 (uitgifte: 05-06-2012, kamerstukken: 32403)
- Inwerkingtreding
06-06-2012
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-05-2012, Stb. 2012, 231 (uitgifte: 05-06-2012, kamerstukken: 32403)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Personenvervoer algemeen
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
1.
De concessiehouder vraagt ten minste eenmaal per jaar advies aan consumentenorganisaties die voldoen aan bij algemene maatregel van bestuur gestelde voorwaarden, over de door de concessiehouder voorgenomen wijziging van een dienstregeling, het tarief en overige in de concessie geregelde onderwerpen.
2.
De concessiehouder stelt de consumentenorganisaties in de gelegenheid met hem overleg te voeren voordat advies wordt uitgebracht.
3.
Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de aard van onderwerpen als bedoeld in het eerste lid.
4.
Het advies, bedoeld in het eerste lid, wordt op een zodanig tijdstip gevraagd dat het van wezenlijke invloed kan zijn op de door de concessiehouder te nemen beslissing.
5.
Indien na het advies van de consumentenorganisaties een beslissing wordt genomen ten aanzien van de onderwerpen, bedoeld in het eerste lid, worden de consumentenorganisaties door de concessiehouder zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk zes weken voor deze gevolg geeft aan de beslissing, schriftelijk hiervan in kennis gesteld. Indien het advies van de consumentenorganisaties niet of niet geheel is gevolgd, wordt aan de consumentenorganisaties tevens meegedeeld, waarom van dat advies is afgeweken en wordt hen de gelegenheid geboden nader te overleggen met de concessiehouder alvorens deze gevolg geeft aan de beslissing.
6.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de termijnen die bij de adviesprocedure en de overlegprocedure, bedoeld in dit artikel, in acht worden genomen.
7.
Indien een voorgenomen wijziging van een dienstregeling, het tarief en overige in de concessie geregelde onderwerpen door de concessieverlener is geïnitieerd, vraagt in afwijking van het eerste lid die concessieverlener advies aan de in dat lid bedoelde consumentenorganisaties. Het tweede tot en met het zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing.