Warenwetregeling verpakkingen en gebruiksartikelen
Bijlage
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2022
- Bronpublicatie:
26-04-2022, Stcrt. 2022, 11934 (uitgifte: 29-04-2022, regelingnummer: 3348384-1027396-VGP)
- Inwerkingtreding
01-07-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-04-2022, Stcrt. 2022, 11934 (uitgifte: 29-04-2022, regelingnummer: 3348384-1027396-VGP)
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
bij Warenwetregeling verpakkingen en gebruiksartikelen
Deel A
Hoofdstuk 0. Regels die van toepassing zijn op alle verpakkingen en gebruiksartikelen
0.1. Inleiding
In Verordening (EG) nr. 1935/20041. zijn algemene eisen gesteld waaraan alle verpakkingsmaterialen en gebruiksartikelen die in contact zijn of komen met levensmiddelen moeten voldoen.
Verordening (EG) nr. 2023/20062. is een verordening die van toepassing is op alle verpakkingsmaterialen en gebruiksartikelen en stelt eisen aan het vervaardigen van die producten.
In Verordening (EU) nr. 10/20113. zijn de eisen vastgelegd voor kunststof verpakkingen en gebruiksartikelen. In deze verordening is een lijst met toegestane stoffen voor het maken van de verpakking opgenomen. Echter de lijst met stoffen voor polymerisatiehulpstoffen is niet volledig. Daarom bevat hoofdstuk I van bijlage deel A van deze regeling een aanvullende lijst met stoffen die op nationaal niveau zijn toegelaten, resulterend in een complete lijst van toegestane stoffen voor het vervaardigen van kunststofmaterialen en artikelen.
De Commissie heeft daarnaast diverse verordeningen vastgesteld die gerelateerd zijn aan een bepaald product, zoals:
- –
Verordening (EG) nr. 1895/20054., betreffende bepaalde epoxyderivaten
- –
Verordening (EG) nr. 282/20085., betreffende het recyclen van plastics
- –
Verordening (EG) nr. 450/20096., betreffende bepaalde actieve en intelligente materialen
Materialen en voorwerpen dienen te voldoen aan de verordeningen die van toepassing zijn op het specifieke materiaal of voorwerp. Naast de verordeningen zijn er diverse richtlijnen gepubliceerd door de Raad of Commissie. Deze richtlijnen zijn geïmplementeerd in de betreffende hoofdstukken van bijlage deel A.
In bijlage deel A zijn regels opgenomen en eisen gesteld aan de volgende materialen:
Hoofdstuk | Type materiaal |
---|---|
I | Kunststoffen |
II | Papier en karton |
III | Rubberproducten |
IV | Metalen |
V | Glas en glaskeramiek |
VI | Keramische materialen en emails |
VII | Textielproducten |
VIII | Folie van geregenereerde cellulose |
IX | Hout en kurk |
X | Deklagen |
XI | Kleurstoffen en pigmenten |
XII | Epoxypolymeren |
0.2. Reikwijdte van het Warenwetbesluit verpakkingen en gebruiksartikelen
- a)
In de volgende hoofdstukken van bijlage deel A zijn specifieke regels opgenomen voor het vervaardigen, verwerken en gebruiken van materialen.
Het Warenwetbesluit verpakkingen en gebruiksartikelen is van toepassing op alle materialen genoemd in paragraaf 0.1, die bestemd zijn om in een of andere vorm met levensmiddelen in aanraking te komen.
- b)
De hoofdstukken in bijlage deel A bevatten stoffen (grondstoffen, uitgangsmaterialen en hulpstoffen) die zijn toegelaten voor het vervaardigen van een betreffend materiaal. Alleen de opgenomen stoffen mogen worden gebruikt voor het vervaardigen van het betreffende materiaal met inachtneming van de beperkingen vermeld bij de stof.
- c)
Kleurstoffen en pigmenten mogen worden gebruikt bij het vervaardigen van een eindproduct mits de kleurstoffen en pigmenten alsmede het eindproduct voldoen aan de eisen gesteld in hoofdstuk XI.
- d)
Bij meerlaagse materialen en voorwerpen of mengsels van materialen, moet de samenstelling van elke laag of materiaal in overeenstemming zijn met de samenstellingseisen voor het betreffende materiaal, indien dit valt onder de reikwijdte van het Warenwetbesluit verpakkingen en gebruiksartikelen.
- e)
In bijlage deel B zijn methoden opgenomen die gebruikt kunnen worden dan wel gebruikt moeten worden om overeenstemming van het verpakkingsmateriaal, het gebruiksartikel of de betreffende stof, met de gestelde eisen aan te tonen.
- f)
Algemene eisen zijn opgenomen in dit hoofdstuk.
Specifieke eisen of uitzonderingen van de algemene eisen zijn opgenomen in het betreffende hoofdstuk gerelateerd aan een specifiek materiaal.
- g)
Voor het aantonen van overeenstemming met de eisen van het Warenwetbesluit verpakkingen en gebruiksartikelen zijn de regels voor kunststoffen zoals vastgelegd in artikel 18 van Verordening (EU) nr. 10/2011 van toepassing.
Afwijkingen of uitzonderingen zijn hierna, in het betreffende hoofdstuk, of in bijlage deel B opgenomen.
0.3. Stoffen niet opgenomen
In afwijking van paragraaf 0.2 (b) mogen de volgende stoffen worden gebruikt of aanwezig zijn mits het eindproduct voldoet aan artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1935/2004, en de totale migratielimiet of de specifieke migratielimiet niet wordt overschreden.
- a)
oplosmiddelen
Uitgezonderd zijn oplosmiddelen voor folie van geregenereerde cellulose.
- b)
aluminium-, ammonium-, barium-, calcium-, ijzer-, kalium-, kobalt-, koper-, lithium-, magnesium-, mangaan-, natrium- en zinkzouten (met inbegrip van dubbelzouten en zure zouten) van de toegelaten zuren, fenolen en alcoholen.
Migratie van bepaalde kationen dient te voldoen aan de limieten gesteld in Verordening (EU) nr. 10/2011, bijlage II.
Van kationen, die hier niet zijn genoemd en waarvoor in de hoofdstukken I-XII een specifieke migratielimiet is opgenomen, mag de som van de migratie van het betreffende kation, onafhankelijk van het toegelaten zout, niet hoger zijn dan de limiet opgenomen voor de individuele stof.
- c)
indien gebruikt als additief: natuurlijke of synthetische polymeren met een molecuulmassa van tenminste 1 000 Da, met uitzondering van door microbiële fermentatie verkregen macromoleculen, die aan de voorschriften van Verordening (EU) nr. 10/2011 voldoen, als zij kunnen fungeren als voornaamste structurele component van afgewerkte materialen of voorwerpen;
- d)
indien gebruikt als monomeer of andere uitgangsstof: prepolymeren en natuurlijke of synthetische macromoleculaire stoffen alsmede mengsels daarvan, met uitzondering van door microbiële fermentatie verkregen macromoleculen wanneer de monomeren of uitgangsstoffen, die nodig zijn voor de synthese van deze verbindingen, in bijlage I, tabel 1 van Verordening (EU) nr. 10/2011 zijn opgenomen.
- e)
stoffen die niet vallen onder onderdelen (a) tot en met (d) mogen worden gebruikt mits ze aan de volgende eisen voldoen:
- –
De migratie van de hier bedoelde stoffen naar levensmiddelen of levensmiddelsimulanten mag niet, met statistische zekerheid, overeenkomstig artikel 34, eerste, tweede, vierde tot en met zesde lid, en artikel 35, eerste en tweede lid, van verordening 2017/6257., aantoonbaar zijn met een analysemethode, die een aantoonbaarheidsgrens heeft van 0,01 mg/kg. Die grenswaarde wordt altijd uitgedrukt als concentratie (mg/kg) in levensmiddelen of levensmiddelsimulanten, of indien de verhouding van het oppervlak ten opzichte van de inhoud niet bekend is, wordt een oppervlakte: volume verhouding aangehouden van 6 dm2/kg voedsel;
- –
De grenswaarde (0,01 mg/kg) geldt voor de som van een groep verbindingen indien deze structureel en toxicologisch verwant zijn, met name isomeren of verbindingen met dezelfde relevante functionele groep;
- –
De grenswaarde (0,01 mg/kg) geldt ook voor stoffen die, via overdracht, migreren naar de voedselcontactzijde en tijdens contact met het voedsel migreren in het voedsel (set-off).
Stoffen bedoeld in dit onderdeel, mogen niet tot de volgende categorieën behoren:
- –
stoffen die zijn ingedeeld als ‘mutageen’, ‘kankerverwekkend’ of ‘giftig voor de voortplanting’ overeenkomstig de criteria van de punten 3.5, 3.6 en 3.7 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1272/20088.;
- –
stoffen in nanovorm.
- f)
stoffen die niet opzettelijk zijn toegevoegd mogen aanwezig zijn, zoals:
- –
verontreinigingen van de gebruikte stoffen;
- –
tijdens de productie gevormde tussenproducten;
- –
reactie- of ontledingsproducten.
0.4. Vereisten voor stoffen
0.4.1. Algemene eisen
Stoffen die bij de vervaardiging van materialen en voorwerpen worden gebruikt, moeten van geschikte technische kwaliteit en zuiverheid zijn, en mogen niet in grotere hoeveelheden worden gebruikt dan voor de vervaardiging van het eindproduct strikt noodzakelijk is, gelet op het beoogde en te verwachten gebruik van de materialen en voorwerpen. De fabrikant moet de samenstelling van de stof kennen en deze op verzoek aan de bevoegde autoriteiten meedelen.
0.4.2. Specifieke eisen voor stoffen
Stoffen die bij de vervaardiging van materialen en voorwerpen worden gebruikt, zijn onderworpen aan de volgende beperkingen en specificaties:
- a)
de specifieke migratielimiet, zoals vermeld in de lijsten met stoffen opgenomen in de betreffende hoofdstukken;
- b)
de totale migratielimiet;
- c)
de beperkingen en specificaties, zoals opgenomen in de lijsten met stoffen in de betreffende hoofdstukken;
- d)
stoffen waarvoor in levensmiddelen een beperking geldt, en waarvoor specificaties zijn gesteld in de Verordening (EU) nr. 231/20129., dienen te voldoen aan die zuiverheidseisen die gerelateerd zijn aan gezondheidsrisico’s. Van stoffen die niet voldoen aan de relevante zuiverheidseisen dient de migratie van de onzuiverheden te voldoen aan artikel 3a en c van Verordening (EG) nr 1935/2004;
- e)
toegelaten stoffen die (deels) bestaan uit nanodeeltjes mogen worden gebruikt mits het eindproduct blijft voldoen aan artikel 3 van Verordening (EG) nr 1935/2004.
0.5. Vereisten voor verpakkingen en gebruiksartikelen
Migratie-eisen zijn gerelateerd aan het eindproduct. Indien het eindproduct is samengesteld uit meerdere materialen, inclusief kunststoffen, dan dient het eindproduct te voldoen aan elk van de specificaties en restricties die voor de afzonderlijke materialen zijn vastgelegd in de betreffende hoofdstukken.
0.5.1. Specifieke migratie-eisen
- a)
De migratie van bestanddelen van materialen en voorwerpen naar levensmiddelen mag niet hoger zijn dan de vermelde specifieke migratielimieten (SML's) opgenomen in de lijsten van de betreffende materialen. Die SML's worden uitgedrukt in mg stof per kg levensmiddel (mg/kg).
- b)
Indien, voor een stof in de lijsten, geen specifieke migratielimiet of andere beperking is vermeld, geldt een algemene specifieke migratielimiet van 60 mg/kg.
- c)
In afwijking van onderdelen (a) en (b) mag de migratie van stoffen, die tevens zijn toegelaten als levensmiddelenadditief in Verordening (EG) nr. 1333/200810. of als aroma bij Verordening (EG) nr. 1334/200811., niet zodanig zijn dat de stof een technisch effect in het uiteindelijke levensmiddel heeft en mag de migratie:
- –
in levensmiddelen waarin het gebruik van de desbetreffende stof als levensmiddelenadditief of aroma is toegestaan volgens Verordening (EG) nr. 1333/2008, of Verordening (EG) nr. 1334/2008 niet hoger zijn dan de beperkingen zoals vermeld in genoemde verordeningen, of in de lijsten met stoffen van Bijlage A,
- –
in levensmiddelen waarvoor het gebruik van de stof als levensmiddelenadditief of aroma niet toegestaan is, niet hoger zijn dan de beperkingen zoals vermeld in de lijsten van bijlage deel A.
- d)
In afwijking van onderdelen (a) en (b) mag de specifieke migratie van bestanddelen van materialen en voorwerpen, indien uitgedrukt in mg/dm2, na vermenigvuldiging met een van toepassing zijnde factor, vermeld in bijlage deel B, paragraaf 4.1.1.2, tabel 4.1, niet hoger zijn dan de vermelde specifieke migratielimiet (SML) opgenomen in de lijsten van de betreffende materialen.
- 1.
Voor materialen en voorwerpen bestaande uit alleen kunststof geldt altijd een factor 6,
- 2.
Voor stoffen met een migratielimiet ‘niet aantoonbaar’ (NA) geldt altijd een factor 6.
- e)
Materialen of voorwerpen die worden vervaardigd met gebruikmaking van aromatische isocyanaten of door middel van diazokoppeling bereide kleurstoffen, mogen aan een levensmiddel of levensmiddelsimulant geen primaire aromatische aminen afgeven in een aantoonbare hoeveelheid. De aantoonbaarheidsgrens is 0,01 mg stof per kg levensmiddel of levensmiddelsimulant12.. Deze grenswaarde geldt voor de som van de afgegeven primaire aromatische aminen. Deze beperking geldt echter niet voor de migratiewaarde van de primaire aromatische aminen die in het eindproduct zijn toegestaan.
0.5.2. Totale migratie-eisen13.
- a)
De totale migratie van bestanddelen van materialen en voorwerpen, inclusief materialen en voorwerpen die uit verschillende materialen zijn samengesteld, naar levensmiddelsimulanten mag niet hoger zijn dan 10 mg per dms van de oppervlakte die met levensmiddelen in contact komt (mg/dm2), tenzij anders vermeld in het hoofdstuk van het betreffende materiaal.
- b)
In afwijking van onderdeel (a) mag de totale migratie van bestanddelen van materialen en voorwerpen die bestemd zijn om in contact te komen met levensmiddelen voor zuigelingen en peuters, zoals omschreven in verordening (EU) 609/201314., naar levensmiddelsimulanten niet hoger zijn dan 60 mg per kg levensmiddelsimulant.
- c)
In afwijking van onderdeel (a) mag de totale migratie van bestanddelen van materialen en voorwerpen die bestemd zijn om in contact te komen met levensmiddelen, naar levensmiddelsimulanten niet hoger zijn dan 60 mg per kg levensmiddelsimulant indien een van toepassing zijnde factor, vermeld in bijlage deel B, paragraaf 4.1.1.2, tabel 4.1, is toegepast.
- d)
In afwijking van onderdeel (a) is de totale migratielimiet niet van toepassing op materialen van geregenereerde cellulose.
0.5.3. Eisen ten aanzien van het restgehalte
- a)
Het restgehalte (QM)van bestanddelen van materialen en voorwerpen mag niet hoger zijn dan de vermelde waarden opgenomen in de lijsten voor de betreffende materialen. De QM wordt uitgedrukt in mg stof per kg eindproduct (mg/kg).
0.5.4. Eisen ten aanzien van het restgehalte per oppervlak
- a)
Het restgehalte (QMA) van bestanddelen van materialen en voorwerpen mag niet hoger zijn dan de vermelde waarden opgenomen in de lijsten van de betreffende materialen. De QMA wordt uitgedrukt in mg stof per 6 dm2 van het eindproduct dat in contact is of komt met het levensmiddel (mg/6 dm2), tenzij anders vermeld bij de betreffende stof.
0.6. Uitdrukking van de resultaten van migratietesten
- a)
Om de overeenstemming na te gaan worden de specifieke migratiewaarden uitgedrukt in mg/kg onder gebruikmaking van de werkelijke oppervlakte-volume verhouding bij feitelijk of te verwachten gebruik.
- b)
In afwijking van onderdeel (a) wordt de migratie uitgedrukt in mg/dm2 onder gebruikmaking van een oppervlak/volume verhouding van 6 dm2 per kg voedsel voor:
- –
recipiënten en andere voorwerpen die minder dan 500 ml of g, dan wel meer dan 10 l maar minder dan 25 l bevatten of voor dergelijke hoeveelheden bestemd zijn,
- –
folie en film gevormd tot recipiënten die minder dan 500 ml of gram bevatten,
- –
materialen en voorwerpen waarvoor vanwege hun vorm een schatting van de relatie tussen de oppervlakte van dergelijke materialen of voorwerpen en de hoeveelheid levensmiddelen die hiermee in contact komt, onuitvoerbaar is,
- –
folie en film die nog niet met levensmiddelen in contact zijn.
- c)
Voor materialen en artikelen die nog niet in contact zijn met levensmiddelen en waarvoor de relatie tussen oppervlakte en levensmiddel (nog) niet kan worden vastgesteld wordt de migratie uitgedrukt in mg/dm2 en na toepassing van een relevante factor vermeld in bijlage deel B, paragraaf 4.1.1.2, tabel 4.1, om de overeenstemming met migratie-eisen na te gaan.
Onderdelen b) en c) zijn niet van toepassing op materialen en voorwerpen die bestemd zijn om in contact te komen of al in contact zijn met levensmiddelen voor zuigelingen en peuters zoals omschreven in verordening (EU) 609/2013.
- d)
In afwijking van onderdeel (a) wordt de specifieke migratie voor doppen, deksels, pakkingen, stoppen en soortgelijke voor afsluiting gebruikte materialen en voorwerpen uitgedrukt in:
- –
mg/kg onder gebruikmaking van de feitelijke inhoud van de recipiënt waarvoor de afsluiting bestemd is, of,
- –
in mg/dm2 onder gebruikmaking van de totale contactoppervlakte van het voor afsluiting bedoelde voorwerp en de afgesloten recipiënt indien het beoogde gebruik van het voorwerp bekend is, met inachtneming van onderdeel (b);
- –
mg/voorwerp als het beoogde gebruik van het voorwerp niet bekend is.
- e)
Voor doppen, deksels, pakkingen, stoppen en soortgelijke voor afsluiting gebruikte materialen en voorwerpen wordt de totale migratie uitgedrukt in:
- –
mg/dm2 onder gebruikmaking van de totale contactoppervlakte van het voor afsluiting bedoelde voorwerp en de afgesloten recipiënt indien het beoogde gebruik van het voorwerp bekend is;
- –
mg/voorwerp als het beoogde gebruik van het voorwerp niet bekend is.
Voor het aantonen van overeenstemming met de relevante migratie-eisen van de onder d) en e) bedoelde voorwerpen, mag de som van de migratie van de sluiting en de recipiënt de gestelde eisen niet overschrijden.
0.7. Voorschriften voor het beoordelen van de overeenstemming met de migratielimieten
- 1.
Voor materialen en voorwerpen die al met levensmiddelen in contact zijn, wordt de overeenstemming met de specifieke migratielimieten bepaald overeenkomstig bijlage deel B, hoofdstuk I, paragraaf 4.
- 2.
Voor materialen en voorwerpen die nog niet met levensmiddelen in contact zijn, wordt de overeenstemming met de specifieke en totale migratielimieten bepaald overeenkomstig bijlage deel B, Hoofdstuk I, paragraaf 4.
- 3.
Voor materialen en voorwerpen die nog niet met levensmiddelen in contact zijn, kan, om de overeenstemming met de specifieke migratielimiet na te gaan, gebruik worden gemaakt van een screeningsmethode overeenkomstig bijlage deel B, hoofdstuk I, paragraaf 4. Indien een materiaal of voorwerp bij deze screening niet aan de migratielimieten blijkt te voldoen, moet het gebrek aan overeenstemming overeenkomstig onderdeel 2 worden bevestigd.
- 4.
Testresultaten voor de specifieke migratie in levensmiddelen prevaleren boven testresultaten die met levensmiddelsimulanten zijn verkregen. Testresultaten voor de specifieke migratie in levensmiddelsimulanten prevaleren boven resultaten van screeningsmethoden.
- 5.
Voordat de testresultaten betreffende de specifieke en totale migratie met de migratielimieten worden vergeleken, worden, indien relevant, de correctiefactoren in bijlage deel B, hoofdstuk I, paragraaf 4.1.1.2, op de daar aangegeven wijze toegepast.
0.8. Beoordeling van stoffen die niet in de EU-lijst zijn opgenomen
Voor de in paragraaf 0.3, onderdelen a), e) en f) bedoelde stoffen die niet in de lijsten met stoffen in bijlage deel A, hoofdstukken I t/m XII zijn opgenomen, wordt de overeenstemming met artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van Verordening (EG) nr. 1935/2004 beoordeeld aan de hand van internationaal erkende wetenschappelijke beginselen voor risicobeoordeling.
Evaluatie gebaseerd op het TTC principe zoals beschreven in bijlage deel B hoofdstuk III is een geaccepteerde methode.
0.9. Verklaring van overeenstemming
- 1.
In alle stadia van de handelscyclus behalve de detailhandel moet voor materialen en artikelen, tussenproducten en halffabricaten daarvan, en stoffen bedoeld voor de vervaardiging van die materialen en artikelen een schriftelijke verklaring overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1935/2004 beschikbaar zijn.
- 2.
De in het vorige onderdeel bedoelde schriftelijke verklaring wordt verstrekt door de exploitant en bevat de in bijlage 1 van dit hoofdstuk vastgestelde gegevens.
- 3.
Aan de hand van de schriftelijke verklaring moeten de materialen, voorwerpen, tussenproducten en halffabricaten respectievelijk stoffen waarvoor zij is afgegeven, gemakkelijk geïdentificeerd kunnen worden. Indien ingrijpende wijzigingen in de samenstelling of productie tot veranderingen in de migratie uit de materialen of voorwerpen leiden of indien er nieuwe wetenschappelijke gegevens beschikbaar komen, moet een nieuwe verklaring worden opgesteld.
- 4.
De eis voor een verklaring van overeenstemming is alleen van toepassing als dit in het hoofdstuk voor het betreffende materiaal is opgenomen.
0.10. Definities
Definities met betrekking tot kunststoffen zijn opgenomen in Verordening (EU) nr. 10/2011. Definities opgenomen in de kunststofverordening kunnen ook van toepassing zijn op niet kunststofmaterialen. In deze paragraaf zijn algemeen toepasbare definities opgenomen voor niet-kunststofmaterialen. Specifieke definities zijn opgenomen in de hoofdstukken van de verschillende materialen in bijlage deel A.
- 1.
Prepolymeer, gebruikt als monomeer: een polymeer met veelal een relatief laag molecuulgewicht, en veelal een tussenproduct tussen monomeer en het uiteindelijke polymeer. Een prepolymeer, gebruikt als monomeer, dient te bestaan uit tenminste twee monomeereenheden van elk van de gebruikte monomeren. Een prepolymeer dient volledig in de polymeerketen te worden opgenomen en wordt geacht niet aanwezig te zijn in het eindproduct.
- 2.
Threshold of Toxicological Concern (TTC): een concept waar drempelwaarden voor humane blootstelling zijn afgeleid voor groepen van chemicaliën waaronder geen waarneembare risico’s voor de gezondheid verwacht worden. Het TTC principe kan worden toegepast bij de beoordeling van de veiligheid van chemicaliën die in geringe mate uit verpakkingsmaterialen en gebruiksartikelen kunnen migreren, om te voldoen aan artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van Verordening (EG) nr. 1935/2004.
0.11. Gebruikte afkortingen
Da | = | Dalton |
DG | = | detectiegrens van de analysemethode |
EP | = | eindproduct |
FCM Nr | = | food contact material-volgnummer. Het nummer verwijst naar een stof opgenomen in bijlage I in Verordening (EU) nr. 10/2011 |
FRF | = | vetreductiecoëfficiënt (Fat Reduction Factor), zoals bedoeld in paragraaf 4.1 van hoofdstuk 4 van bijlage V van Verordening (EU) nr. 10/2011 |
MG | = | moleculair gewicht |
NCO | = | isocyanaat groep |
NA | = | niet aantoonbaar |
In deze regeling wordt onder NA (niet aantoonbaar) verstaan dat de stof niet kan worden aangetoond met een bij de opgegeven detectiegrens gevalideerde analysemethode. | ||
Indien een dergelijk methode nog niet voorhanden is mag, in afwachting van de ontwikkeling van een gevalideerde methode, een methode worden gebruikt met een bij de opgegeven detectiegrens geschikte bepalingskarakteristiek. | ||
NIAS | = | niet opzettelijk toegevoegde stof (non intentionally added substance) |
QM | = | maximaal toegelaten restgehalte van de stof in het materiaal of voorwerp. Voor de toepassing van deze regeling wordt het gehalte van de stof in het materiaal of voorwerp met een gevalideerde analysemethode bepaald. Indien een dergelijke methode nog niet bestaat, mag in afwachting van de ontwikkeling van een gevalideerde methode een analysemethode worden gebruikt die bij de opgegeven limiet geschikte prestatiekenmerken heeft. |
QMA | = | maximaal toegelaten restgehalte van de stof in het eindmateriaal of -voorwerp, uitgedrukt in mg per 6 dm2 van het oppervlak dat met het levensmiddel in aanraking komt. Voor de toepassing van deze regeling moet het gehalte van de stof in het oppervlak van het materiaal of voorwerp met een gevalideerde analysemethode worden bepaald. Indien een dergelijke methode nog niet bestaat, mag in afwachting van de ontwikkeling van een gevalideerde methode een analysemethode worden gebruikt die bij de opgegeven limiet geschikte prestatiekenmerken heeft. |
QMA(T) | = | maximaal toegelaten restgehalte van de stof in het materiaal of voorwerp als totaal van de aangegeven stof(fen) of deel daarvan, uitgedrukt in mg per 6 dm2 van het oppervlak dat met het levensmiddel in aanraking komt. Voor de toepassing van deze regeling moet het gehalte van de stof in het oppervlak van het materiaal of voorwerp met een gevalideerde analysemethode worden bepaald. Indien een dergelijke methode nog niet bestaat, mag in afwachting van de ontwikkeling van een gevalideerde methode een analysemethode worden gebruikt die bij de opgegeven limiet geschikte prestatiekenmerken heeft. |
QM(T) | = | maximaal toegelaten restgehalte van de stof in het materiaal of voorwerp uitgedrukt als totaal van de aangegeven stof(fen) of deel daarvan. Voor de toepassing van deze regeling moet het gehalte van de stof in het materiaal of voorwerp met een gevalideerde analysemethode worden bepaald. Indien een dergelijke methode nog niet bestaat, mag in afwachting van de ontwikkeling van een gevalideerde methode een analysemethode worden gebruikt die bij de opgegeven limiet geschikte prestatiekenmerken heeft. |
Ref Nr | = | referentienummer toegekend door de Europese Commissie. Het nummer geeft een alfabetische volgorde voor monomeren en additieven. Referentienummers zijn inmiddels vervangen door FCM-nummers. Referentienummers worden echter nog gebruikt om stoffen te kunnen koppelen aan een historisch dossier. |
SENS | = | migratie van de stof kan de sensorische eigenschappen van levensmiddelen die met het eindproduct dat de stof bevat in aanraking komen, ongunstig beïnvloeden. Is dat het geval dan voldoet het eindproduct niet aan het bepaalde in artikel 3, eerste lid, onderdeel c, van verordening (EG) nr. 1935/2004. |
SML | = | specifieke migratielimiet in mg/kg in levensmiddelen of in simulanten, tenzij anders aangegeven. Voor de toepassing van deze richtlijn moet de specifieke migratie van de stof met een gevalideerde analysemethode worden bepaald. Indien een dergelijke methode nog niet bestaat, mag in afwachting van de ontwikkeling van een gevalideerde methode een analysemethode worden gebruikt die bij de opgegeven limiet geschikte prestatiekenmerken heeft. |
SML(T) | = | specifieke migratielimiet in mg/kg in levensmiddelen of simulanten, uitgedrukt als totaal van de aangegeven stof(fen) of deel daarvan. Voor de toepassing van deze regeling moet de specifieke migratie van de stoffen met een gevalideerde analysemethode worden bepaald. Indien een dergelijke methode nog niet bestaat, mag in afwachting van de ontwikkeling van een gevalideerde methode een analysemethode worden gebruikt die bij de opgegeven limiet geschikte prestatiekenmerken heeft. |
TTC | = | threshold of toxicological concern. |
Bijlage 1. Verklaring van overeenstemming
De in paragraaf 0.9 bedoelde schriftelijke verklaring bevat de volgende gegevens:
- 1.
de identiteit en het adres van de exploitant die de verklaring van overeenstemming afgeeft;
- 2.
de identiteit en het adres van de exploitant die de materialen of voorwerpen, tussenproducten of halffabricaten daarvan of voor de vervaardiging van die materialen of voorwerpen bestemde stoffen produceert of importeert;
- 3.
de identiteit van de materialen of voorwerpen, tussenproducten of halffabricaten daarvan of voor de vervaardiging van die materialen of voorwerpen bestemde stoffen;
- 4.
de datum van de verklaring;
- 5.
de bevestiging dat de materialen of voorwerpen, tussenproducten of halffabricaten daarvan, of stoffen voldoen aan de desbetreffende voorschriften van deze verordening en van Verordening (EG) nr. 1935/2004;
- 6.
adequate informatie over de gebruikte stoffen of afbraakproducten daarvan, waarvoor in de hoofdstukken I – XII van bijlage deel A beperkingen of specificaties zijn vastgelegd, zodat de exploitanten verderop in de keten kunnen waarborgen dat aan die beperkingen of specificaties wordt voldaan;
- 7.
het gebruik van stoffen toegelaten in levensmiddelen
- i)
adequate informatie16. over de stoffen waarvoor in levensmiddelen een beperking geldt, verkregen op grond van experimentele gegevens of theoretische berekeningen, over de specifieke migratie van die stoffen
- ii)
adequate informatie over zuiverheidseisen overeenkomstig de Verordening (EU) nr. 231/201217., indien het stoffen betreft die een gevaar kunnen vormen voor de volksgezondheid (b.v. mutagene stoffen) of,
- iii)
adequate informatie over de migratie van onzuiverheden overeenkomstig paragraaf 0.4.2 (d),
zodat de gebruiker van deze materialen en voorwerpen de desbetreffende EU-bepalingen of, bij ontbreken daarvan, de nationale bepalingen met betrekking tot levensmiddelen kan naleven;
- 8.
de specificaties voor het gebruik van het materiaal of het voorwerp, zoals:
- i)
de soort(en) levensmiddelen waarmee het in contact mag komen;
- ii)
maximale duur en de temperatuur tijdens behandeling en opslag van de levensmiddelen;
- iii)
de verhouding tussen de oppervlakte die met levensmiddelen in contact komt en het volume, op grond waarvan is bepaald dat het materiaal of voorwerp aan de voorschriften voldoet.
- 9.
wanneer een stof als bedoeld in paragraaf 0.3 (e) is gebruikt, dient te worden aangegeven dat het principe van ‘geen migratie’ wordt toegepast voor de conformiteit met artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1935/2004.
Hoofdstuk I. Kunststoffen
1. Inleiding
Kunststoffen in contact met of bedoeld om in contact te komen met levensmiddelen zijn onderworpen aan de eisen vastgelegd in Verordening (EU) nr. 10/2011. In de lijsten met toegelaten stoffen in Verordening (EU) nr. 10/2011 zijn bepaalde groepen met stoffen nog niet opgenomen. Dit betreft met name stoffen die noodzakelijk zijn om een polymeerhars te maken. Zonder een uitputtende lijst te geven, kunnen dit zijn:
- –
initiatoren, katalysatoren, katalysatordragers, ketenverkortende en ketenverlengende stoffen, ketenstoppers, ketenverknopende stoffen, polymerisatie-inhibitoren, reducerende reagentia.
Genoemde stoffen zijn nodig om het polymeerhars te produceren en het zijn fysische, chemische en technische eigenschappen te geven. Daarnaast zijn stoffen nodig om het juiste medium te creëren waarin/waaronder de polymerisatie kan plaatsvinden. Dit betreft stoffen zoals b.v.:
- –
antischuimmiddelen, bufferoplossingen, build-up-suppressants, dispergeer- en emulgeermiddelen, flow-controlerende stoffen, pH-regelaars, oplosmiddelen, oppervlakteactieve stoffen, emulsiestabilisatoren, verdikkingsmiddelen en middelen om proceswater te behandelen.
Bovengenoemde groepen met stoffen worden samengevat als ‘polymerisatiehulpstoffen’.
Sommige stoffen van genoemde groepen zijn in de Verordening (EU) nr. 10/2011 opgenomen, maar de lijst van stoffen is (nog) incompleet. Autorisatie van aanvullende stoffen is de verantwoordelijkheid van de nationale overheid.
Stoffen die als additief zijn opgenomen in de lijst met stoffen die geautoriseerd zijn in Verordening (EU) nr. 10/2011 mogen ook worden gebruikt als polymerisatiehulpstof, waarbij de van toepassing zijnde beperkingen dienen te worden gerespecteerd.
2. Lijst met aanvullende stoffen
- a)
Residuen en ontledingsproducten van polymerisatiehulpstoffen kunnen en mogen in het eindproduct aanwezig zijn. Echter om niet aangemerkt te worden als monomeer of additief overeenkomstig Verordening (EU) nr. 10/2011 mag de stof geen fysisch of chemisch effect vertonen in het eindproduct.
- b)
Ter aanvulling van de lijst met stoffen opgenomen in bijlage I van Verordening (EU) nr. 10/2011 zijn in tabel I-1 stoffen opgenomen die gebruikt mogen worden in of tijdens het polymerisatieproces. Stoffen zoals bedoeld in paragraaf 1 die niet zijn opgenomen in bijlage I van Verordening (EU) nr. 10/2011 en niet in tabel I-1, mogen worden gebruikt mits het eindproduct blijft voldoen aan artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1935/2004, en het gestelde in paragraaf 0.3(f) van bijlage Deel A.
- c)
In tabel I-1 zijn stoffen opgenomen die het ontledingsproduct vormen van de gebruikte stof. Omdat de gebruikte stof volledig ontleed is, is een beperking opgenomen voor het ontledingsproduct. Echter, het is niet toegestaan het ontledingsproduct als uitgangsstof te gebruiken.
- d)
In aanvulling op tabel I-1, mogen ook polymerisatiehulpstoffen gebruikt worden die volledig ontleden tot stoffen die opgenomen zijn in bijlage I van Verordening (EU) nr. 10/2011 of in tabel I-1 van dit hoofdstuk.
3. Eisen gesteld aan het eindproduct
- a)
Het eindproduct dient te voldoen aan de samenstellingseisen die van toepassing zijn overeenkomstig Verordening (EU) nr. 10/2011 en tabel I-1 van dit hoofdstuk.
- b)
Het eindproduct dient te voldoen aan de specifieke migratielimiet(en) zoals opgenomen in de Verordening (EU) nr. 10/2011 en in de tabel I-1 van dit hoofdstuk.
- c)
In Verordening (EU) nr. 10/2011 zijn eisen opgenomen waaraan kunststofmaterialen bestemd voor contact met levensmiddelen moeten voldoen.
- d)
De regels opgenomen in Verordening (EU) nr. 10/2011 zijn ook van toepassing op de lijst met stoffen opgenomen in tabel I-1.
- e)
Stoffen behorend tot de categorieën genoemd in paragraaf 1 maar die niet in die tabel I-1 zijn opgenomen mogen worden gebruikt mits deze voldoen aan de voorwaarden gesteld in paragraaf 0.3(e) van bijlage Deel A.
- f)
De eis voor een verklaring van overeenstemming en de bewijsstukken opgenomen in Verordening (EU) nr. 10/2011 is ook van toepassing op de stoffen genoemd in tabel I-1 en de stoffen gebruikt in overeenstemming met paragraaf 0.3(f) van bijlage deel A.
- g)
Indien eisen en regels opgenomen in hoofdstuk 0 van bijlage Deel A afwijken van de eisen en regels in Verordening (EU) nr. 10/2011, dan prevaleert Verordening (EU) nr. 10/2011.
Ref Nr. | CAS Nr. | Naam | SML mg/kg | Beperking of specificatie |
---|---|---|---|---|
– | 37187-22-7 | acetylacetonperoxide | NA | (1) |
– | 3179-56-4 | acetylcyclohexaansulfonylperoxide | NA | (1) |
– | – | adipinezuur, esters met alcoholen, eenwaardige, alifatische, onvertakt, primaire, verzadigde, C6-C12 | – | |
– | – | adipinezuur, esters met alcoholen, eenwaardige, alifatische, vertakt, primaire, verzadigde, C6-C12 | 18 | |
– | – | alkanen en cycloalkanen, kookpunt tot 100 °C | – | |
– | – | alkyl(C8-C14)mercaptaan | – | |
– | – | alkyl(C8-C18)poly(etheen- of propeen- of buteenoxide)-oxymethaancarbonzuur | – | |
– | – | 3-aminocrotonzuur, esters met alifatische alcoholen, C16-C18 | – | |
– | – | 3-aminocrotonzuur, esters met 1,4-butaandiol | – | |
– | 19341-54-9 | aminoethaanamidinehydrochloride (= ethyleenguanidinehydrochloride) | NA | |
– | 10192-30-0 | ammoniumbisulfiet | 10 | |
– | 7727-54-0 | ammoniumperoxodisulfaat | NA | (1) |
– | 75-85-4 | tert-amyl alcohol | (4) | |
– | 13653-62-8 | 2,2-di-(tert-amylperoxy) butaan | NA | (1) |
– | 686-31-7 | tert.amylperoxy-2-ethylhexanoaat | NA | (1) |
– | – | antimoonoxiden | 0,04 | als antimoon |
– | – | azelainezuur, esters met alcoholen, eenwaardige, alifatische, onvertakt, primaire, verzadigde, C6-C12 | – | |
– | – | azelainezuur, esters met alcoholen, eenwaardige, alifatische, vertakt, primaire, verzadigde, C6-C12 | 18 | |
– | 25551-14-8 | azobis(cyclohexaancarbonitril) | – | |
– | 78-67-1 | 2,2'-azobis(isobutyronitril) | – | |
37520 | 2634-33-5 | 1,2-benzisothiazoline-3-on | 0, 5 | |
– | 106-51-4 | benzochinon | 0,05 | |
– | 56-93-9 | benzyltrimethylammoniumchloride | NA | |
– | 3088-74-2 | 2,2-bis[4,4-bis(tert.butylperoxy)cyclohexyl]propaan | NA | (1) |
– | 6410-72-6 | bis(2-butoxyethyl)peroxydicarbonaat | NA | (1) |
– | 15520-11-3 | bis(4-tert.butylcyclohexyl)peroxydicarbonaat | NA | (1) |
– | 2212-81-9 | 1,3-bis(tert.butylperoxyisopropyl)benzeen | NA | (1) |
– | 25155-25-3 | 1,4-bis(tert.butylperoxyisopropyl)benzeen | NA | (1) |
– | – | biscarbamidolaktamen | – | |
– | 94-17-7 | bis(chloorbenzoyl)peroxide | NA | (1) |
– | 14245-74-0 | bis(4-chloorbutyl)peroxydicarbonaat | NA | (1) |
– | 133-14-2 | bis(2,4-dichloorbenzoyl)peroxide | NA | (1) |
– | 16111-62-9 | bis(2-ethylhexyl)peroxydicarbonaat | NA | (1) |
– | 721-26-6 | 1,3-bis(alfa-hydroperoxyisopropyl)benzeen | NA | (1) |
– | 3159-98-6 | 1,4-bis(alfa-hydroperoxyisopropyl)benzeen | NA | (1) |
– | – | bis(4-isocyanatofenyl)methaan en het additieproduct met fenol | 0,01 | (2) (als NCO) |
– | 141-07-1 | N,N'-bis(methoxymethyl)ureum | – | |
– | 3034-79-5 | bis(2-methylbenzoyl)peroxide | NA | (1) |
– | 3851-87-4 | bis(3,5,5-trimethylhexanoyl)peroxide | NA | (1) |
– | 7637-07-2 | boortrifluoride | 1 | als boor |
– | 109-63-7 | boortrifluoride-diethyletheraat | 1 | als boor |
– | 78-92-2 | butanol-2 | – | |
– | 627-27-0 | 3-buteen-1-ol | – | |
– | 3457-61-2 | tert.butylcumylperoxide | NA | (1) |
58775-05-6 | 2,7-di-tert.butylfluoreen | 0,01 | als ontledingsproduct | |
– | 75-91-2 | tert.butylhydroperoxide | NA | (1) |
– | 109-72-8 | n-butyllithium | SMLLi Zie Annex II, Verordening (EG) Nr 10/2011 | |
– | 598-30-1 | sec.butyllithium | SMLLi Zie Annex II, Verordening (EG) Nr 10/2011 | |
1232839-86-9 | 5-tert-butyl-3-methyl-1,2-fenyleen dibenzoaat | 0,05 | SML is inclusief ontledingsproducten | |
– | 107-71-1 | tert.butylperoxyacetaat | NA | (1) |
– | 614-45-9 | tert.butylperoxybenzoaat | NA | (1) |
– | – | tert.butylperoxybutyraat | NA | (1) |
– | 2550-33-6 | tert.butylperoxydiethylacetaat | NA | (1) |
– | – | tert.butylperoxy-2,2-dimethyloctanoaat | NA | (1) |
– | – | tert.butylperoxyesters van alifatische carbonzuren, C6-C14 | NA | (1) |
– | 3006-82-4 | tert.butylperoxy-2-ethylhexanoaat | NA | (1) |
– | 109-13-7 | tert.butylperoxyisobutyraat | NA | (1) |
– | 2372-21-6 | tert.butylperoxyisopropylcarbonaat | NA | (1) |
– | 26748-41-4 | tert.butylperoxyneodecanoaat | NA | (1) |
– | 3006-82-4 | tert.butylperoxyoctanoaat | NA | (1) |
– | 927-07-1 | tert.butylperoxypivalaat | NA | (1) |
– | 14206-05-4 | tert.butylperoxypropionaat | NA | (1) |
– | 13122-18-4 | tert.butylperoxy-3,5,5-trimethylhexanoaat | NA | (1) |
– | 7789-75-5 | calciumfluoride | – | |
– | – | ceriumoctanoaat | 1 | als cerium |
– | 11118-57-3 of 1308-38-9 | chroomoxide | 0,1 | als chroom |
– | 7738-94-5 of 13530-68-2 | chroomzuur | 0,1 | als chroom |
– | – | citroenzuur, esters met alcoholen, eenwaardige, alifatische, onvertakt, primaire, verzadigde, C6-C12 | – | |
– | – | citroenzuur, esters met alcoholen, eenwaardige, alifatische, vertakt, primaire, verzadigde, C6-C12 | 18 | |
– | – | colofonium, calcium- en zinkzouten, volgens hoofdstuk IV, par 2.2 sub f | – | SML(zink): zie bijlage II, Verordening (EU) nr. 10/2011 |
– | – | colofonium (gomhars, houthars, tallhars), al dan niet gemodificeerd door katalytische disproportionering en geheel, gedeeltelijk of niet verzeept tot kalium- of natriumzepen | Het product na katalytische disproportionering bevat ten hoogste 0,25% gesubstitueerd fenantreen (als reteen) | |
– | 80-15-9 | cumylhydroperoxide | NA | (1) |
– | 12262-38-7 | cyclohexanonperoxide | NA | (1) |
– | 54693-46-8 | diacetonalcoholperoxide | NA | (1) |
– | 110-22-5 | diacetylperoxide | NA | (1) |
– | 1129-30-2 | 2,6-diacetylpyridine | NA | (1) (4) |
– | diacyl(C8-C14)peroxiden | NA | (1) | |
– | – | dialkyl(C16-C18)methylamine | 0,7 | |
– | 123-23-9 | dibarnsteenzuurperoxide | NA | (1) |
– | 94-36-0 | dibenzoylperoxide | NA | (1) |
– | 2568-90-3 | dibutoxymethaan (= butylal) | – | |
– | 111-92-2 | di-n-butylamine | NA | |
– | 1869105-01-0 | 3-(3,6-di-tert-butyl-9H-carbazol-9-yl)-5'-fluor-5-(2,4,4-trimethylpentaan-2-yl)-[1,1'-bifenyl]-2,2'-diol | 0,05 | (4) (6); FRF geldt |
– | 2036346-35-5 | (((3'-(3,6-di-tert-butyl-9H-carbazol-9-yl)-5-fluor-2'-hydroxy-5'-(2,4,4- trimethylpentaan-2-yl)-[1,1'-bifenyl]-2- yl)oxy)methyl)diisopropylsilanol | 0,05 | (4) (6); FRF geldt |
– | 2036346-36-6 | 3-(3,6-di-tert-butyl-1-ethyl-9H-carbazol-9-yl)-5'-fluor-5-(2,4,4-trimethylpentaan-2-yl)-[1,1'- bifenyl]-2,2'-diol | 0,05 | (4) (6); FRF geldt |
– | 1616555-80-6 | 3-(2,7-di-tert-butyl-9H-carbazol-9-yl)-2'-(3-((3'-(2,7-di-tert-butyl-9H- carbazol-9-yl)-5-fluor-2'-hydroxy-5'-(2,4,4-tri- methylpentaan-2-yl)-[1,1'-bifenyl]-2- yl)oxy)propoxy)-5'-fluor-3'-methyl-5-(2,4,4- trimethylpentaan-2-yl)-[1,1'-bifenyl]-2-ol | 0,05 | (4) (6); FRF geldt |
– | 1821136-42-8 | 3-(2,7-di-tert-butyl-9H-carbazol-9-yl)-5'-fluor-5-(2,4,4-trimethylpentaan-2-yl)-[1,1'-bifenyl]-2,2'-diol | 0,05 | (4) (6); FRF geldt |
– | 1821136-41-7 | 3-(2,7-di-tert-butyl-9H-carbazol-9-yl)-5'-fluor-3'-methyl-5-(2,4,4-trimethylpentaan-2-yl)-[1,1'- bifenyl]-2,2'-diol | 0,05 | (4) (6); FRF geldt |
– | 2010152-49-3 | 3-(2,7-di-tert-butyl-9H-carbazol-9-yl)-5'- (dimethyl(octyl)silyl)-3'-methyl-5-(2,4,4-trimethylpentaan-2-yl)-[1,1'- bifenyl]-2,2'-diol | 0,05 | (4) (8); FRF geldt |
– | 16580-06-6 | di-tert.butyl diperoxyazelaat | NA | (1) |
– | 961-24-7 | N,N'-di-tert.butylethyleendiamine | NA | |
– | 1808206-88-3 | 3'',5,5''-tri-tert-butyl-5'-methyl-[1,1':3',1''- terfenyl]-2,2'-diol | 0,05 | (4) (7); FRF geldt |
– | 2088749-18-0 | 3'',5,5''-tri-tert-butyl-5'-octyl-[1,1':3',1''- terfenyl]-2,2'-diol | 0,05 | (4) (7); FRF geldt |
– | 110-05-4 | di-tert.butylperoxide | NA | (1) |
– | 2167-23-9 | 2,2-di-tert.butylperoxybutaan | NA | (1) |
– | 995-33-5 | 4,4-di-tert.butylperoxy-n-butylvaleraat | NA | (1) |
– | 3006-86-8 | 1,1-di-tert.butylperoxycyclohexaan | NA | (1) |
– | 19910-65-7 | di-sec.butylperoxydicarbonaat | NA | (1) |
– | 2167-23-9 | 2,2-di-tert.butylperoxyhexaan | NA | (1) |
– | 6731-36-8 | 1,1-di-tert.butylperoxy-3,3,5-trimethylcyclohexaan | NA | (1) |
– | 95-50-1 | 1,2-dichloorbenzeen | 18 | |
– | 80-43-3 | dicumylperoxide | NA | (1) |
– | 911296-54-3 | 2,2'''-((((1R,2R)- cyclohexaan-1,2-diyl)bis-methyleen))bis(oxy))-bis(3-(9H-carbazol-9-yl)-5-methyl-[1,1'-bifenyl]- 2-ol) | 0,05 | (4); FRF geldt |
– | 84-61-7 | dicyclohexylftalaat | 15 | |
– | 1561-49-5 | dicyclohexylperoxydicarbonaat | NA | (1) |
– | 109-89-7 | diethylamine | NA | |
– | 91-66-7 | N,N-diethylaniline | NA | |
– | 100-37-8 | diethylhydroxyethylamine | NA | |
– | 3710-84-7 | N,N-diethylhydroxylamine | QMA = 0,01 mg/6 dm2 Maximaal gehalte aan N-nitrosodiethylamine = 0,5 mg per kg N,N-diethylhydroxylamine; Maximaal gehalte aan diethylamine = 1 g per kg N,N-diethylhydroxylamine | |
– | 14666-78-5 | diethylperoxydicarbonaat | NA | (1) |
– | 122-39-4 | difenylamine | – | |
– | 98-29-3 | 1,2-dihydroxy-4-tert.butylbenzeen | – | |
– | 98-29-3 | 1,4-dihydroxy-2-tert.butylbenzeen | – | |
84-69-5 | diisobutylftalaat | 1 | ||
– | 3437-84-1 | diisobutyryl peroxide | Alleen te gebruiken tot maximaal 0,2% tijdens suspensiepolymerisatie van PVC | |
– | – | diisocyanaat van gedimeriseerd oliezuur | 0,01 | (2) (als NCO) |
– | – | 2,5-diisocyanato-p-xyleen | 0,01 | (2) (als NCO) |
– | – | 2,6-diisocyanato-p-xyleen | 0,01 | (2) (als NCO) |
– | 110-97-4 | diisopropanolamine | 5 | De SML geldt niet voor toepassingen waarvoor simulant D2 van toepassing is, in die gevallen geldt een QMA van 5 mg/6 dm2 EP |
– | 26762-93-6 | diisopropylbenzeenhydroperoxide | NA | (1) |
– | 105-64-6 | diisopropylperoxydicarbonaat | NA | (1) |
– | 109-87-5 | dimethoxymethaan (methylal) | – | |
– | 8001-54-5 | dimethylalkyl(C8-C18)benzylammoniumchloride | NA | (3) |
– | – | dimethylalkyl(C8-C18)benzylammoniumftalaat | NA | (3) |
– | – | dimethylalkyl(C8-C18)benzylammoniumsaccharinaat | NA | (3) |
– | 121-69-7 | N,N-dimethylaniline | NA | (3) |
118612-00-3 | N,N-dimethylaniliniumtetrakis (pentafluorofenyl)boraat | 0,0025 | SML geldt voor de totale migratie fluor | |
– | 927-62-8 | N,N-dimethyl-n-butylamine | NA | (3) |
– | – | dimethyldialkyl(C16 of C18)ammoniumacetaat | NA | (3) |
– | 78-63-7 | 2,5-dimethyl-2,5-di(tert.butylperoxy)hexaan | NA | (1) |
– | 1068-27-5 | 2,5-dimethyl-2,5-di(tert.butylperoxy)hexyn-3 | NA | (1) |
– | 112-18-5 | N,N-dimethyldodecylamine | – | |
– | 131-11-3 | dimethylftalaat | 20 | |
– | 53220-22-7 | dimyristylperoxydicarbonaat | NA | (1) |
– | 13372-18-4 | dipalmitylftalaat | 15 | alleen of met distearylftalaat |
– | 26322-14-5 | dipalmitylperoxydicarbonaat | NA | (1) |
– | 13248-28-0 | dipropionylperoxide | NA | (1) |
75760 | 14117-96-5 | distearylftalaat | 15 | alleen of met dipalmitylftalaat |
– | 90894-12-5 | ethanol,2,2',2''-nitrilotris-, titanium acetaat complex | – | SMLtriethanol amine: zie bijlage I, Verordening (EU) nr. 10/2011 |
– | 622-08-2 | ethyleenglycol monobenzyl ether | – | |
– | 111-76-2 | ethyleenglycol monobutyl ether | – | |
– | 122-99-6 | ethyleenglycol monofenyl ether | – | |
– | – | ethyleenglycol monokresyl ether | – | |
– | 75-04-7 | ethylamine | – | |
– | 149-57-5 | 2-ethylhexaanzuur | 30 | alleen of met 2-ethylhexaanzuur, nikkel- of tinzout (als 2-ethylhexaanzuur) |
– | 4454-16-4 | 2-ethylhexaanzuur, nikkelzout | 30 | alleen of met 2-ethylhexaanzuur of 2-ethylhexaanzuur, tinzout (als 2-ethylhexaanzuur); SML(nikkel): zie bijlage II, Verordening (EU) nr. 10/2011 |
– | 301-10-0 | 2-ethylhexaanzuur, tin(II)zout | 30 | alleen of met 2-ethylhexaanzuur of 2-ethylhexaanzuur, nikkelzout (als 2-ethylhexaanzuur) |
– | – | fosforoxiden | – | |
– | 1310-53-8 | germaniumdioxide | 0,1 | als germanium |
– | – | glycerol monobenzyl ether | – | |
– | – | glycerol monobutyl ether | – | |
– | – | glycerol monofenyl ether | – | |
– | – | glycerol monokresyl ether | – | |
12055-23-1/37230-85-6 | hafnium oxide | 0,05 | als hafnium | |
– | 531-18-0 | hexa(hydroxymethyl)melamine | – | |
– | 98-49-7 | p-(alfa-hydroperoxyisopropyl)cumeen | NA | (1) |
2226-96-2 | 4-hydroxy-2,2,6,6-tetramethylpiperidinoxyl | QMA = 0,05 mg/6dm2 | ||
– | 9004-65-3 | hydroxypropylmethylcellulose | – | |
– | 7705-08-0 | ijzer(III)chloride | SMLFe Zie bijlage II, Verordening (EG) nr. 10/2011 | |
– | 1338-14-3 | ijzernaftenaat | SMLFe Zie bijlage II, Verordening (EG) nr. 10/2011 | |
– | 3130-28-7 | ijzeroctanoaat | SMLFe Zie bijlage II, Verordening (EG) nr. 10/2011 | |
– | – | ijzersilicaat | SMLFe Zie bijlage II, Verordening (EG) nr. 10/2011 | |
90000 | 646-13-9 | isobutylstearaat | – | |
– | 7727-21-1 | kaliumperoxodisulfaat | NA | (1) |
– | 5931-89-5 | kobaltacetaat | SMLCo Zie bijlage II, Verordening (EG) nr. 10/2011 | |
– | 1333-88-6 | kobaltaluminaat | SMLCo Zie bijlage II, Verordening (EG) nr. 10/2011 | |
– | 61789-51-3 | kobaltnaftenaat | SMLCo Zie bijlage II, Verordening (EG) nr. 10/2011 | |
– | – | kobaltoctanoaat | SMLCo Zie bijlage II, Verordening (EG) nr. 10/2011 | |
– | – | koolwaterstoffen, C10-C14, aromaatgehalte ≤ 1% | – | |
– | 1338-02-9 | kopernaftenaat | SMLCu Zie bijlage II, Verordening (EG) nr. 10/2011 | |
– | 20543-04-8 | koperoctanoaat | SMLCu Zie bijlage II, Verordening (EG) nr. 10/2011 | |
1310-65-2 | lithiumhydroxide | SMLLi Zie bijlage II, Verordening (EG) nr. 10/2011 | ||
– | 12057-24-8 | lithiumoxide | SMLLi Zie bijlage II, Verordening (EG) nr. 10/2011 | |
– | 1336-93-2 | mangaannaftenaat | SMLMn Zie bijlage II, Verordening (EG) nr. 10/2011 | |
– | – | mangaanoctanoaat | SMLMn Zie bijlage II, Verordening (EG) nr. 10/2011 | |
– | 26762-92-5 | p-menthaanhydroperoxide | NA | (1) |
– | 60-24-2 | 2-mercaptoethanol | 0,05 | |
21550 | 67-56-1 | methanol | – | (5) |
– | 4088-22-6 | N-methyldioctadecylamine | NA | |
– | 1338-23-4 | methylethylketonperoxide | NA | (1) |
– | 97-30-3 | alfa-methyl-d-glucoside | – | |
– | – | 1-methyl-2-hydroxy-4-tert.butylbenzeen | – | |
– | 202667-45-6 | 6-methylindaceen | 0,05 | (4) |
– | 28056-59-9 | methylisobutylketonperoxide | NA | (1) |
– | 814-78-8 | methylisopropenylketon | – | |
– | 7439-98-7 | molybdeen, poeder | 0,05 | als molybdeen |
– | 108-90-7 | monochloorbenzeen | 0,2 | |
– | 110-27-0 | myristinezuur, isopropyl ester | 0,05 | voor het reactie bijproduct 3-hexadecanol; (FRF geldt) |
– | – | naftaleensulfonzuur-formaldehydcondensatieproducten, ammonium-, kalium- en natriumzouten | – | |
– | 577-11-7 | natriumdioctylsulfosuccinaat | – | |
– | 7775-14-6 | natriumdithioniet | – | |
– | 7681-49-4 | natriumfluoride | – | |
– | 10124-56-8 | natriumhexametafosfaat | – | |
– | 149-44-0 | natriumhydroxymethaansulfinaat | – | |
– | 7775-27-1 | natriumperoxodisulfaat | NA | (1) |
– | – | oxyisopropylvanadaat | 0,05 | als vanadium |
– | 19807-27-3 3375-31-3 | palladiumdiacetaat | 0,05 | als palladium |
– | 7575-23-7 | pentaerythritoltetrakis(3-mercaptopropionaat) | 0,01 | |
– | – | polyetheenoxide(4-14)ethers van alcoholen, C5-C18 | 5 | |
– | – | polyetheenoxide(4-14)ethers van alkyl(C5-C15)fenol | 5 | |
– | – | polyetheenoxide(4-14)ethers van nonylfenol | 5 | |
– | – | polyetheenoxide(20-60)ethers van nonylfenol | 5 | |
– | – | polyetheenoxide(4-14)ethers van nonylfenol, esters met sulfobarnsteenzuur | 5 | |
– | – | polyetheenoxide(20-60)ethers van nonylfenol, esters met sulfobarnsteenzuur | 5 | |
– | – | polyetheenoxide(4-14)ethers van octylfenol | 5 | |
– | – | polyetheenoxide(20-60)ethers van octylfenol | 5 | |
– | – | polyetheenoxide(4-14)ethers van octylfenol, esters met sulfobarnsteenzuur | 5 | |
– | – | polyetheenoxide(20-60)ethers van octylfenol, esters met sulfobarnsteenzuur | 5 | |
– | – | polyether poly tert-butylperoxycarbonaat (verdund met ethylbenzeen) | actieve zuurstof: QM = 6,4 mg O2/kg polymeer; gepropoxyleerd pentaerithrytol: SML = 0,05 mg/kg; t-Butanol: SML = 10 mg/kg; ethylbenzeen: SML = 0,6 mg/kg | |
– | – | polypropeenoxide, esters met laurinezuur | – | |
– | – | polypropeenoxide, esters met oliezuur | – | |
– | – | polypropeenoxide, esters met ricinolzuur | – | |
– | – | polypropeenoxide, esters met stearinezuur | – | |
– | 25213-24-5 | polyvinylacetaat, gedeeltelijk gehydrolyseerd | – | |
– | 9002-89-5 | polyvinylalcohol (viscositeit van de 4% oplossing in water bij 20 °C ≥ 20 cP) | – | |
– | 25498-06-0 | poly(vinylcyclohexaan) | – | |
– | – | poly-N-vinyl-N-methylformamide, MG = 40.000 | – | |
– | 1613255-29-0 | 2',2'''-(propaan-1,3- diylbis(oxy))bis(3-(2,7-di-tert-butyl-9H- carbazol-9-yl)-5'-fluor- 3'-methyl-5-(2,4,4- trimethylpentaan-2-yl)-[1,1'-bifenyl]-2-ol) | 0,05 | (4) (6); FRF geldt |
– | 2010152-48-2 | 2',2'''-(propaan-1,3- diylbis(oxy))bis(3-(2,7-di-tert-butyl-9H- carbazol-9-yl)-5'- (dimethyl(octyl)silyl)-3'-methyl-5-(2,4,4- trimethylpentaan-2-yl)-[1,1'-bifenyl]-2-ol | 0,05 | (4) (8); FRF geldt |
– | 1042662-40-7 | 6'',6'''''-(propaan-1,3-diylbis(oxy))bis(3,3'',5-tri-tert-butyl-5'-methyl- [1,1':3',1''-terfenyl]-2'-ol) | 0,05 | (4) (7); FRF geldt |
– | 2088749-17-9 | 6'',6'''''-(((diisopropyl-germaandiyl)bis (methyleen))bis(oxy))- bis(3,3'',5-tri-tert-butyl-5'-octyl-[1,1':3',1''- terfenyl]-2'ol) | 0,05 | (4) (7); FRF geldt |
– | 2010152-47-1 | 6',6'''-(((diisopropyl- silaandiyl)bis- (methyleen))bis(oxy))-bis(3-(3,6-di-tert-butyl-9H-carbazol-9-yl)-3'-fluor-5-(2,4,4-trimethylpentaan-2-yl)-[1,1'- bifenyl]-2-ol) | 0,05 | (4) (6); FRF geldt |
– | – | resolen | – | |
– | 19088-74-5 | rubidiumbicarbonaat | 1 | als rubidium |
– | 584-09-8 | rubidiumcarbonaat | 1 | als rubidium |
– | – | sebacinezuur, esters met alcoholen, eenwaardige, alifatische, onvertakt, primaire, verzadigde, C6-C12 | – | |
– | – | sebacinezuur, esters met alcoholen, eenwaardige, alifatische, vertakt, primaire, verzadigde, C6-C12 | 18 | |
– | 546-68-9 | tetraisopropyltitanaat | – | |
– | 22288-43-3 | 1,1,3,3-tetramethylbutylperoxy-2-ethylhexanoaat | NA | (1) |
– | 1118-71-4 en 55252-75-0 | 2,2,6,6-tetramethyl-3,5-heptadion, tautomeer mengsel met 5-hydroxy-2,2,6,6-tetramethylhept-4-een-3-on | 0,05 | (4) |
– | 7550-45-0; 7705-07-9; 10049-06-6 | titaanchloride | – | |
– | 88-20-0 | o-tolueensulfonzuur | – | |
– | 104-15-4 | p-tolueensulfonzuur | – | |
– | 78-40-0 | triethylfosfaat (triethanolfosfaat) | – | |
– | 121-44-8 | triethylamine | NA | |
– | 24748-23-0 | 3,6,9-triethyl-3,6,9-trimethyl-1,2,4,5,7,8-hexoxonaan | NA | (1) |
– | 88-05-1 | 2,4,6-trimethylaniline | NA | |
– | – | 2,4,4-trimethylpentyl-2-hydroperoxide | NA | (1) |
– | – | 2,4,4-trimethylpentyl-2-hydroxyperoxypentaan | NA | (1) |
– | – | 2,4,4-trimethylpentyl-2-peroxyfenoxyacetaat | NA | (1) |
– | – | 2,4,4-trimethylpentyl-2-peroxyneodecanoaat | NA | (1) alleen in niet-weekgemaakte PVC) |
– | 1613243-54-1 | 3,6,9-trimethyl-3,6,9-tris(ethyl en/of propyl)-1,2,4,5,7,8-hexoxonaan | 0,05 | (1) |
– | 1017-56-7 | 2,4,6-tris(hydroxymethyl)melamine | – | |
– | 11099-11-9 1314-34-7 1314-62-1 | vanadiumoxide | 0,05 | als vanadium |
– | – | vetzuren, C8-C22, esters met sorbitan | – | |
– | – | vetzuren, C8-C22, esters met sorbitol | – | |
– | 7722-84-1 | waterstofperoxide | NA | (1) |
– | – | xyleensulfonzuren | – | |
– | 12001-85-3 | zinknaftenaat | SMLZn Zie bijlage II, Verordening (EG) nr. 10/2011 | |
– | 23519-77-9 | zirkonium(IV) n-propoxide | 2 | als zirkonium |
– | 72854-21-8 | zirkoniumnaftenaat | 2 | als zirkonium |
– | – | zirkoniumoctanoaat | 2 | als zirkonium |
– | 12036-01-0; 1314-23-4; 53801-45-9 | zirkoniumoxide | 2 | als zirkonium |
NA Niet aantoonbaar met een methode met een detectiegrens van 0,05 mg/kg.
(1) De som van de migratie van alle stoffen gemarkeerd met (1) mag niet aantoonbaar zijn met een methode met een detectiegrens van 0,05 mg/kg.
(2) Aantonen van overeenstemming met de beperking middels het bepalen van het gehalte per oppervlak. Gehalte wordt uitgedrukt in mg/6 dm2 eindproduct (als NCO). QMA(T) mg/kg is de som van alle stoffen gemarkeerd met (2) en de isocyanaten opgenomen in Verordening (EU) nr. 10/2011, bijlage I, tabel 2, groep 17.
(3) De som van de migratie van alle stoffen gemarkeerd met (3) mag niet aantoonbaar zijn met een methode met een detectiegrens van 0,05 mg/kg. De som van de migratie van volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding en bewerkte levensmiddelen op basis van granen en babyvoeding als omschreven in Verordening (EU) 609/2013 mag niet hoger zijn dan 0,01 mg/kg voedsel zoals geconsumeerd.
(4) Dit is een afbraakproduct en geen toegelaten uitgangsstof.
(5) Methanol is ook opgenomen als monomeer. De migratie dient te voldoen aan de huidige of toekomstige beperking die op Europees niveau is/wordt vastgesteld.
(6) De som van de migratie van alle stoffen gemarkeerd met (6) mag niet aantoonbaar zijn met een methode met een detectiegrens van 0,05 mg/kg.
(7) De som van de migratie van alle stoffen gemarkeerd met (7) mag niet aantoonbaar zijn met een methode met een detectiegrens van 0,05 mg/kg.
(8) De som van de migratie van alle stoffen gemarkeerd met (8) mag niet aantoonbaar zijn met een methode met een detectiegrens van 0,05 mg/kg.
Hoofdstuk II. Papier en karton
1. Papier en karton voor algemeen gebruik20.
1.1. Omschrijving
In het kader van deze regeling wordt onder papier en karton verstaan alle cellulose gebaseerde vezelmaterialen die vanuit een suspensie gevormd zijn tot een samenhangend vel of baan, al dan niet met toevoeging van vul- en/of hulpstoffen, en daarvan vervaardigde verpakkingen en gebruiksartikelen.
1.2. Eisen gesteld aan de vervaardiging
- 1.2.1.
Als grondstof voor de vervaardiging van papier en karton voor algemeen gebruik mogen uitsluitend worden gebruikt:
- −
verse cellulose-gebaseerde vezelmaterialen, al dan niet gebleekt;
- −
oud papier en karton;
- −
vezels van kunststoffen, volgens Hoofdstuk I, al dan niet voorzien van een deklaag volgens Hoofdstuk X. paragraaf 3;
- −
vezels van geregenereerde cellulose, volgens Hoofdstuk VIII;
- −
vezels van textielproducten, volgens Hoofdstuk VII.
- 1.2.2.
Voor de vervaardiging, verwerking of veredeling van papier en karton mogen uitsluitend de hierna genoemde hulpstoffen en veredelingsmiddelen worden gebruikt. Deze moeten van een goede technische kwaliteit zijn en mogen niet in grotere hoeveelheden worden gebruikt dan voor de vervaardiging van het eindproduct strikt noodzakelijk is. Tenzij anders is bepaald mogen stoffen, die onder een bepaalde categorie worden genoemd, ook voor een ander technologisch doel worden gebruikt. Behalve de hiervoor genoemde grondstoffen mogen in het eindproduct geen andere stoffen aanwezig zijn dan de hierna genoemde, zomede hun eventuele ontledingsproducten.
Waar in dit hoofdstuk een voorkomenslimiet is opgenomen, is deze, tenzij anders is bepaald, aangegeven als gewichtspercentage van de stof of van de categorie van stoffen berekend op het droge-stofgewicht van het eindproduct.
- a.
basishulpstoffen:
natriumcarbonaat;
natriumhydroxide;
sulfaten van aluminium, ijzer, kalium, magnesium, natrium en zink.
- b.
precipitatie-, fixatie-, retentie- en ontwateringsmiddelen:
acrylamideacrylzuurpolymeren, verkregen door gedeeltelijke hydrolyse van polyacrylamide of door copolymerisatie van acrylamide en acrylzuur, ten hoogste 0,2% vrij acrylamide bevattend;
acrylamide-2-ethylacrylaatdiethylmethylammoniumchloride-copolymeer,waarin ten hoogste 10% kationisch monomeer is verwerkt, ten hoogste 0,2%;
acrylamide-2-ethylacrylaatdiethylmethylammoniummethylsulfaat-copolymeer, waarin ten hoogste 10% kationisch monomeer is verwerkt, ten hoogste 0,2%;
acrylamide-2-ethylacrylaattrimethylammoniumchloridecopolymeer, waarin ten hoogste 10% kationisch monomeer is verwerkt, ten hoogste 0,2%;
acrylamide-2-ethylacrylaattrimethylammoniummethylsulfaatcopolymeer, waarin ten hoogste 10% kationisch monomeer is verwerkt, ten hoogste 0,2%;
acrylamide-2-ethylmethacrylaattrimethylammoniumchloridecopolymeer, waarin ten hoogste 10% kationisch monomeer is verwerkt, ten hoogste 0,2%;
acrylamide-2-ethylmethacrylaattrimethylammoniummethylsulfaat-copolymeer, waarin ten hoogste 10% 2-ethylmethacrylaat-trimethylammoniummethylsulfaat als monomeer is verwerkt, ten hoogste 0,2%;
aluminaten van calcium en natrium;
aluminiumacetaat;
aluminiumformiaat;
copolymeren van dimethylamine, epichloorhydrine en ethyleendiamine, ten hoogste 0,3% 1,3-dichloorpropanol-2 bevattend;
copolymeren van bis(2-aminoethyl)amine, dimethylamine en epichloorhydrine, ten hoogste 0,3% 1,3-dichloorpropanol-2 bevattend;
ijzerchloriden;
naftaleensulfonzuur-formaldehydcondensatieproduct en de natriumzouten daarvan, uitsluitend in vezelslurries;
polyacrylamide of copolymeren van acrylamide met dimethylaminoethylmethacrylaat, ten hoogste 0,2% vrij monomeer bevattend, uitsluitend in karton, dat bestemd is voor contact met droge eetwaren, ten hoogste 0,1%. Voor de vervaardiging van het polymeer of de copolymeren mag uitsluitend gebruik gemaakt worden van de volgende hulpstoffen:
ammoniumperoxodisulfaat
tert.butylhydroperoxide
ethyleendiaminetetraazijnzuur, natriumzout
kaliummetabisulfiet
kaliumperoxodisulfaat;
poly(aluminiumhydroxychloridesulfaat);
polyamide-epichloorhydrineharsen verkregen door reactie van het met mierenzuur en formaldehyd gemodificeerde condensatieproduct van adipinezuur en diethyleentriamine met epichloorhydrine of met een mengsel van epichloorhydrine en ammoniak, ten hoogste 0,2%;
polyamide-polyamine-epichloorhydrineharsen, verkregen door reactie van adipinezuur, caprolactam, diethyleentriamine, epichloorhydrine en polyethyleenglycol, ten hoogste 4,0%;
polyamide-polyamine-ethyleenimineharsen, verkregen door het door reactie van het met mierenzuur gemodificeerde condensatieproduct van adipinezuur en diethyleentriamine met ethyleenimine verkregen product te verknopen met een polyadduct van polyethyleenglycol en epichloorhydrine, ten hoogste 0,2%;
polyamide-polyamine-ethyleenimineharsen, verkregen door het door reactie van het met mierezuur gemodificeerde condensatieproduct van adipinezuur, N-(2-aminoethyl)-1,3-diaminopropaan en N,N’-bis(3-aminopropyl)-1,2-diaminoethaan met ethyleenimine verkregen product te verknopen met een polyadduct van polyethyleenglycol en epichloorhydrine, ten hoogste 0,2%;
polyamine-dichloorethaanharsen, verkregen door reactie van aminoethylpiperazine, dichloorethaan, diethyleentriamine, triethyleentetramine, tetraethyleenpentamine en pentaethyleenhexamine, ten hoogste 0,2%;
salpeterzuur;
tannine;
zwavelzuur.
- c.
slijmbestrijdingsmiddelen, uitsluitend voor gebruik in bedrijfswater:21.
n-alkenyl(C12-C18)dimethylethylammoniumbromide;
n-alkyl(C12-C18)dimethylbenzylammoniumbromide en -chloride;
1,2-benzisothiazoline-3-on;
bis(2-hydroxy-5-chloorfenyl)methaan;
5-chloor-2-methyl-4-isothiazoline-3-on;
glutaardialdehyd;
di-n-alkyl(C12-C18)methylbenzylammoniumbromide;
dimethyldithiocarbamaat;
3,5-dimethyltetrahydro-2H-1,3,5-thiadiazine-2-thion;
2-mercaptobenzthiazol en het natriumzout, ten hoogste 0,05%;
2-methoxycarbonylbenzimidazol en zinkdimethyldithiocarbamaat, in de verhouding 1:9;
3-methyl-4-chloorfenol en het natriumzout;
N-methyldithiocarbamaat en het kalium- en natriumzout;
N,N’-methyleenbis(dithiocarbamaat) en het kalium- en natriumzout;
2-methyl-4-isothiazoline-3-on;
tetramethylthiuramdisulfide;
trichloorfenol en het kalium- en natriumzout.
N.B. In papier en karton, dat niet uitsluitend in contact komt met droge eetwaren, mag in totaal aan (di)thiocarbamaten en thiuramdisulfide ten hoogste 1 mg/kg aanwezig zijn.
- d.
bleekmiddelen:
chloordioxide;
natriumchloriet;
natriumhypochloriet;
natriumperboraat;
natriumperoxide;
natriumsulfiet; natriumwaterstofsulfiet; waterstofperoxide; zwaveldioxide.
- e.
dispersie-, flotatie- en antischuimmiddelen:
alcoholen, eenwaardige, primaire, onvertakte, verzadigde, C4-C22, alsmede oleyl-alcohol;
alkyl(C8-C18)benzeensulfonaten, natriumzouten;
alkyl(C8-C18)sulfaten, natriumzouten;
alkyl(C8-C18)sulfonaten, natriumzouten;
ammoniak;
ammoniumchloride;
blokcopolymeer van etheenoxide en propeenoxide, molecuulgewicht groter dan 6800, veresterd met stearinezuur, uitsluitend voor deklagen, ten hoogste 0,05%;
citroenzure monoglycerylester;
cumeensulfonzuur, alsmede de ammonium-, kalium- of natriumzouten;
dialkyl(C4-C16)sulfosuccinaten, natriumzouten;
diethyleentriaminepentaazijnzuur, natriumzouten;
N,N’-distearoyldiaminoethaan;
ethyleendiaminetetraazijnzuur, natriumzouten;
fosfaten van natrium;
fosforzuur;
geraffineerde raapolie;
hydroabietylalcohol;
koolwaterstoffen, voornamelijk alifatische,
- –
hetzij C10-C14, in hoofdzaak C12-C14, met een kooktraject van 180-260 °C, aromaatgehalte (benzeen, tolueen, xyleen) ten hoogste 1%
- –
hetzij met een kooktraject van 230-330 °C, aromaatgehalte ten hoogste 25% en gehalte aan polycyclische aromaten ten hoogste 0,5%
- –
hetzij met een kooktraject van 320-480 °C, aromaatgehalte ten hoogste 25% en gehalte aan polycyclische aromaten ten hoogste 0,5%;
ligninesulfonaten, calcium- en natriumzouten;
organopolysiloxanen, twee methylgroepen aan elk siliciumatoom bevattend (siliconen);
paraffine, vloeibare (geraffineerde minerale olie), welke voldoet aan de volgende specificatie:
kleur zwakker dan Standaard Saybolt 30
geur vrijwel afwezig
en waarvan de absorptie van UV-licht voldoet aan de waarden gesteld in deel B (Methoden van Onderzoek);
polyetheenoxide(4-14)ethers van alcoholen, eenwaardige, primaire, onvertakte, verzadigde, C12-C18;
polyetheenoxide(4-14)ether van n-alkyl(C8-C12)fenol;
polyetheenoxide(8-14)veresterd met vetzuren als hierna omschreven of ricinolzuur;
polyetheenoxide(20)sorbitantristearaat;
polypropeenoxide, veresterd met laurine-, olie-, ricinol- of stearinezuur;
polyvinylpyrrolidon (viscositeit van de 5% oplossing in water bij 20 °C tenminste 34 cP);
pijnolie;
ricinusolie (volgens de Nederlandse Farmacopee), al dan niet gesulfoneerd, alsmede gesulfateerd of gesulfoneerd ricinolzuur;
o- en p-tolueensulfonamide-formaldehydcondensatieproduct, uitsluitend in papier en karton, dat bestemd is voor contact met droge eetwaren;
tolueensulfonzuren, alsmede de ammonium-, kalium- of natriumzouten;
tributyl- en triisobutylfosfaat, uitsluitend voor deklagen, ten hoogste 0,5%;
vetzuren, onvertakte, verzadigde en onverzadigde, met een even aantal koolstofatomen, C8-C22, met een gehalte van ten hoogste 2,5% aan onverzeepbare bestanddelen;
vetzuren, als hiervoor omschreven, de daarvan afgeleide di- en trimeren;
vetzuren, als hiervoor omschreven, amiden van;
vetzuren, als hiervoor omschreven, veresterd met alcoholen, eenwaardige, alifatische, onvertakte, verzadigde, C4-C18, alsmede oleylalcohol;
vetzuren, als hiervoor omschreven, veresterd met glycerol tot mono-, di- en triglyceriden;
vetzuren, als hiervoor omschreven, veresterd met polyolen, C3-C6;
vetzuren, als hiervoor omschreven, veresterd met sorbitol of sorbitan;
vetzuren, als hiervoor omschreven, als zouten met aluminium, ammonium, calcium, kalium, magnesium en natrium;
vetzuren, als hiervoor omschreven, als verbindingen met bis(2-hydroxyethyl)amine;
vetzuren, als hiervoor omschreven, als verbindingen met tris(2-hydroxyethyl)amine;
xyleensulfonzuren, alsmede de ammonium-, kalium- of natriumzouten.
- f.
vulstoffen en hun hulpstoffen:
1-aminopropaan-2-ol, maximaal 10% 2-aminopropaan-1-ol bevattend, alleen te gebruiken als een dispergeermiddel voor vulstoffen in papier en karton;
carbonaten van calcium en magnesium, al dan niet het natriumzout van polyacrylaat bevattend;
oxiden en hydroxiden van aluminium, magnesium, silicium, titaan en zink;
silicaten van aluminium, calcium, kalium, magnesium en natrium, inbegrepen bentoniet, diatomeeënaarde, infusorieënaarde, kaolien, klei, mica en talk;
sulfaten van aluminium, barium en calcium, inbegrepen satijnwit;
zinksulfide, inbegrepen lithopoon.
- g.
kleurstoffen en pigmenten:
volgens Hoofdstuk XI.
- h.
lijmen en vezelbindmiddelen:
alkylketeendimeren, bereid uit gehalogeneerde vetzuren afkomstig van dierlijke of plantaardige oliën en vetten, ten hoogste 0,4%;
aluminiumhydroxychloride, Al2(OH)5Cl;
cellulosederivaten:
carboxymethylcellulose
ethylhydroxyethylcellulose
hydroxyethylcellulose
hydroxypropylcellulose
hydroxypropylmethylcellulose
methylcellulose;
copolymeren van styreen met acrylzuur of maleïnezuur, volgens Hoofdstuk I, benevens de ammonium- en natriumzouten;
dextrines;
dispersies in water van de onder 1.2.2 n. genoemde macromoleculaire verbindingen;
dispersies in water van de onder 1.2.2 i. genoemde paraffinen en wassen;
eiwitten: aardappeleiwit, beenderlijm, caseïne, gelatine, huidlijm, sojaeiwit, tarweeiwit, vislijm en zeïne;
kolofonium (houthars, gomhars, tallhars, donkere houthars en donkere tallhars), gewonnen uit pijnbomen van het geslacht Pinus, familie Pinaceae, al dan niet gemodificeerd door hydrogenering, dimerisering of dismutering (disproportionering);
kolofonium, als hiervoor omschreven, de ammonium-, calcium-, kalium- en natriumzouten ervan, al dan niet gemodificeerd door reactie met een of meer van de volgende stoffen:
citroenzuur
formaldehyd
fumaarzuur
maleïnezuur of maleïnezuuranhydride
salicylalcohol;
kolofonium, als hiervoor omschreven en terpeenharsen als onder 1.2.2 n. omschreven, al dan niet gemodificeerd door reactie met een of meer van de volgende stoffen:
2,2-bis(4-hydroxyfenyl)propaan-formaldehydcondensatieproduct
citroenzuur
ftaalzuuranhydride
fumaarzuur
maleïnezuur en maleïnezuuranhydride
vetzuren, als onder 1.2.2 e. omschreven
waterstof
en al dan niet veresterd met een of meer van de volgende alcoholen:
diolen, C2-C6
glycerol
methanol
pentaerythritol
polyetheenoxide, molecuulgewicht groter dan 200;
polyanionische galactomannaanfosfaatesters, welke voldoen aan de volgende specificatie:
guar-galactomannaangehalte: min. 45%
fosfaatgehalte: max. 16% (als PO4)
acetaatgehalte: max. 25%
vochtgehalte: max. 10%;
polyurethanen, in water oplosbare, anionische, vervaardigd uit dimethylpropionzuur, glycerinemonostearaat, N-methyldiethanolamine, 2,4- en 2,6-tolueendisocyanaat met behulp van dibutyltindiacetaat, ten hoogste 0,15% op droog substraat;
polyurethanen, in water oplosbare, kationische, vervaardigd uit glycerinemonostearaat, N-methyldiethanolamine, 2,4- en 2,6-tolueendiïsocyanaat met behulp van dibutyltindiacetaat, ten hoogste 0,15% op droog substraat;
verdikkingsmiddelen, volgens het Verordening (EG) nr. 1333/2008;
zetmelen, al dan niet gemodificeerd door middel van een of meer van de volgende bewerkingen (de percentages geven de maximaal toelaatbare gewichtshoeveelheden van het agens aan, berekend op het zetmeel, tenzij anders aangegeven):
- 1)
afgebroken met amylasen, ammonium-, kalium- of natriumperoxodisulfaat (0,6%), natriumchloriet (0,5%), natriumhydroxide (1%), natriumhypochloriet (7,5%, als chloor), waterstofperoxide (0,45%, als actieve zuurstof), zoutzuur (7%) en zwavelzuur (2%)
- 2)
verknoopt met boorzuur of tetraboraten van ammonium, kalium of natrium (2%, als B2O3), epichloorhydrine (0,3%), fosforoxychloride (0,04%, als P ingevoerd in het zetmeel), glyoxaal (1%), natriumtrimetafosfaat (0,04%, als P ingevoerd in het zetmeel)
- 3)
veresterd met azijnzuuranhydride (8%), fosforzuur of kalium- en natriumzouten ervan (6%), natriumpolyfosfaat (0,04%, als P ingevoerd in het zetmeel), octenylbarnsteenzuuranhydride (3%), ureum (20%), vinylacetaat (7,5%)
- 4)
veretherd met acrylnitril (5%), chloorhydroxypropyltrimethylammoniumchloride (8%), diethylaminoethylchloridehydrochloride (8%), 2,3-epoxypropyltrimethylammoniumchloride (7%), etheenoxide (3%), monochloorazijnzuur (7,5%), propeenoxide (10%).
- i.
paraffinen en wassen:
montaanwas, bestaande uit:
- 1)
montaanzuur C26-C32
- 2)
esters hiervan met ethaandiol of 1,3-butaandiol
- 3)
of het calciumzout van deze zuren en mits het product voldoet aan de zuiverheidseisen gesteld in deel B (Methoden van Onderzoek);
paraffine, microkristallijne, waarvan de absorptie van ultraviolet licht voldoet aan de waarden gesteld in deel B (Methoden van Onderzoek);
paraffine, vaste, inbegrepen synthetische, waarvan de absorptie van ultraviolet licht voldoet aan de waarden gesteld in deel B (Methoden van Onderzoek); paraffine, vloeibare (geraffineerde minerale olie), welke voldoet aan de volgende specificatie:
kleur zwakker dan Standaard Saybolt 30
geur vrijwel afwezig
en waarvan de absorptie van ultraviolet licht voldoet aan de waarden gesteld in deel B (Methoden van Onderzoek);
polyetheen, molecuulgewicht groter dan 200;
wassen: bijenwas, candelilla, carnauba, copal, esparto, rotamo, schellak, spermaceti en vlaswas.
- j.
vochtregelende middelen:
chloriden van calcium, magnesium en natrium;
dicyaandiamide;
glucose en massé;
glycerol;
1,6-hexaandiol;
lecithine;
natriumnitraat-ureumcomplex, bestaande uit een deel natriumnitraat en twee delen ureum, uitsluitend in papier en karton, dat bestemd is voor contact met droge eetwaren, ten hoogste 15%;
polyetheenoxide, molecuulgewicht groter dan 200;
polypropeenoxide, molecuulgewicht groter dan 400;
1,2-propaandiol;
saccharose;
sorbitan;
sorbitol;
ureum.
- k.
conserveermiddelen, uitsluitend voor conservering van deklagen:
1,2-benzisothiazoline-3-on;
benzoëzuur, melkzuur, mierenzuur, propionzuur, sorbinezuur en de calcium-, kalium- en natriumzouten ervan;
boorzuren en de natriumzouten;
2-broom-4-hydroxyacetofenon, ten hoogste 0,006% berekend op de deklaag;
3,5-dimethyltetrahydro-2H-1,3,5-thiadiazine-2-thion;
o-fenylfenol en het natriumzout;
formaldehyd;
hexamethyleentetramine;
p-hydroxybenzoezure esters van ethanol, methanol en propanolen (als eenwaardige alcoholen).
- l.
conserveermiddelen voor de bescherming van de verpakte waar:
bifenyl, uitsluitend in verpakkingspapier voor citrusfruit.
- m.
middelen ter verbetering van de natsterkte:
melamine-formaldehydcondensatieproducten (hydroxymethylmelaminen), al dan niet chemisch gemodificeerd met 6-aminohexaancarbonzuur of natriumwaterstofsulfiet, geen andere hulpstoffen bevattend dan in Hoofdstuk I zijn toegelaten;
N-methyldiallylaminehydrochloride-epichloorhydrinepolymeer, welke voldoet aan de volgende specificatie:
gehalte aan 1,3-dichloorpropanol-2
< 5,5%
gehalte aan dichloorpropanol-1
< 0,15%
gehalte aan 3-chloorpropaandiol-1,2
< 1,0%
maximum gebruikstoepassing
1,5%;
polyamide-epichloorhydrineharsen verkregen door reactie van het condensatieproduct van adipinezuur en bis(2-aminoethyl)amine met epichloorhydrine of met een mengsel van epichloorhydrine en ammoniak, ten hoogste 1,5%;
ureum-formaldehydcondensatieproducten, al dan niet chemisch gemodificeerd met een of meer van de volgende stoffen:
6-aminohexaanlaktam
bis(2-aminoethyl)amine
diaminoethaan
dicyaandiamide
natriumwaterstofsulfiet
triethyleentetramine
tris(2-hydroxyethyl)amine
en geen andere hulpstoffen bevattend dan in Hoofdstuk I zijn toegelaten.
- n.
macromoleculaire verbindingen:
cellulose microvezels, geproduceerd met calciumcarbonaat, kaoline en/of andere toegestane minerale vulstoffen;
cellulosenitraat, gehalte aan stikstof 10,8–12,4%;
cumaron-indeenharsen, uitsluitend voor papier en karton, dat bestemd is voor contact met droge eetwaren;
cyclohexanonharsen, uitsluitend voor papier en karton, dat bestemd is voor contact met droge eetwaren;
Difosforzuur, polymeren met geëthoxyleerde, gereduceerde methylesters van gereduceerd, gepolimeriseerd en geoxideerd tetrafluorethyleen. CAS: 200013-65-6.
etheen-vinylacetaatcopolymeren, geen andere hulpstoffen bevattend dan in Hoofdstuk I zijn toegelaten;
ethylcellulose;
alfa-methylstyreen-vinyltolueencopolymeren, waarbij uitgegaan wordt van de twee monomeren in een molaire verhouding van 1:3, geen andere hulpstoffen bevattend dan in Hoofdstuk I zijn toegelaten, smeltpunt tenminste 75 °C;
petroleumkoolwaterstofharsen, alicyclische, welke voldoen aan de volgende omschrijving en specificatie:
mengpolymeren bereid door polymerisatie van diënen en olefinen, onverzadigde, onvertakte en vertakte ringvormige C4-C7 monomeren, afkomstig uit de laagkokende fracties (eindkookpunt lager dan 200 °C) verkregen door kraking van aardolie, al dan niet gehydrogeneerd.
Deze polymeren zijn niet volledig verzadigde, niet-aromatische koolwaterstofharsen, die methylgroepen en in de keten opgenomen niet-aromatische gemethyleerde 5 en 6 koolstofatomen tellende ringstructuren bevatten.
De harsen moeten voldoen aan de volgende specificatie:
viscositeit bij 140 °C tenminste 3000 cP
verwekingspunt tenminste 97 °C (ASTM E 28-58T)
anilinepunt tenminste 90 °C (ASTM D 611-64)
monomeergehalte ten hoogste 0,1%
aromaatgehalte ten hoogste 0,5%
asgehalte ten hoogste 0,1% (ASTM D 482)
een 50% oplossing in tolueen moet tenminste evenveel licht doorlaten als een oplossing van 40 mg jood in 100 ml kaliumjodide oplossing (DIN53403);
gehydrogeneerde polycyclopentadieenhars, bereid door polymerisatie van een mengsel in hoofdzaak bestaande uit cyclopentadieen en het dimeer daarvan afkomstig uit de tussen 80 °C en 180 °C kokende fractie gedestilleerd uit het door kraking onder toevoeging van stoom uit aardolie verkregen product. Het polymerisatieproces wordt gevolgd door een hydrogenering van het polymeer.
De harsen moeten voldoen aan de volgende specificatie:
viscositeit bij 140 °C tenminste 2000 cP
verwekingspunt tenminste 95 °C (ASTM E 28-58T)
broomgetal ten hoogste 2 (ASTM D 1159)
asgehalte ten hoogste 0,1% (ASTM D 482)
kleur van een 10% oplossing in tolueen zwakker dan Standaard Saybolt 22 (ASTM D 156);
polycondensaat van aardappeleiwit, caseïne, gelatine of sojaeiwit met ten hoogste 6% glyoxaal, berekend op het gewicht van het eiwit, uitsluitend voor papier en karton, dat niet in contact kan komen met alcoholhoudende eet- en drinkwaren;
polyesters, verkregen door een reactie tussen een of meer van de volgende meerbasische zuren en meerwaardige alcoholen, waarbij de reactie kan worden beëindigd met een van de volgende eenbasische zuren dan wel eenwaardige alcoholen:
- 1)
meerbasische zuren:
adipinezuur
1,2,4-benzeentricarbonzuur en -anhydride
ftaalzuren en -anhydriden
fumaarzuur
itaconzuur
maleïnezuur en -anhydride
sebacinezuur
terpeen-maleïnezuuradduct, zuurgetal van het veresterde product 35-50
vetzuren, zoals onder 1.2.2 e. omschreven, gedimeriseerd
- 2)
eenbasische zuren:
benzoëzuur
4,4-bis(4-hydroxyfenyl)pentaancarbonzuur
tert.butylbenzoëzuur
kolofonium, zoals onder 1.2.2 h. omschreven
ricineenzuur
trialkyl(C4-C11)methaancarbonzuren
vetzuren, zoals onder 1.2.2 e. omschreven, alsmede tallolievetzuren
- 3)
meerwaardige alcoholen:
bis(2-hydroxyethyl)ether
1,3-butaandiol
1,4-butaandiol
ethaandiol
glycerol
mannitol
methyl-alfa-D-glucoside
pentaerythritol
1,2-propaandiol
sorbitol
1,1,1-tris(hydroxymethyl)ethaan
1,1,1-tris(hydroxymethyl)propaan
- 4)
eenwaardige alcoholen:
alcoholen, eenwaardige, alifatische, onvertakte, verzadigde, C4-C18, alsmede oleylalcohol;
polymeren en polycondensatieproducten, volgens Hoofdstuk I;
polyolefinen, gechloreerde, welke voldoen aan de volgende specificatie:
chloorgehalte ten hoogste 56%
molecuulgewicht tenminste 100.000
oplosbaarheid in n-hexaan bij 50 °C ten hoogste 7%;
polyvinylacetaat en copolymeren van vinylacetaat met:
acrylamide
acrylnitril
acrylzuur en de esters daarvan met n-butanol en 2-ethylhexylalcohol
methacrylamide
methacrylzuur en de esters daarvan met n-butanol, n-hexanol en 2-ethylhexylalcohol
maleïnezuuranhydride
triallylpentaerythritol, ten hoogste 1% vinylsulfonzuur en het natriumzout
geen andere hulpstoffen bevattend dan in Hoofdstuk I zijn toegelaten;
polyvinylalcohol (viscositeit van de 4% oplossing in water bij 20 °C ten minste 5 mPas);
polyvinylpropionaat, geen andere hulpstoffen bevattend dan in Hoofdstuk I zijn toegelaten;
rubber, natuurlijke en synthetische, volgens Hoofdstuk III, categorie I en II, in vaste of in latexvorm;
rubber, als hiervoor omschreven, gechloreerde, voldoende aan de volgende specificatie:
chloorgehalte ten hoogste 67%
viscositeit van de 20% oplossing in tolueen bij 20 °C tenminste 4 cP;
rubber, als hiervoor omschreven, gecycliseerde, mits het gehalte aan vrij fenol ten hoogste 0,04% bedraagt en uitsluitend voor papier en karton, dat bestemd is voor contact met droge eetwaren;
terpeenharsen, bereid uit alfa-pineen, beta-pineen of dipenteen, al dan niet gemodificeerd met fenol, welke voldoen aan de volgende specificatie:
zuurgetal minder dan 5
verzepingsgetal minder dan 5
de kleur van een 50% oplossing in lakbenzine moet minder zijn dan 4 Gardner;
vetzuren, zoals onder 1.2.2 e. omschreven, vinylesters van.
- o.
weekmakers:
acetyltributylcitraat;
acetyltriethylcitraat;
adipinezure esters van alcoholen, eenwaardige, alifatische, verzadigde, C6-C12;
azelaïnezure esters van alcoholen, eenwaardige, alifatische, verzadigde, C6-C12;
butylbenzylftalaat, ten hoogste 1% dibenzylftalaat bevattend;
butylstearaat;
citroenzure esters van alcoholen, eenwaardige, alifatische, verzadigde, C6-C12;
dialkyl(C7-C9)ftalaat;
dibutylftalaat;
dibutylsebacaat;
dicyclohexylftalaat;
di(2-ethylhexyl)ftalaat;
diïsobutyladipaat;
diïsobutylftalaat
dimethylsebacaat;
di-n-octylftalaat;
geëpoxideerde sojaolie met een oxiraangehalte tussen 6,4% en 8%;
isopropylacetaat;
mono-, di- en tristearylcitraat;
monoisopropylcitraat;
n-octadecylamineacetaat;
pentaerythritoltetrastearaat;
saccharosediacetaathexaisobutyraat;
stearylacetaat;
triethylcitraat;
triethyleenglycol.
- p.
optische witmakers:
4,4’-bis[[4-[bis(2-hydroxyethyl)amino]-6-(m-sulfoanilino)-s-triazine-2-yl]amino]-2,2’-stilbeendisulfonzuur;
4,4’-bis[[4-[bis(2-hydroxyethyl)amino]-6-(o-sulfoanilino)-s-triazine-2-yl]amino]-2,2’-stilbeendisulfonzuur;
4,4’-bis[[4-[bis(2-hydroxyethyl)amino]-6-(p-sulfoanilino)-s-triazine-2-yl]amino]-2,2’-stilbeendisulfonzuur;
4,4’-bis[[4-diethylamino-6-(2,5-disulfoanilino)-s-triazine-2-yl]amino]-2,2-stilbeendisulfonzuur;
4,4’-bis[[4-methoxy-6-anilino-s-triazine-2-yl]-amino]-2,2’-stilbeendisulfonzuur;
4,4’-bis[[4-[mono- en bis(2-hydroxyethyl)amino]-6-anilino-s-triazine-2-yl]-amino]-2,2’-stilbeendisulfonzuur;
4,4’-bis[[4-morfolino-6-(2,5-disulfoanilino)-s-triazine-2-yl]amino]-2,2’-stilbeendisulfonzuur;
4,4’-bis[[4-morfolino-6-(p-sulfoanilino)-s-triazine-2-yl]amino]-2,2’-stilbeendisulfonzuur en de ammonium-, kalium-, natrium-, calcium- of magnesiumzouten van bovenvermelde zuren;
1-(4,6-dimethoxy-s-triazine-2-yl)pyreen.
- q.
hechtmiddelen, oplosmiddelen en inkten:
hechtmiddelen
}
voor zover het eindproduct blijft voldoen aan het bepaalde in artikel 3, eerste lid, Verordening (EG) nr. 1935/2004;
oplosmiddelen
}
inkten:
de eisen gesteld in Hoofdstuk XI zijn van overeenkomstige toepassing.
- r.
overige hulpstoffen:
bis(2-hydroxypropyl)ether;
bis(2-methyl-4-hydroxy-5-tert.butylfenyl)butaan;
2- en 3-tert.butylhydroxyanisol (BHA), als mengsel, ten hoogste 0,05% monomethylhydrochinonether bevattend;
calciumformiaat;
chroom(III)myristo- en chroom(III)stearatocomplex, uitsluitend op papier en karton, dat van een was- of deklaag als afdeklaag wordt voorzien;
dialkyl(C16-C18)carbamoylchloride, dat voldoet aan de volgende specificatie:
alkylisocyanaat, ten hoogste 1%
alkylchloride, ten hoogste 1%
di-, tri- en tetraalkylureum ten hoogste 1%
fosgeen, ten hoogste 0,005%
mono-, di- en trialkylaminehydrochloride, ten hoogste 5%
tolueen ten hoogste 1%
andere residuen van aminen (voornamelijk koolwaterstoffen en alkylnitrillen), ten hoogste 3%
In de dispersie van de stof voor praktische toepassing mogen geen iminen aanwezig zijn;
dibenzoylperoxide;
2,6-di-tert.butyl-4-methylfenol (BHT);
dicyaandiamide;
dilaurylthiodipropionaat;
dimyristylthiodipropionaat;
distearylthiodipropionaat;
dodecylmercaptaan;
glyoxaal, voor het watervast maken van zetmelen in deklagen, ten hoogste 1%, berekend op het zetmeelgehalte van de deklaag en uitsluitend voor papier en karton, dat niet bestemd is voor contact met alcoholhoudende eet- en drinkwaren;
12-hydroxystearinezuur en de ester met glycerol;
lanoline;
2-mercaptobenzthiazol en het natriumzout, uitsluitend als conserveermiddel voor hechtmiddelen;
mono-, bis- en tris(2-hydroxyethyl)amine;
naftaleensulfonzuur-formaldehydcondensatieproduct en de natriumzouten, uitsluitend als emulgator in wasemulsies;
natriumchloride;
natriumdithioniet, uitsluitend als antioxidant voor wassen;
natriumwaterstofcarbonaat;
n-octadecyl-beta-(4-hydroxy-3,5-di-tert.butylfenyl)propionaat;
roet (furnace black en channel black) en andere koolstofprocucten zoals grafiet en cokespoeder, waarvan de zuiverheid voldoet aan de eisen, gesteld in hoofdstuk XI;
tetrakis[methyleen(3,5-di-tert.butyl-4-hydroxyfenyl)propionaat]methaan;
thiodipropionzuur;
alfa-tocoferol;
1,3,5-trimethyl-2,4,6-tris(3,5-di-tert.butyl-4-hydroxybenzyl)benzeen;
1,1,3-tris(2-methyl-4-hydroxy-5-tert.butylfenyl)butaan;
tris(mono- en dinonylfenyl)fosfiet, ten hoogste 1% tris(2-hydroxypropyl)amine bevattend;
zinkbis(2-ethylhexanoaat);
zwavel.
1.3. Eisen gesteld aan het eindproduct:
- 1.3.1.
De totale migratie uit het van een deklaag (coating) voorziene eindproduct mag onder redelijkerwijs te verwachten gebruiksomstandigheden vermenigvuldigd met de van toepassing zijnde factor vermeld in bijlage deel B, hoofdstuk I, tabel 4.1, niet meer bedragen dan de waarde 60.
- 1.3.2.
De totale migratie uit het niet van een deklaag voorziene eindproduct mag onder redelijkerwijs te verwachten gebruiksomstandigheden vermenigvuldigd met de van toepassing zijnde factor vermeld in bijlage deel B, hoofdstuk I, tabel 4.1, niet meer bedragen dan de waarde 60, met dien verstande dat, indien de waarde 60 wordt overschreden, het in methyleenchloride oplosbare deel noch het in methyleenchloride onoplosbare deel van het migraat meer mag bedragen dan de waarde 60.
- 1.3.3.
De specifieke migratie mag onder redelijkerwijs te verwachten gebruiksomstandigheden vermenigvuldigd met de van toepassing zijnde factor vermeld in bijlage deel B, hoofdstuk I, tabel 4.1, niet meer bedragen dan de hierna bij het desbetreffende bestanddeel aangegeven waarde:
stof / groep stoffen
SML (mg/kg)
acroleïne:
NA1.
sec. alifatische aminen:
NA
tert. alifatische aminen:
NA
allylverbindingen:
NA
1-aminopropaan-2-ol
QMA = 5 mg/6 dm2 EP, alleen of samen met zijn isomeer 2-aminopropaan-1ol; het mengsel mag maximaal 10% 2-aminopropaan-1-ol bevatten
2-aminopropaan-1-ol
QMA = 5 mg/6 dm2 EP, samen met zijn isomeer 1-aminopropaan-2-ol; het mengsel mag maximaal 10% 2-aminopropaan-1-ol bevatten
diazoverbindingen:
NA
1,3-dichloorpropanol-2:
NA
diethylaminoethylchloridehydrochloride:
NA
epichloorhydrine:
QM = 1 mg/kg EP
isocyanaatgroepen:
NA
mercaptanen:
NA
2-mercaptobenzthiazol en het natriumzout:
NA
peroxiden:
NA
slijmbestrijdingsmiddelen, genoemd in onderdeel 1.2.2 c., voor zover hierna niet specifiek genoemd:
NA
tetrahydrofuraan:
NA
tolueensulfochloride:
NA
triallylpentaerythritol:
NA
triethylamine:
NA
urethaan (alleen in geval van contact met alcoholische dranken of de simulant daarvoor):
NA
acrylamide en methacrylamide, in totaal:
0,1
acrylnitril en methacrylnitril, in totaal:
0,01
alkeeniminen, in totaal:
0,01
prim. alifatische aminen, in totaal:
3
alkyl(C8-C18)benzeensulfonaten)
}
alkyl(C8-C18)sulfaten
}
in totaal:
30
alkyl(C8-C18)sulfonaten
}
aluminium:
1
arseenverbindingen, in totaal:
0,01 (als arseen)
bariumverbindingen, in totaal:
1 (als barium)
1,2 benzisothiazoline-3-on:
30
bis(2-methyl-4-hydroxy-5-tert.butylfenyl)butaan:
0,3
bis(2-hydroxyethyl)ether
}
bis(2-hydroxypropyl)ether
ethaandiol
}
in totaal:
30
2,2 bis(4-hydroxyfenyl)propaan:
0,6
bis[tri(etheenoxy)]hydroxymethylfosfonaat:
6
boorverbindingen, in totaal:
1 (als boor)
cadmiumverbindingen, in totaal:
0,01 (als cadmium)
chloorfenolen, in totaal:
0,1
chloorhydroxypropyltrimethylammoniumchloride:
0,05
5-chloor-2-methyl-4-isothiazoline-3-on mengsel met
2-methyl-4-isothiazoline-3-on (1:3):
QMA: 0,025 mg/dm2
chroomverbindingen, in totaal:
0,1 (als chroom)
dialkyl(C16-C18)carbamoylchloride, in totaal:
6
dialkyl(C7-C9)ftalaat, in totaal:
15
dibutylftalaat:
1,0 alleen of samen met di-isobutylftalaat
dibutyltindiacetaat:
0,01 (als dibutyltin)
dicyclohexylftalaat:
30
di(2-ethylhexyl)ftalaat:
1,5
di-isobutylftalaat:
1,0 alleen of samen met dibutylftalaat
difosforzuur, polymeren met geëthoxyleerde, gereduceerde methylesters van gereduceerd, gepolimeriseerd en geoxideerd tetrafluorethyleen:
0,05
dimethylaminoethylmethacrylaat:
0,01
3,5-dimethyltetrahydro-2H-1,3,5-thiadiazine-2-thion:
0,3
di-n-octylftalaat:
6
epoxygroepen bevattende stoffen, andere dan geëpoxideerde lijn- en sojaolie:
QM(T) = 5 mg/kg in EP (als epoxygroep, MG = 43)
fenolische verbindingen, in totaal:
15 (als fenol)
o-fenylfenol:
0,1
fluorverbindingen, in totaal:
1 (als fluor)
formaldehyd en glyoxaal en hexamethyleentetramine, in totaal:
15
glutaardialdehyd:
3
kwikverbindingen, in totaal:
0,005 (als kwik)
melamine:
2,5
2-methyl-4-isothiazoline-3-on:
0,5, alleen of met 5-chloor-2-methyl-4-isothiazoline-3-on
3 monochloor-1,2-propaandiol
0,01
optische witmakers van het stilbeendisulfonzuurtype, genoemd in onderdeel 1.2.2 p., in totaal:
6
organotinverbindingen, andere dan de in hoofdstuk I genoemde, in totaal:
0,05 (als tin)
polycyclische aromaten, in totaal:
0,01 (als benzo(a)pyreen)
polyetheenoxide(4-14)ethers van alcoholen, eenwaardige, primaire, onvertakte, verzadigde, C12-C18, in totaal:
5
polyetheenoxide(4-14)ethers van n-alkyl(C8-C12)fenol, in totaal:
5
polyhalogeen bi- en terfenylen, in totaal:
0,03
quaternaire ammoniumverbindingen, in totaal:
0,5
salicylalcohol:
30
tris(2-hydroxyethyl)amine:
0,01
1,1,1-tris(hydroxymethyl)ethaan:
3
1,1,1-tris(hydroxymethyl)propaan:
30
1,1,3-tris(2-methyl-4-hydroxy-5-tert.butylfenyl)butaan:
3
vetzure verbindingen met bis(2-hydroxyethyl)amine:
30
zink:
5
zinkbis(2-ethylhexanoaat):
10
- 1.3.4.
De afgifte van monomeren / uitgangsstoffen waaruit condensatieproducten, harsen en polymerisatieproducten worden samengesteld, alsmede de gebruikte additieven moeten voldoen aan de algemene en specifieke eisen die voor deze stoffen in dit besluit zijn vermeld.
- 1.3.5.
Het materiaal of voorwerp dat wordt vervaardigd met gebruikmaking van aromatische isocyanaten of door middel van diazokoppeling bereide kleurstoffen, mag geen primaire aromatische aminen (uitgedrukt als aniline) afgeven in een detecteerbare hoeveelheid (DG = 0,02 mg/kg levensmiddel of simulatiestof, analytische tolerantie inbegrepen). Deze beperking geldt echter niet voor de migratiewaarde van de primaire aromatische aminen die volgens dit hoofdstuk zijn toegelaten.
- 1.3.6.
Indien bij de vervaardiging of verwerking of veredeling van papier of karton gebruik wordt gemaakt van in andere hoofdstukken omschreven materialen, dienen de op die materialen betrekking hebbende limieten voor de specifieke migratie van componenten eveneens in acht te worden genomen.
2. Papier en karton bestemd voor warm gebruik (gebruik als kookverpakking en voor de filtering van drinkwaren bij temperaturen hoger dan 80 °C)
2.1. Omschrijving
In dit deel worden de eisen beschreven die gelden voor papier en karton dat is bestemd voor contact met eet- of drinkwaren bij temperaturen vanaf 80°C tot en met kooktemperatuur.
2.2. Eisen gesteld aan de vervaardiging
- 2.2.1.
Als grondstof voor de vervaardiging van papier en karton voor warm gebruik mogen uitsluitend worden gebruikt:
- −
verse cellulose-gebaseerde vezelmaterialen, al dan niet gebleekt;
- −
vezels van kunststoffen, volgens Hoofdstuk I, voor zover deze kunststoffen geen weekmakers bevatten, al dan niet voorzien van een deklaag volgens Hoofdstuk X. delen 1 en 2.
- 2.2.2.
Voor de vervaardiging van het eindproduct mogen uitsluitend de hierna genoemde hulpstoffen en veredelingsmiddelen worden gebruikt. Deze moeten van een goede technische kwaliteit zijn en mogen niet in grotere hoeveelheden worden gebruikt dan voor de vervaardiging van het eindproduct strikt noodzakelijk is. Behalve de hiervoor genoemde grondstoffen mogen in het eindproduct geen andere stoffen aanwezig zijn dan de hierna genoemde, zomede hun eventuele ontledingsproducten.
- a.
pergamenteer- en neutraliseringsmiddelen:
ammoniak;
natriumcarbonaat;
sulfaten van aluminium, kalium, magnesium en natrium;
zwavelzuur.
- b.
middelen ter verbetering van de nasterkte:
melamine-formaldehydcondensatieproducten, geen andere hulpstoffen bevattend dan in Hoofdstuk I zijn toegelaten;
polyamide-epichloorhydrineharsen, verkregen door reactie van het condensatieproduct van adipinezuur en diethyleentriamine met epichloorhydrine of met een mengsel van epichloorhydrine en ammoniak, ten hoogste 1,5%.
2.3. Eisen gesteld aan het eindproduct
- 2.3.1.
De totale migratie mag onder redelijkerwijs te verwachten gebruiksomstandigheden vermenigvuldigd met de van toepassing zijnde factor vermeld in bijlage deel B, hoofdstuk I, tabel 4.1, niet meer bedragen dan de waarde 60.
- 2.3.2.
De specifieke migratie mag onder redelijkerwijs te verwachten gebruiksomstandigheden vermenigvuldigd met de van toepassing zijnde factor vermeld in bijlage deel B, hoofdstuk I, tabel 4.1, niet meer bedragen dan de hierna bij het desbetreffende bestanddeel aangegeven waarde:
stof / groep stoffen
SML (mg/kg)
sec. alifatische aminen:
NA
aromatische aminen:
NA
diazoverbindingen:
NA
1,3-dichloorpropanol:
0,01
epichloorhydrine:
QM = 1 mg/kg EP
mercaptanen:
NA
peroxiden:
NA
slijmbestrijdingsmiddelen:
NA
acrylamide en methacrylamide:
0,1
acrylnitril en methacrylnitril:
0,01
alkeeniminen:
0,01
aluminium:
1
epoxygroepen bevattende stoffen, andere dan
geëpoxideerde sojaolie, in totaal:
QM(T) = 5 mg/kg in EP (als epoxygroep, MG = 43)
formaldehyd:
15
kwikverbindingen (als kwik):
0,005
melamine:
2,5
3 monochloor-1,2-dipropaandiol:
0,01
polycyclische aromaten (als benzo(a)pyreen):
0,01
polyhalogeen bi- en terfenylen, in totaal:
0,03
zink:
5
- 2.3.3.
De afgifte van monomeren /uitgangsstoffen waaruit condensatieproducten, harsen en polymerisatieproducten worden samengesteld, alsmede de gebruikte additieven moeten voldoen aan de algemene en specifieke eisen die voor deze stoffen in dit besluit zijn vermeld.
- 2.3.4.
Het materiaal of voorwerp dat wordt vervaardigd met gebruikmaking van aromatische isocyanaten of door middel van diazokoppeling bereide kleurstoffen, mag geen primaire aromatische aminen (uitgedrukt als aniline) afgeven in een detecteerbare hoeveelheid (DG = 0,02 mg/kg levensmiddel of simulatiestof, analytische tolerantie inbegrepen). Deze beperking geldt echter niet voor de migratiewaarde van de primaire aromatische aminen die volgens dit hoofdstuk zijn toegelaten.
- 2.3.5.
Indien bij de vervaardiging of verwerking of veredeling van papier of karton bedoeld in deze paragraaf gebruik wordt gemaakt van kunststoffen, dienen de op die kunststoffen betrekking hebbende limieten voor de specifieke migratie van componenten eveneens in acht genomen te worden.
Hoofdstuk III. Rubberproducten
1. Omschrijving
- 1.1.
In het kader van deze regeling worden onder rubberproducten verstaan de producten op basis van elastomeren, waaraan een of meer van de hierna genoemde hulpstoffen zijn toegevoegd. De rubberproducten zijn uit de mengsels van elastomeren en hulpstoffen verkregen door netwerkvorming op moleculaire schaal, gewoonlijk bij verhoogde temperatuur en al dan niet onder druk.
- 1.2.
In het kader van deze regeling worden onder elastomeren verstaan de macromoleculaire natuurlijke en synthetische materialen, die bij temperaturen tussen 18 °C en 29 °C snel en krachtig hun vorm hernemen, indien na sterke vervorming onder invloed van een vervormende kracht de werking daarvan wordt opgeheven.
2. Specificatie van de elastomeren
- 2.1.
De moleculen van elastomeren zijn opgebouwd uit tenminste 500 structurele eenheden afkomstig van de in dit hoofdstuk genoemde monomeren. Ze kunnen gechloreerd of gebromeerd zijn.
- 2.2.
Elastomeren kunnen worden gevulkaniseerd tot een toestand, waarin zij vrijwel onoplosbaar zijn in kokende benzeen, methylethylketon of in een azeotropisch mengsel van ethanol en tolueen, doch onder invloed van deze vloeistoffen kan wel zwelling van het elastomeer optreden.
- 2.3.
Elastomeren in gevulkaniseerde toestand en geen andere stoffen bevattend dan voor de vulkanisatie noodzakelijk is, breken niet, indien zij bij een temperatuur tussen 18 °C en 29 °C worden uitgerekt tot driemaal de aanvankelijke dimensie en krimpen binnen een minuut tot minder dan anderhalf maal de aanvankelijke lengte, wanneer zij tot tweemaal de aanvankelijke lengte worden uitgerekt en gedurende één minuut in deze toestand worden gehouden.
3. Indeling van rubberproducten in categorieën
- 3.1.
Rubberproducten worden voornamelijk als gebruiksartikelen toegepast. Het contact met eet- of drinkwaren is veelal zeer kort en het contactoppervlak zeer klein. In dergelijke gevallen is de migratie van componenten in de eet- of drinkwaar in hoeveelheden, die schadelijk voor de volksgezondheid zijn, te verwaarlozen en behoeven geen migratieproeven te worden uitgevoerd.
- 3.2.
Het criterium, evenwel, ter beoordeling, of de migratie inderdaad verwaarloosbaar is, is de uitkomst van het product van vier factoren R1 t/m R4, die verband houden met respectievelijk het relatief contactoppervlak, de contacttemperatuur, de contacttijd en het aantal malen, dat het gebruiksvoorwerp wordt gebruikt. Uitgezonderd van deze regeling zijn de artikelen, die vallen onder Categorie I.
- 3.3.
Categorie I omvat rubberproducten, waaraan op grond van hun toepassing bijzondere aandacht moet worden besteed, met name babyspenen en artikelen, die bestemd zijn om door baby of peuter in de mond genomen te worden, alsmede artikelen bestemd om in aanraking te komen met babyvoedsel; deze laatste echter alleen, indien zij niet volgens de berekening in Categorie III ondergebracht zouden moeten worden.
Categorie II omvat rubberproducten, waarvoor het product van de factoren R1, R2, R3 en R4 groter is dan 0,001, zodat migratieproeven volgens deel B (Methoden van Onderzoek) uitgevoerd dienen te worden.
Categorie III omvat rubberproducten, waarvoor het product van de genoemde factoren kleiner is dan 0,001 en waarvoor de migratie van componenten derhalve is te verwaarlozen.
- 3.4.
De factoren R1, R2, R3 en R4 worden als volgt gedefinieerd en bepaald:
R1 houdt verband met het relatieve contactoppervlak (RO) tussen rubber voorwerp en de eet- of drinkwaar, uitgedrukt in cm2 rubberoppervlak per kg eet- of drinkwaar. Voor een relatief oppervlak kleiner dan of gelijk aan 100 cm2/kg heeft
R1 een waarde volgens de formule:
R1 = (RO/100)
Voor een relatief oppervlak groter dan 100 cm2/kg heeft R1 steeds de waarde 1,00
R2 houdt verband met de temperatuur, waarbij het contact tussen het rubberproduct en de eet- of drinkwaar plaats vindt. Voor een temperatuur lager dan of gelijk aan 130 °C heeft R2 een waarde volgens de formule:
R = 0,05 e0,023T
In deze formule is ‘e’ het grondgetal van de natuurlijke of Naperiaanse logarithmen en T de contacttemperatuur, uitgedrukt in °C. Voor een temperatuur hoger dan 130 °C heeft R2 steeds de waarde 1,00.
R3 houdt verband met de tijd t gedurende welke een rubberproduct in contact is met de eet- of drinkwaar, uitgedrukt in uren. Voor een contacttijd korter dan of gelijk aan 10 uren heeft R3 een waarde volgens de formule:
R3 = (t/10)
Voor een contacttijd langer dan 10 uur heeft R3 steeds de waarde 1,00.
R4 houdt verband met het aantal malen N, dat eenzelfde rubber voorwerp opnieuw met een hoeveelheid eet of drinkwaar in contact wordt gebracht.
Voor een aantal malen groter dan 1.000 wordt R4 berekend volgens de formule:
10log R4 = 6 – 210log N
Voor een aantal malen kleiner of gelijk aan 1.000 heeft R4 steeds de waarde 1,00.
4. Eisen gesteld aan de vervaardiging van het eindproduct
- 4.1.
Voor de vervaardiging van rubberproducten mogen voor elke categorie uitsluitend de in de betreffende kolom met ‘+’ aangeduide uitgangsmaterialen worden gebruikt. De uitgangsmaterialen moeten van een goede technische kwaliteit zijn; hulpstoffen mogen niet in grotere hoeveelheden worden gebruikt dan voor de vervaardiging van het eindproduct strikt noodzakelijk is. Van de hierna genoemde uitgangsmaterialen mogen in het eindproduct geen andere materialen aanwezig zijn dan voor de betreffende categorie zijn toegestaan, zomede eventuele ontledingsproducten van die uitgangsmaterialen.
- 4.2.
Stoffen die voor de vervaardiging van rubberproducten mogen worden gebruikt
stof / groep stoffen
Product-categorie genoemd in paragraaf 3.3
SML (mg/kg)
I
II
III
I
II
4.2.1
monomeren en andere uitgangsstoffen:
acrylnitril
+
+
NA1.
butadieen
+
+
+
NA
NA1.
butylacrylaat
+
chloorbutadiënen
+
+
0,05
chloorethylvinylether
+
dicyclopentadieen
+
+
0,05
divinylbenzeen
+
+
NA1.
epichloorhydrine
+
+
NA1.
2,3-epoxypropylacrylaat
+
ethaandioldimethacrylaat
+
+
0,05
etheen
+
+
ethylacrylaat
+
5-ethylideenbicyclo-[2.2.1]-hept-2-een
+
+
0,05
hexafluorpropeen, uitsluitend tezamen met vinylideenfluoride; molecuulgewicht van het elastomeer ten minste 70.000
+
+
0,05
1,4-hexadieen
+
+
isobuteen
+
+
+
isopreen (2-methyl-1,3-butadieen, CAS 78-79-5)
+
+
+
NA1.
NA1.
methacrylzuur
+
+
3
5-methyleenbicyclo-[2.2.1]-hept-2-een
+
+
0,05
monochloorazijnzure ester van 5-hydroxymethylbicyclo-[2.2.1]-hept-2-een
+
monochloortrifluoretheen, uitsluitend tezamen met vinylideenfluoride
+
+
0,05
propeen
+
+
rubber, natuurlijk
+
+
+
silanolen met tenminste een hydroxylgroep en een of meer methylgroepen aan elk siliciumatoom
+
+
siloxanen, met een waterstofatoom en een methylgroep aan elk siliciumatoom
+
+
+
siloxanen, met twee methylgroepen aan elk siliciumatoom en een vinylgroep aan de eindstandige siliciumatomen
+
+
+
styreen
+
+
+
tetrafluoretheen, uitsluitend tezamen met vinylideenfluoride en hexafluorpropeen; molecuulgewicht van het elastomeer tenminste 100.000
+
+
0,05
vinylacetaat
+
+
12
5-vinylbicyclo-[2.2.1]-hept-2-een
+
+
0,05
vinylideenfluoride
+
+
1
waterstof
+
+
+
4.2.2
hulpstoffen:
a. maasvormers:
6-aminohexylcarbaminezuur, uitsluitend in elastomeren, die vinylideenfluoride als bouwsteen bevatten, ten hoogste 1,5%
+
4,4’-bis(aminocyclohexyl)methaan-carbamaat, uitsluitend in elastomeren, die vinylideenfluoride als bouwsteen bevatten, ten hoogste 2,5%
+
4,4-bis(tert.butylperoxy)butaan-carbonzuur n-butylester
+
1,3-bis(tert.butylperoxyisopropyl)-benzeen
+
tert.butylcumylperoxide
+
+
NA1.
tert.butylperoxybenzoaat
+
+
NA1.
1,1-di-tert.butylperoxycyclohexaan
+
+
NA1.
1,1-di-tert.butylperoxy-3,3,5-trimethylcyclohexaan
+
+
NA
2,4-dichloordibenzoylperoxide
+
+
NA1.
dibenzoylperoxide
+
+
NA1.
di-tert.butylperoxide
+
+
NA1.
dicumylperoxide
+
+
+
NA1.
NA1.
2,4,6-tris(allyloxy)-s-triazine
+
+
zwavel
+
+
+
b. versnellers, in totaal ten hoogste 3%:
2-aminoethylcarbaminezuur, uitsluitend in elastomeren, die vinylideenfluoride als bouwsteen bevatten
+
2-benzothiazolyl-N,N-diethylthiocarbamyl-sulfide
+
1,3-bis(2-benzothiazolylmercapto-methyl)-ureum
+
N-tert.butyl-2-benzothiazolylsulfeenamide
+
N-cyclohexyl-2-benzothiazolylsulfeenamide
+
+
0,05
cyclohexylethylamine
+
dibutylxanthogeendisulfide
+
sym. diethylthioureum
+
1,3-difenylguanidine
+
+
0,05
1,3-difenyl-2-thioureum
+
N,N-dimethylcyclohexylammoniumzout van dibutyldithiocarbaminezuur
+
sym. dimethyldifenylthiuram-disulfide
+
+
+
0,12.
13.
2,6-dimethylmorfoline-2-thiobenz-thiazol
+
di-N-pentamethyleenthiuram-tetrasulfide
+
+
+
0,12.3.
13.
dithiobis(2-benzthiazol)
+
+
3
glycoldimercaptoacetaat
+
+
hexamethyleentetramine
+
kaliumpentamethyleendithiocarbamaat
+
koperdimethyldithiocarbamaat
+
2-mercaptobenzthiazol, ten hoogste 0,05%
+
+
3
2-mercaptoimidazoline
+
+
0,05
2-mercaptothiazoline
+
morfolinothio-2-benzthiazol
+
+
3
natriumdibutyldithiocarbamaat
+
natriumdimethyldithiocarbamaat
+
piperidiniumpentamethyleendithiocarbamaat
+
tetrabutylthiurammonosulfide
+
tetraethylthiuramdisulfide
+
+
+
0,12.
14.
tetramethylthiuramdisulfide
+
+
+
0,12.4.
14.
tetramethylthiurammonosulfide
+
+
+
0,12.4.
14.
tin(II)oleaat, uitsluitend in siliconenrubber
+
o-tolylbiguanidine
+
+
0,05
zinkbutylxanthogenaat
+
zinkdibutyldithiocarbamaat
+
+
+
0,12.
15.
zinkdiethyldithiocarbamaat
+
+
+
0,12.5.6.
15.6.
zinkdimethyldithiocarbamaat
+
+
+
0,12.5.6.
15.6.
zinkethylfenyldithiocarbamaat
+
+
+
0,12.5.
15.6.
zinkisopropylxanthogenaat
+
zink-2-mercaptobenzthiazol
+
+
+
0,32.6.
36.
zinkpentamethyleendithiocarbamaat
+
+
+
0,12.5.6.
15.6.
c. vertragers:
benzoëzuur
+
+
+
ftaalzuuranhydride
+
+
+
salicylzuur
+
d. activatoren:
dibutylamine
+
dibutylaminezout van oliezuur
+
diethylamine
+
glycerol
+
magnesiumcarbonaat
+
magnesiumoxide
+
+
tin(II)chloride
+
+
vetzuren, onvertakte, verzadigde en onverzadigde, met een even aantal koolstof-atomen, C8-C22, met een gehalte van ten hoogste 2% aan onverzeepbare bestanddelen
+
+
+
vetzuren, als hiervoor omschreven, amiden van
+
+
+
vetzuren, als hiervoor omschreven, als zouten met zink
+
+
+
6.
6.
zinkoxide
+
+
+
6.
6.
e. beschermende middelen:
N-alkyl(C14-C18)-N,N’,N’-triacetoyl-1,3-diaminopropaan
+
2,2-bis(3-tert.butyl-4-hydroxyfenyl)propaan veresterd met p-nonylfenylfosfiet
+
bis(2-hydroxy-3-cyclohexyl-5-methyl-fenyl)methaan
+
+
0,05
bis[2-hydroxy-3-(2-methylcyclohexyl)-5-methylfenyl]methaan
+
+
+
0,62.
6
bis(2-hydroxy-3-nonyl-5-methylfenyl)-methaan
+
bis(2-hydroxy-3-tert.octyl-5-methylfenyl)-methaan
+
bis(4-methoxyfenyl)amine
+
2,4-bis-n-octylthio-6-(4’-hydroxy-3’,5’-di-tert.butylanilino)-1,3,5-triazine
+
+
+
3
30
2,4-bis(octylthiomethyl)-6-methylfenol
+
+
6
2,4-diaminotolueen
+
2,6-di-tert.butyl-4-fenylfenol
+
2,6-di-tert.butyl-4-methoxymethylfenol
+
2,6-di-tert.butyl-4-methylfenol
+
+
+
N-fenyl-N’-isohexyl-p-fenyleendiamine, ten hoogste 1,5%
+
p-kresol-dicyclopentadieen-isobutyleen, copolymeer, ten hoogste 1,4%
+
+
5
2,2’-methyleenbis(4-methyl-6-tert.butyl-fenol)
+
+
+
0,152.
1,5
n-octadecyl-beta-(3,5-di-tert.butyl-4-hydroxyfenyl)propionaat
+
+
6
reactieproduct van styreen en difenylamine, niet voor contact met vette eet- en drinkwaren
+
+
0,05
reactieproducten van styreen of alfa-methylstyreen of alkenen, C3-C12, met fenol of methylfenol
+
+
0,05
styreen (2 mol) gecondenseerd met 1 mol van een mengsel van fenol en o-, m- en p-kresolen mits het eindproduct bij 25°C een Brookfield viscositeit heeft tussen 1.400 en 1.700 cP
+
tetrakis[methyleen(3,5-di-tert.butyl-4-hydroxyfenyl)propionaat]methaan
+
+
+
thiobis(2-methyl-4-hydroxy-5-tert.butyl-benzeen)
+
+
0,3
alfa-tocoferol
+
+
+
1,3,5-trimethyl-2,4,6-tris(3,5-di-tert.butyl-4-hydroxybenzyl)benzeen
+
+
tris(2,4-di-tert.butylfenyl)fosfiet
+
+
+
tris(mono- en dinonylfenyl)fosfiet, ten hoogste 1% tris(2-hydroxypropyl)amine bevattend
+
f. weekmakers:
acetyltributylcitraat
+
bis[2-(2-butoxyethoxy)ethyl]adipaat
+
butylacetylricinoleaat
+
butyllauraat
+
+
butyloleaat
+
+
butylstearaat
+
+
calciumstearaat
+
+
+
colofonium, volgens Hoofdstuk II
+
+
cumaron-indeen harsen
+
dibenzyladipaat
+
dibutylftalaat
+
+
0,3
dibutylsebacaat
+
+
di-n-decyladipaat
+
di-n-hexylazelaat
+
di-isodecyladipaat
+
di-isooctyladipaat
+
+
di(2-ethylhexyl)ftalaat
+
+
1,5
di-isooctylsebacaat
+
di-n-octylftalaat
+
+
1,5
di-n-octylsebacaat
+
+
esters van triethyleenglycol en ftaalzuur en benzoëzuur
+
fenol-formaldehydcondensatieproducten, geen andere hulpstoffen bevattend dan in Hoofdstuk I zijn toegelaten
+
+
lijnolie
+
montaanwas, bestaande uit:
1) montaanzuren C26-C32
2) esters hiervan met ethaandiol of 1,3-butaandiol
3) of het calciumzout van deze zuren en mits het product voldoet aan de zuiverheidseisen gesteld in deel B (Methoden van Onderzoek)
+
+
n-octyl-n-decyladipaat
+
paraffine, microkristallijne, waarvan de absorptie van ultraviolet licht voldoet aan de waarden gesteld in deel B (Methoden van Onderzoek)
+
+
+
paraffine, vaste, inbegrepen synthetische, waarvan de absorptie van ultraviolet licht voldoet aan de waarden gesteld in deel B (Methoden van Onderzoek)
+
+
paraffine, vloeibare (geraffineerde minerale olie) die voldoet aan de volgende specificatie:
– kleur zwakker dan Standaard Saybolt 30
– geur vrijwel afwezig
– de absorptie van ultraviolet licht voldoet aan de waarden gesteld in deel B (Methoden van Onderzoek)
+
+
+
petrolatum (vaseline), volgens Hoofdstuk X, paragraaf 7, onderdeel f
+
+
polybuteen
+
+
polycyclopentadieenhars, bereid door polymerisatie van een mengsel in hoofdzaak bestaande uit cyclopentadieen en het dimeer daarvan afkomstig uit de tussen 80°C en 180°C kokende fractie gedestilleerd uit het door kraking onder toevoeging van stoom uit aardolie verkregen product. Het polymerisatie-proces wordt door hydrogenering van het polymeer gevolgd.
De harsen moeten voldoen aan de volgende specificatie:
– viscositeit bij 140°C ten minste 2000 cP
– verwekingspunt ten minste 95°C (ASTM E 28)
– broomgetal ten hoogste 2 (ASTM D 1159)
– asgehalte ten hoogste 0,1% (ASTM D 482)
– een 10% oplossing in tolueen moet ten minste een kleur 22 op de Saybolt kleurschaal hebben (ASTM D 156)
+
+
polyetheen, volgens Hoofdstuk I, molecuulgewicht > 200
+
+
+
polypropeen, volgens Hoofdstuk I
+
+
+
polypropeenadipaat
+
+
polystyreen, volgens Hoofdstuk I
+
+
1,2-propaandiol
+
raapolie
+
+
ricinusolie (volgens de Europese Farmacopee)
+
+
sojaolie, al dan niet met zwavel gemodificeerd (faktis)
+
+
0,05
sojaolie, geëpoxideerd, met een oxiraangehalte tussen 6,4 en 8%
+
+
triethyleenglycoldicaproaat
+
triethyleenglycoldicaprylaat
+
vetzuren, als onder 4.2.2 d. omschreven, veresterd met pentaerythritol
+
g. vulstoffen:
bariumsulfaat
+
+
1 (als Ba)
carbonaten van calcium, magnesium en zink
+
+
+
6.
6.
katoen (losse vezels of weefsel)
+
kurk
+
oxiden van aluminium, calcium, magnesium, silicium en titaan
+
+
+
roet (furnace black en channel black) en andere koolstofproducten, zoals grafiet en cokespoeder, waarvan de zuiverheid voldoet aan de volgende eisen:
– Primaire deeltjes van 10-300 nm, geaggregeerd tot 100-1200 nm, die agglomeraten kunnen vormen met afmetingen tussen 300 nm en enkele mm.
– Met tolueen extraheerbare stoffen: maximaal 0,1%, bepaald volgens de methode van ISO-norm 6209.
– Uv-absorptie van een cyclohexaanextract bij 386 nm: extinctie < 0,02 voor een cuvet van 1 cm of < 0,1 voor een cuvet van 5 cm, bepaald volgens een algemeen erkende analysemethode.
– Benzo[a]pyreengehalte: maximaal 0,25 mg/kg roet.
+
+
silicaten van aluminium, calcium, kalium, magnesium en natrium, inclusief diatomeeënarde, glasvezel, infusoriën-aarde, kaolien, klei, mica en talk
+
+
vezels van kunststoffen, volgens Hoofdstuk I; van geregenereerde cellulose, volgens Hoofdstuk VIII en van zuivere cellulose
+
zinksulfide
+
+
6.
h. emulgatoren en emulsiestabilisatoren:
alkyl(C8-C18)benzeensulfonaten,
natriumzouten
+
+
30
alkyl(C8-C18)sulfaten, natriumzouten
+
+
307.
alkyl(C8-C18)sulfonaten, natriumzouten
+
+
307.
colofonium, gedismuteerd, zoals omschreven in Hoofdstuk II, als
ammonium-, kalium- en natriumzouten
+
hydroxyethylcellulose
+
lecithine, peroxidegetal maximaal 10
+
+
+
methylcellulose
+
naftaleensulfonzuur-formaldehyd-condensatieproduct, natriumzout
+
polyetheenoxide(4-14)ethers van octyl- of nonylfenol
+
+
5
polyetheenoxide(4-14)ethers van eenwaardige, primaire, onvertakte, verzadigde, alcoholen, C12-C18
+
+
+
0,52.
5
vetzuren, als onder 4.2.2 d. omschreven, veresterd met glycerol tot mono-, di- en triglyceriden
+
+
+
vetzuren, als onder 4.2.2 d. omschreven, als zouten met ammonium, kalium, natrium of zink
+
+
+
6.
6.
i. kleurstoffen en pigmenten:
volgens Hoofdstuk XI.
j. overige hulpstoffen:
azodicarbonamide
+
benzeensulfonhydrazide, ten hoogste 3%
+
bis(2-hydroxyethyl)ether
+
+
30
ethaandiol
+
+
308.
tert.butylperoxyacetaat
+
4-tert.butyl-o-thiokresol
+
dialkyl(C8-C18)dimethylammoniumchloride
+
diethylxanthogeendisulfide
+
divinyltetramethyldisilazaan
+
+
+
dodecylmercaptaan
+
ethyleendiaminetetraazijnzuur, natriumzouten
+
+
+
ethynylcyclohexanol
+
+
+
1,82.
glycine, natriumzout
+
hexachloorplatinazuur
+
+
+
hexamethyldisilazaan
+
+
+
kaliumperoxodisulfaat
+
lijm van dierlijke herkomst
+
p-menthaanhydroperoxide
+
2-methylbutyn-3-ol-2
+
+
+
32.
natriumformaldehydsulfoxylaat
+
natriumnitriet
+
natriumpolysulfide
+
natriumsulfide
+
organopolysiloxanen (siliconen), twee methylgroepen aan elk siliciumatoom bevattend, molecuulgewicht 13500-30000
+
+
+
1,52.
polyetheenoxide, molecuulgewicht > 200
+
+
+
polyetheenoxide(8-14), veresterd met laurine-, olie-, ricinol- of stearinezuur
+
+
polypropeenoxide, molecuulgewicht > 400
+
+
regeneraten van elastomeren, voor zover hun samenstelling in overeenstemming is met dit hoofdstuk en geen andere hulpstoffen bevattend dan overeenkomt met de betreffende categorie
+
+
sorbinezuur
+
+
+
thioxylenolen
+
tri-n-decylmercaptaan
+
tris-2-hydroxyethylamine, uitsluitend in vormlosmiddelen
+
+
+
NA1.
NA1.
tris(2-hydroxyethyl)aminefosfaat, uitsluitend in vormlosmiddelen
+
+
+
NA1.
NA1.
ureum
+
+
xyleenformaldehydharsen, ten hoogste 3%
+
+
zink-4-tert.butylthiofenolaat, ten hoogste 0,3%
+
zinkpentachloorthiofenolaat, ten hoogste 0,3%
+
k. oplosmiddelen:
voor zover het eindproduct blijft voldoen aan het bepaalde in artikel 3, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 1935/2004
+
+
+
5. Eisen gesteld aan het eindproduct
- 5.1.
De totale migratie van bestanddelen van rubberproducten in levensmiddelen mag onder redelijkerwijs te verwachten gebruiksomstandigheden, vermenigvuldigd met de van toepassing zijnde factor, vermeld in bijlage deel B, hoofdstuk I, tabel 4.1, niet meer bedragen dan de volgende waarden:
voor rubberproducten van categorie I: 20b
voor rubberproducten van categorie II
- –
bepaald in 3% azijnzuur: 100
- –
bepaald in water, 15% ethanol of olijfolie: 60
- 5.2.
De specifieke migratie van bestanddelen van rubberproducten in levensmiddelen mag onder redelijkerwijs te verwachten gebruiksomstandigheden, vermenigvuldigd met de van toepassing zijnde factor, vermeld in bijlage deel B, hoofdstuk I, tabel 4.1, niet meer bedragen dan de in de tabel voor de betreffende stoffen vermelde waarden.
- 5.3.
De migratie dient te worden bepaald in mg/kg eet- of drinkwaar bij onderzoek van:
- –
voorwerpen die kunnen worden gevuld, maar waarvan het contactoppervlak niet op eenvoudige wijze kan worden bepaald;
- –
deksels, doppen, pakkingen en andere voor afsluiting of afdichting gebruikte voorwerpen en materialen, spenen niet inbegrepen.
- 5.4.
De migratie van bestanddelen van spenen en van het rubber deel van fopspenen dient te worden bepaald in mg per speenb.
- 5.5.
In afwijking van het bepaalde in 5.4 dient de migratie van N-nitrosaminen en nitroseerbare verbindingen te worden bepaald in mg per kg spenen22..
De migratie mag niet meer bedragen dan:
- –
N-nitrosaminen, in totaal: 0,01 mg/kg
- –
nitroseerbare verbindingen, in totaal, bepaald als N-nitrosaminen: 0,1 mg/kg
- 5.6.
De migratie van bestanddelen van niet onder 5.3 en 5.4 begrepen materialen en voorwerpen dient te worden bepaald in mg/dm2. De in bijlage deel B, hoofdstuk I, tabel 4.1 vermelde factoren zijn van overeenkomstige toepassing.
- 5.7.
Naast de in onderdeel 4.2.1 vermelde specifieke migratielimieten zijn voor materialen en voorwerpen van de categorieën I en II nog de volgende van overeenkomstige toepassing:
SML (mg/kg)
Productcategorie genoemd in paragraaf 3.3
stof / groep stoffen
I
II
aluminium
1
1
6-aminohexaanlaktam
1,5
15
aromatische aminen
NA 1.2.
NA
benzthiazol
0,051.
0,5
dibenzylamine
0,051.
0,5
mercaptanen
NA 1.2.
NA2.
zink
5
5
- 5.8.
De afgifte van monomeren/uitgangsstoffen waaruit condensatieproducten, harsen en polymerisatieproducten worden samengesteld, alsmede de gebruikte additieven moeten voldoen aan de algemene en specifieke eisen die voor deze stoffen in dit besluit zijn vermeld.
- 5.9.
Het materiaal of voorwerp dat wordt vervaardigd met gebruikmaking van aromatische isocyanaten of door middel van diazokoppeling bereide kleurstoffen, mag geen primaire aromatische aminen (uitgedrukt als aniline) afgeven in een detecteerbare hoeveelheid (DG = 0,02 mg/kg levensmiddel of simulatiestof, analytische tolerantie inbegrepen). Deze beperking geldt echter niet voor de migratiewaarde van de primaire aromatische aminen die volgens dit hoofdstuk zijn toegelaten.
- 5.10.
Indien bij de vervaardiging of verwerking van rubberproducten gebruik is gemaakt van in andere hoofdstukken omschreven materialen dienen de op die materialen betrekking hebbende specifieke migratielimieten eveneens in acht te worden genomen.
- 5.11.
Op de verpakking van spenen en fopspenen dient een tekst met de volgende strekking te worden aangebracht:
- –
reinig de speen (fopspeen) grondig vóór het eerste gebruik;
- –
dompel de speen (fopspeen) vervolgens gedurende circa 10 minuten in kokend water;
- –
controleer de speen (fopspeen) vóór elk gebruik. Is de speen (fopspeen) uitgerekt, beschadigd of doorgebeten, gooi deze dan weg en neem een nieuwe in gebruik
Hoofdstuk IV. Metalen
1. Omschrijving
In het kader van deze regelingen vallen verpakkingen en gebruiksartikelen voor zover bestaande uit metaal, dat al dan niet voorzien kan zijn van een deklaag anders dan email.
2. Verpakkingsmaterialen
- 2.1.
Voor de vervaardiging en verwerking mogen uitsluitend de hierna genoemde uitgangsstoffen worden gebruikt:
- a.
basismaterialen:
aluminium, al dan niet gelegeerd met chroom, ijzer, koper, magnesium, mangaan, silicium, titaan en ten hoogste 0,25% andere elementen;
koper;
staal, al dan niet gelegeerd.
- b.
solderen:
legeringen in hoofdzaak bestaande uit koper, lood, tin, zilver en zink, die voldoen aan de volgende specificatie:
gehalte aan antimoon: ten hoogste 3%
gehalte aan arseen: ten hoogste 0,05%
gehalte aan bismuth: ten hoogste 0,1%
gehalte aan cadmium: ten hoogste 0,5%.
Loodhoudende solderen mogen uitsluitend aan de buitenzijde van het verpakkingsmateriaal worden toegepast, voor zover de soldeernaad niet wordt afgedekt met een metallische deklaag volgens c., met een laklaag volgens 2.2 g. of afgeplakt wordt met plakband als onder 2.2 e. omschreven.
- c.
metallische deklagen:
uitsluitend deklagen van de volgende metalen mogen op de onder a. genoemde basismaterialen en op de onder b. genoemde solderen worden aangebracht: aluminium, al dan niet gelegeerd en al dan niet anodisch geoxideerd of geëloxeerd; chroom, al dan niet gelegeerd;
koper, al dan niet gelegeerd;
nikkel, al dan niet gelegeerd;
tin, voor zover dit voldoet aan de volgende specificatie:
gehalte aan tin: ten minste 99,75%
gehalte aan arseen: ten hoogste 0,03%
gehalte aan cadmium: ten hoogste 0,05%
gehalte aan lood: ten hoogste 0,01%.
Bovengenoemde basismaterialen en metallische deklagen mogen gepassiveerd zijn door middel van een chemische of elektrochemische nabehandeling met chroom, mangaan, titaan, tin en/of zirkonium en/of hun oxiden en/of hun anorganische zouten, en een polymeer dat voldoet aan onderdeel 2.2.g en/of hoofdstuk I en/of X. Voor met zirkonium gepassiveerd metaal geldt de volgende aanvullende bepaling. Als in de levensmiddelen waarmee het metaal in contact komt de eigenschappen van azijnzuur overheersen, moet met zirkonium gepassiveerd metaal zijn voorzien van een coating van organische polymeren. Deze bepaling is niet van toepassing op met zirkonium gepassiveerd metaal in contact met niet-zure levensmiddelen of in contact met levensmiddelen waarin de eigenschappen van andere zuren dan azijnzuur overheersen.
- 2.2.
Eisen gesteld aan de vervaardiging van het eindproduct
Voor de vervaardiging en verwerking van het eindproduct mogen uitsluitend de hiervoor genoemde uitgangsstoffen en de hierna genoemde hulpstoffen worden gebruikt. Alle materialen en hulpstoffen moeten van een goede technische kwaliteit zijn. Hulpstoffen mogen niet in grotere hoeveelheden worden gebruikt dan voor de vervaardiging van het eindproduct strikt noodzakelijk is. Geen andere stoffen dan de hiervoor genoemde basismaterialen en solderen en de hierna genoemde hulpstoffen, de daaruit verkregen condensatieproducten, alsmede de eventuele ontledingsproducten van de hulpstoffen, mogen in het eindproduct aanwezig zijn.
- a.
invetmiddelen:
dioctylazelaat;
dioctylsebacaat;
glycerolmonooleaat;
katoenzaadolie;
palmolie;
paraffine, vloeibare (geraffineerde minerale olie), welke voldoet aan de volgende specificatie:
kleur zwakker dan Standaard Saybolt 30
geur vrijwel afwezig
en waarvan de absorptie van ultraviolet licht voldoet aan de waarden gesteld in deel B (Methoden van Onderzoek).
- b.
walsoliën:
alcoholen, eenwaardige, alifatische, verzadigde, C12-C18;
butylstearaat;
koolwaterstoffen, voornamelijk alifatische, C10-C14, in hoofdzaak C12-C13, met een kooktraject van 180 °C-260 °C, aromaatgehalte (benzeen, tolueen, xylenen) ten hoogste 1%;
palmpitvet.
- c.
glijmiddelen ten behoeve van stampen en trekken:
butylstearaat;
dibutylsebacaat;
dioctylsebacaat;
geëpoxideerde sojaolie met een oxiraangehalte tussen 6,4 en 8%;
koolwaterstoffen, voornamelijk alifatische, C10-C14, in hoofdzaak C12-C13, met een kooktraject van 180 °C–260 °C, aromaatgehalte (benzeen, tolueen, xylenen) ten hoogste 1%;
organopolysiloxanen, met een of twee methylgroepen en een of twee waterstofatomen per siliciumatoom (siliconen), als emulsie of als oplossing in water; paraffine, vaste, inbegrepen synthetische, waarvan de absorptie van ultraviolet licht voldoet aan de waarden gesteld in deel B (Methoden van Onderzoek);
paraffine, vloeibare (geraffineerde minerale olie), welke voldoet aan de volgende specificatie:
kleur zwakker dan Standaard Saybolt 30
geur vrijwel afwezig
en waarvan de absorptie van ultraviolet licht voldoet aan de waarden gesteld in deel B (Methoden van Onderzoek);
raapolie;
ricinusolie, volgens de Europese Farmacopee;
vetzuren, onvertakte, verzadigde en onverzadigde, met een even aantal koolstofatomen, C8-C18, met een gehalte van ten hoogste 2% aan onverzeepbare bestanddelen;
vetzuren, als hiervoor omschreven, amiden van;
vetzuren, als hiervoor omschreven, zouten met aluminium, calcium, kalium, magnesium, natrium en zink;
zinkpoeder.
- d.
niet-metallische afdichtmiddelen van de naden:
Behalve de onder g. omschreven materialen mogen uitsluitend de volgende hulpstoffen worden gebruikt:
polyamiden, verkregen uit de volgende zuren en aminen:
12-aminododecaanzuur
11-aminoundecaanzuur
diaminoethaan
diethyleentriamine
sebacinezuur
tetraethyleenpentamine
vetzuren, als hiervoor omschreven, al dan niet gedimeriseerd of getrimeriseerd.
- e.
plakband voor bedekking van de langsnaad:
dragermateriaal:
aluminium, als onder 2.1 a. omschreven;
polypropeen, volgens Hoofdstuk I;
tereftaalzure polyesters, volgens Hoofdstuk I.
hechtmiddelen:
uitsluitend de onder g. genoemde materialen mogen worden toegepast.
- f.
afdichtmiddelen voor deksel- en bodemfelsnaden:
Behalve de onder d. en onder g. genoemde materialen mogen uitsluitend de volgende hulpstoffen worden toegepast:
alkyl(C8-C18)benzeensulfonaten, natriumzouten;
alkyl(C8-C18)difenyletherdisulfonzuur, natriumzouten;
ammoniumalginaat;
arabische gom;
ascorbinezuur, natriumzout;
1,2-benzisothiazoline-3-on;
benzoëzuur, kalium- en natriumzouten;
butadieen-styreen-fumaarzuurcopolymeren, geen andere hulpstoffen bevattend dan in Hoofdstuk I zijn toegelaten;
calcium- en zinkzouten van kolofonium (houthars, gomhars, tallhars, donkere houthars en donkere tallhars) gewonnen uit pijnbomen van het geslacht pinus, familie pinaceae, al dan niet gemodificeerd door hydrogenering, dimerisering of dismutering (disproportionering);
carboxymethylcellulose, natriumzout;
2,2’-dibenzamidofenyldisulfide, ten hoogste 0,7%;
N,N’-di-2-naftyl-p-fenyleendiamine, ten hoogste 10 mg/kg 2-naftylamine bevattend, ten hoogste 0,6%;
eiwitten: beenderlijm, caseïne, gelatine, huidlijm, vislijm en zeïne;
ethyleendiaminetraazijnzuur, natriumzout;
o-fenylfenol, natriumzout;
formaldehyd;
glycerol;
guttapercha;
1,6-hexaandiol;
hexamethyleentetramine;
4-hydroxybenzoezuur, methylester;
karayagom;
natriumsulfiet;
paraffine, vaste, inbegrepen synthetische, waarvan de absorptie van ultraviolet licht voldoet aan de waarden gesteld in deel B (Methoden van Onderzoek); paraffine, vloeibare (geraffineerde minerale olie), welke voldoet aan de volgende specificatie:
kleur zwakker dan Standaard Saybolt 30
geur vrijwel afwezig
en waarvan de absorptie van ultraviolet licht voldoet aan de waarden gesteld in deel B (Methoden van Onderzoek);
polyetheenoxide, molecuulgewicht groter dan 200;
poly(etheen- of propeen- of buteenoxide)ethers van in de kern gesulfoneerde mono-, di- en trialkyl(C4-C18)fenolen;
polystyreen meng- en copolymeren, volgens Hoofdstuk I;
rubberproducten, volgens Hoofdstuk III, Categorie I en II;
sorbinezuur en de kalium- en natriumzouten;
sulfobarnsteenzuur, veresterd met poly(etheen- of propeen- of buteenoxide)ethers van alcoholen, C4-C18;
2,4,7,9-tetramethyl-5-decyn-4,7-diol, ethyleenoxide adduct;
triethyleenglycol;
tris(mono- en dinonylfenyl)fosfiet, ten hoogste 1% tris(2-hydroxypropyl)amine bevattend.
- g.
organische deklagen:
- 1°
polymeren:
celluloseacetaat, volgens hoofdstuk I;
celluloseacetaat-butyraat, geen andere hulpstoffen bevattend dan in hoofdstuk I zijn toegelaten;
celluloseacetaat-propionaat, geen andere hulpstoffen bevattend dan in hoofdstuk I zijn toegelaten;
cellulosenitraat, 10,8-12,4% stikstof bevattend;
epoxyharsen, bereid uit polyethers ontstaan door reactie van epichloorhydrine met de beide fenolische hydroxylgroepen van 2,2-bis(4-hydroxyfenyl)butaan of 2,2-bis(4-hydroxyfenyl)propaan, al dan niet gereageerd hebbend met een of meer van de volgende verharders:
diisocyanaten:
4,4’-diisocyanatodifenylmethaan
1,6-diisocyanatohexaan
2,4-diisocyanatotolueen
2,6-diisocyanatotolueen
3,3’-dimethyl-4,4’-diisocyanatodifenyl
formaldehydcondensatieproducten:
fenol-formaldehydharsen, als hierna omschreven
melamine-formaldehydharsen, als hierna omschreven
ureum-formaldehydharsen, als hierna omschreven
aminoverbindingen:
diaminoethaan
diethyleentriamine
polyamiden, condensatieproducten van gedimeriseerd linol-, linoleen- of gedehydrateerd ricinolzuur met 1,6-diaminohexaan
polyaminoamiden, condensatieproducten van gedimeriseerd linol-, linoleen- of gedehydreerd ricinolzuur met diaminoethaan, diethyleentriamine, tetraethyleenpentamine en triethyleentetramine
tetraethyleenpentamine
triethyleentetramine;
ethylcellulose;
ethylhydroxyethylcellulose;
fenol-formaldehydcondensatieproducten, volgens hoofdstuk I, al dan niet gemodificeerd met drogende oliën, epichloorhydrine of vetzuren, verzadigde en onverzadigde, met een even aantal koolstofatomen, C8-C22, met een gehalte van ten hoogste 2% aan onverzeepbare bestanddelen;
hydroxyethylcellulose;
hydroxypropylcellulose;
hydroxypropylmethylcellulose;
kolofonium, volgens hoofdstuk II, al dan niet gereageerd hebbend met een of meer van de volgende reagentia:
acrylzuur
bis(2-hydroxyethyl)ether
ethaandiol
fenol-formaldehydcondensatieproducten, als hiervoor omschreven
glycerol
maleinezuuranhydride
methanol
pentaerythritol;
melamine-formaldehydcondensatieproducten, volgens hoofdstuk I, al dan niet gemodificeerd met eenwaardige, alifatische, verzadigde alcoholen, C1-C18, diolen, C2-C6, en polyolen, C3-C6;
methylcellulose;
natuurlijke harsen: damar, copal;
petroleumkoolwaterstofharsen, volgens hoofdstuk II;
polyacrylaat, volgens hoofdstuk I;
polyamiden, volgens hoofdstuk I;
polycarbonaat, volgens hoofdstuk I;
polyetheen, volgens hoofdstuk I;
polyesters, onverzadigde, volgens hoofdstuk I;
polyesters, verkregen door een reactie tussen een of meer van de volgende meerbasische zuren en een of meer van de volgende meerwaardige alcoholen, waarbij de reactie kan worden beëindigd met een van de volgende eenbasische zuren dan wel eenwaardige alcoholen:
meerbasische zuren:
adipinezuur
azelainezuur
barnsteenzuur
p-tert.butylbenzoezuur
1,2,4-benzeentricarbonzuur
cyclohexaan-1,2-dicarbonzuur
decaandicarbonzuur
ftaalzuren
maleïnezuur
sebacinezuur
meerwaardige alcoholen:
1,4-bis(hydroxymethyl)cyclohexaan
1,3-butaandiol
1,4-butaandiol
diethyleenglycolmonoethylether
2,2-dimethylpropaandiol
di-, tri- en polypropaandiol-1,2
ethaandiol
glycerol
1,6-hexaandiol
mannitol
1,2-propaandiol
triethyleenglycolmonoethylether
1,1,1-tris(hydroxymethyl)ethaan
1,1,1-tris(hydroxymethyl)propaan
eenbasische zuren:
benzoëzuur
4,4-bis(4’-hydroxyfenyl)pentaancarbonzuur
vetzuren als in onderdeel 2.2 c
eenwaardige alcoholen:
eenwaardige, alifatische alcoholen C8-C18;
polyesters, verkregen uit de methylester van kolofonium, ftaalzuuranhydride, maleinezuuranhydride en ethaandiol, zuurgetal 4-11, kleur K of lichter, Drop Softening point 70 °C – 90 °C;
polypropeen, volgens hoofdstuk I;
polyurethaan, volgens hoofdstuk I;
polyvinylacetaat, volgens hoofdstuk I;
polyvinylacetalen, bereid uit polyvinylalcohol en alifatische, verzadigde aldehyden, C1-C6, molecuulgewicht groter dan 10.000, geen andere hulpstoffen bevattend dan in hoofdstuk I zijn toegelaten;
polyvinylalcohol (viscositeit van de 4% oplossing in water bij 20 °C tenminste 5 mPas);
polyvinylchloride, volgens hoofdstuk I;
polyvinylideenchloride, volgens hoofdstuk I;
ricinusolie, al dan niet gehydrogeneerd of gedehydrateerd en al dan niet gecondenseerd of gepolymeriseerd metadipinezuur, citroenzuur, ftaalzuren, maleïnezuur en sebacinezuur;
rubberproducten, synthetische, gechloreerd of gecycliseerd, volgens hoofdstuk III;
terpeenharsen, bereid uit alfa-pineen, beta-pineen of dipenteen, al dan niet gemodificeerd met fenol, welke voldoen aan de volgende specificatie:
- –
zuurgetal minder dan 5
- –
verzepingsgetal minder dan 5
- –
de kleur van een 50% oplossing in lakbenzine moet minder zijn dan 4 Gardner;
ureum-formaldehydcondensatieproducten, volgens hoofdstuk I, al dan niet gemodificeerd met eenwaardige, alifatische, verzadigde alcoholen, C1-C18, diolen, C2-C6 en polyolen, C3-C6.
- 2°
katalysatoren en andere polymerisatieregelaars:
aluminiumalcoholaten, van eenwaardige, alifatische alcoholen, C3-C8;
p-tert.butylperoxybenzoaat;
dicarbonzuren, onverzadigde, alifatische, C4-C8;
dodecylbenzeensulfonzuur;
fenol;
fosforzuur en de esters met eenwaardige, alifatische alcoholen, C2-C4;
ftaalzuuranhydride;
fumaarzuur;
tetrabutyltitanaat;
tin(II)oleaat;
titaanzuur, veresterd met eenwaardige, alifatische alcoholen, C3-C8;
tolueensulfonchloride;
tolueensulfonzuren.
- 3°
droogstoffen:
naftenaten, octanoaten en oxiden van calcium, cerium, ijzer, kobalt, lithium, mangaan, zink en zirkonium;
tin(II)stearaat;
vetzuren, eenwaardige, verzadigde, C9-C11, als zouten van calcium, cerium, ijzer, kobalt, lithium, mangaan, zink en zirkonium.
- 4°
weekmakers:
acetyltributylcitraat;
acetyltris(2-ethylhexyl)citraat:
butylbenzylftalaat, ten hoogste 1% dibenzylftalaat bevattend;
dibutylftalaat;
dibutylsebacaat;
dicyclohexylftalaat;
di(2-ethylhexyl)ftalaat;
dihexylazelaat;
diïsodecylftalaat;
geëpoxideerde lijnolie;
geëpoxideerde sojaolie met een oxiraangehalte tussen 6,4 en 8%;
tri-isooctyltrimellitaat.
- 5°
glijmiddelen:
N,N’-distearoyl- of N,N’-dipalmitoyldiaminoethaan;
lanoline;
montaanwas, bestaande uit:
- 1)
montaanzuren C26-C32
- 2)
esters hiervan met ethaandiol of 1,3-butaandiol
- 3)
of het calciumzout van deze zuren en mits het product voldoet aan de zuiverheidseisen gesteld in deel B (Methoden van Onderzoek);
paraffine, vaste, inbegrepen synthetische, waarvan de absorptie van ultraviolet licht voldoet aan de waarden gesteld in deel B (Methoden van Onderzoek);
paraffine, vloeibare (geraffineerde minerale olie), welke voldoet aan de volgende specificatie:
kleur zwakker dan Standaard Saybolt 30
geur vrijwel afwezig
en waarvan de absorptie van ultraviolet licht voldoet aan de waarden gesteld in deel B (Methoden van Onderzoek);
polyetheen, molecuulgewicht groter dan 200;
vetzuren, als onder c. omschreven;
vetzuren, als onder c. omschreven, veresterd met glycerol tot mono-, di- en triglyceriden;
wassen: carnauba, spermaceti.
- 6°
overige hulpstoffen:
fosforzure esters van geëpoxideerd polybutadieen met eindstandige hydroxyl-groepen, CAS 1429907-37-8, alleen te gebruiken in deklagen op metaal;
organopolysiloxanen, twee methylgroepen aan elk siliciumatoom bevattend (siliconen);
oxiden van aluminium, calcium, ijzer, silicium, titaan en zink;
silicaten van aluminium, calcium, kalium, magnesium en natrium, inbegrepen diatomeeënaarde, glasvezel, infusoriënaarde, kaolien, klei, mica en talk;
vetzuren, als onder c. omschreven, vinylesters van;
vetzuren, als onder c. omschreven, veresterd met polyolen, C3-C6;
zinkcarbonaat.
- 7°
kleurstoffen en pigmenten:
volgens Hoofdstuk XI.
- 8°
oplosmiddelen en inkten:
- –
oplosmiddelen: voor zover het eindproduct blijft voldoen aan het bepaalde in artikel 3, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 1935/2004;
- –
inkten: de eisen gesteld in Hoofdstuk XI zijn van overeenkomstige toepassing.
3. Gebruiksartikelen
Gebruiksartikelen mogen uitsluitend worden vervaardigd uit de hierna genoemde materialen:
- a.
basismateriaal:
aluminium, al dan niet gelegeerd en al dan niet anodisch geoxideerd of geëloxeerd;
gietijzer, al dan niet gelegeerd;
goud, platina en zilver, al dan niet gemengd of al dan niet gelegeerd met koper, nikkel, tin of zink en ten hoogste 0,5% cadmium bevattend;
koper, al dan niet gelegeerd, ten hoogste 2% lood bevattend. In afwijking hiervan mogen koperlegeringen in toepassingen, waar zelfsmerende eigenschappen vereist worden, ten hoogste 5% lood bevatten;
magnesium, al dan niet gelegeerd;
nikkel, al dan niet gelegeerd;
staal, al dan niet gelegeerd;
tin, al dan niet gelegeerd, ten hoogste 0,5% lood bevattend;
titaan, al dan niet gelegeerd;
zink, al dan niet gelegeerd.
- b.
solderen:
legeringen, in hoofdzaak bestaande uit koper, lood, tin, zilver of zink, die voldoen aan de volgende specificatie:
gehalte aan antimoon: ten hoogste 3%
gehalte aan arseen: ten hoogste 0,05%
gehalte aan bismuth: ten hoogste 0,1%
gehalte aan cadmium: ten hoogste 0,5%.
Evenwel mogen in afwijking van het hierboven gestelde solderen met ten hoogste 20% cadmium worden gebruikt, indien de gesoldeerde plaatsen volledig met een metallische deklaag worden afgedekt.
- c.
lasmaterialen:
van zodanige samenstelling, dat de lasverbinding voldoet aan het bepaalde in artikel 3, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 1935/2004.
- d.
metallische deklagen:
uitsluitend deklagen van de hierna genoemde metalen mogen op de onder a. genoemde basismaterialen worden aangebracht:
aluminium, koper, nikkel en zink, zoals omschreven onder a. basismateriaal;
chroom, al dan niet gelegeerd;
goud, platina en zilver, al dan niet gemengd of al dan niet gelegeerd met koper, nikkel, tin of zink en ten hoogste 0,5% cadmium bevattend;
tin, zoals omschreven in paragraaf 2 onder 2.1 c.
Bovengenoemde basismaterialen en metallische deklagen mogen gepassiveerd zijn door middel van een chemische of elektrochemische nabehandeling met chroom, mangaan, titaan, tin, en/of zirkonium en/of hun oxiden en/of hun anorganische zouten, en een polymeer dat voldoet aan hoofdstuk 0, punt 0.3 (e), en/of hoofdstuk I en/of X.
- e.
organische deklagen:
van zodanige samenstelling als omschreven in paragraaf 2 onder 2.2 g.
4. Eisen gesteld aan het eindproduct
- 4.1.
Na de fabricage mogen de eindproducten worden voorzien van een beschermende laag, echter uitsluitend zodanig, dat deze voordat het eindproduct in contact komt met eet- of drinkwaren, op eenvoudige wijze kan worden verwijderd.
- 4.2.
De totale migratie mag onder redelijkerwijs te verwachten gebruiksomstandigheden vermenigvuldigd met de van toepassing zijnde factor vermeld in bijlage deel B, hoofdstuk I, tabel 4.1, niet meer bedragen dan de waarde 60.
- 4.3.
De specifieke migratie mag onder redelijkerwijs te verwachten gebruiksomstandigheden vermenigvuldigd met de van toepassing zijnde factor vermeld in bijlage deel B, hoofdstuk I, tabel 4.1, niet meer bedragen dan de hierna bij het desbetreffende bestanddeel aangegeven waarde:
stof / groep stoffen
SML (mg/kg)
sec. alifatische aminen:
NA1.
aluminium:
5
aromatische aminen:
NA
cyanaatgroepen of isocyanaatgroepen:
NA
epichloorhydrine:
QM = 1 mg/kg EP
peroxiden:
NA
tolueensulfonchloride:
NA
prim. alifatische aminen, in totaal:
3
alkyl (C8-C18) benzeensulfonaten, in totaal:
30
antimoon:
0,04
arseen:
0,01
1,2-benzisothiazoline-3-on:
30
bis(2-hydroxyethyl)ether en ethaandiol, in totaal:
30
2,2-bis(4-hydroxyfenyl)propaan:
0,6
bismuth:
1
p-tert.butylbenzoezuur:
0,1
cadmium:
0,01
chroom:
0,1
dibutylftalaat:
0,3
dicyclohexylftalaat:
30
diethyleenglycolmonoethylether en triethyleen-
glycolmonoethylether, in totaal:
30
di(2-ethylhexyl)ftalaat:
1,5
diisodecylftalaat:
15
epoxygroepen bevattende stoffen, andere dan geëpoxideerde lijn- en sojaolie, in totaal:
5 mg/kg in EP (als epoxy groep, MG = 43)
fenolische verbindingen, in totaal:
15 (als fenol)
o-fenylfenol, natriumzout:
0,1
formaldehyd en hexamethyleentetramine, in totaal:
15
fosforzure esters van geëpoxideerd polybutadieen met eindstandige hydroxylgroepen:
0,05
kobalt:
0,05
koper:
5
lithiumverbindingen, in totaal:
0,6 (als lithium)
lood:
0,012.
mangaan:
0,6
melamine:
2,5
nikkel:
0,14
2,4,7,9-tetramethyl-5-decyn-4,7-diol, ethyleenoxide-adduct:
0,05
vanadium:
0,05
zink:
5
zirkonium:
23.
- 4.4.
Indien bij de vervaardiging of verwerking van de in dit hoofdstuk omschreven materialen gebruik is gemaakt van in andere hoofdstukken omschreven materialen, dienen de op die materialen betrekking hebbende limieten voor de specifieke migratie van bestanddelen eveneens in acht te worden genomen.
- 4.5.
Voor het maximumgehalte aan tin in levensmiddelen gelden de eisen gesteld in verordening (EG) nr. 1881/200623..
- 4.6.
Indien de in dit hoofdstuk omschreven verpakkingen en gebruiksartikelen bestemd zijn om uitsluitend in contact te komen met een bepaalde eet- of drinkwaar, dient de specifieke migratie van de onder 4.3 genoemde metalen in die eet- of drinkwaar te worden bepaald onder de proefomstandigheden genoemd in bijlage deel B, hoofdstuk I, onderdeel 4.1.1.2. Indien zij bestemd zijn voor contact met niet met name genoemde eet- of drinkwaren dienen de migratieproeven, in afwijking van het bepaalde in bijlage deel B, hoofdstuk I, onderdeel 4.1.1.2, onderdeel 1, met 3% azijnzuur te worden uitgevoerd24..
- 4.7.
De migratie van metalen uit de in dit hoofdstuk omschreven verpakkingen en gebruiksartikelen, die reeds in contact zijn met eet- of drinkwaar, dient in die eet- of drinkwaar te worden bepaald.
- 4.8.
De migratieëisen volgens 4.2 en 4.3 zijn niet van toepassing op afdichtmiddelen voor deksel- en bodemfelsnaden volgens onderdeel 2.2 f.
- 4.9.
De afgifte van monomeren /uitgangsstoffen waaruit condensatieproducten, harsen en polymerisatieproducten worden samengesteld, alsmede de gebruikte additieven moeten voldoen aan de algemene en specifieke eisen die voor deze stoffen in dit besluit zijn vermeld.
Hoofdstuk V. Glas en glaskeramiek
1. Omschrijving
- 1.1.
Glas en kristal: in het kader van deze regeling wordt onder glas en kristal verstaan de anorganische producten verkregen door afkoeling van een smelt van in hoofdzaak kwartszand met alkali- en aardalkalimetaalverbindingen, waaraan al dan niet oxiden van andere elementen zijn toegevoegd.
- 1.2.
Glaskeramiek: in het kader van deze regeling wordt onder glaskeramiek verstaan de onder 1.1 omschreven producten waarbij de massa tijdens de afkoeling geheel of gedeeltelijk tot kristallisatie wordt gebracht.
2. Typen
- 2.1.
Industrieel glas: bestemd voor de bereiding, het transport of de opslag van eet- en drinkwaren.
- 2.2.
Verpakkingsglas: bestemd om eenmaal of meermalen gebruikt te worden als verpakkingsmateriaal voor eet- en drinkwaren.
- 2.3.
Tafelglas: ook wel serviesglas of huishoudglas genoemd: gebruiksartikelen bestemd voor herhaald gebruik.
- 2.4.
Kristal: gebruiksartikelen bestemd voor herhaald gebruik. Voor de benamingen van de verschillende categorieën kristal en de voorschriften betreffende de samenstelling ervan (o.a. gehalte aan lood(II)oxide) wordt verwezen naar Richtlijn 69/493/EEG van de Raad van 15 december 1969 voor de onderlinge aanpassing der wetgevingen van de Lid-Staten inzake kristalglas (PbEG 1969, L 326).
- 2.5.
Vuurvast glas: gebruiksartikelen, bestemd om bij hogere temperaturen in contact te komen met eet- en drinkwaren en bestemd voor herhaald gebruik.
- 2.6.
Glaskeramiek: gebruiksartikelen bestemd voor herhaald gebruik.
3. Eisen gesteld aan de vervaardiging
- 3.1.
De bij de vervaardiging van glas en glaskeramiek toegepaste grond- en hulpstoffen moeten van een goede technische kwaliteit zijn. De hulpstoffen mogen niet in een grotere hoeveelheid worden gebruikt dan voor de vervaardiging van het eindproduct strikt noodzakelijk is.
- 3.2.
Kwikverbindingen mogen bij de vervaardiging niet worden gebruikt.
4. Eisen gesteld aan het eindproduct
- 4.1.
De totale migratie mag onder redelijkerwijs te verwachten gebruiksomstandigheden vermenigvuldigd met de van toepassing zijnde factor vermeld in bijlage deel B, hoofdstuk I, tabel 4.1, niet meer bedragen dan de waarde 60.
- 4.2.
De specifieke migratie mag onder redelijkerwijs te verwachten gebruiksomstandigheden vermenigvuldigd met de van toepassing zijnde factor vermeld in bijlage deel B, hoofdstuk I, tabel 4.1, niet meer bedragen dan de hierna bij het desbetreffende bestanddeel aangegeven waarde:
stof / groep stoffen
SML (mg/kg)
antimoon:
0,04
arseen:
0,01
barium:
1
boor:
1
cadmium:
0,01
cerium:
1
chroom:
0,1
fluor:
1
kobalt:
0,05
lithium:
0,6
lood:
0,1
mangaan:
0,6
nikkel:
0,02
rubidium:
1
zirkonium:
2
- 4.3.
De bepaling van de totale migratie van bestanddelen dient altijd in de voorgeschreven levensmiddelsimulanten te worden uitgevoerd (zie bijlage deel B, hoofdstuk I, onderdeel 4.1.1.2).
- 4.4.
Indien de in dit hoofdstuk omschreven verpakkingen en gebruiksartikelen bestemd zijn om uitsluitend in contact te komen met een bepaalde eet- of drinkwaar dient de specifieke migratie van de onder 4.2 genoemde elementen door middel van die eet- of drinkwaar te worden bepaald onder de proefomstandigheden vermeld in bijlage deel B, hoofdstuk I, onderdeel 4.1.1.2. Indien zij bestemd zijn voor contact met niet met name genoemde eet- of drinkwaren dienen de migratieproeven, in afwijking van het bepaalde in bijlage deel B, hoofdstuk I, onderdeel 4.1.1.2, met 3% azijnzuur te worden uitgevoerd.
- 4.5.
De migratie van de onder 4.2 genoemde elementen uit de in dit hoofdstuk omschreven verpakkingen en gebruiksartikelen, die reeds in contact zijn met een eet- of drinkwaar, dient in die eet- of drinkwaar te worden bepaald.
Hoofdstuk VI. Keramische materialen en emails
1. Keramische materialen
- 1.1.
Keramische voorwerpen, zoals bedoeld in artikel 1, derde lid, van richtlijn 84/500/EEG van de Raad van 15 oktober 198425., die bedoeld zijn om als eindproduct met levensmiddelen in aanraking te komen, of die daarmee overeenkomstig hun bestemming in aanraking komen, voldoen aan de eisen van artikel 2, eerste, derde, vierde, en vijfde lid en worden verhandeld in overeenstemming met artikel 2bis van die richtlijn.
- 1.2.
De vaststelling van de migratie van lood en cadmium uit keramische voorwerpen, als bedoeld in onderdeel 1.1, geschiedt overeenkomstig artikel 2, tweede lid, van richtlijn 84/500/EEG.
- 1.3.
Ten aanzien van de vaststelling van de migratie van andere bestanddelen uit keramische voorwerpen zijn de onderdelen 2.3.1, 2.3.2, 2.3.3 en 2.3.4 van overeenkomstige toepassing.
- 1.4.
Een wijziging van richtlijn 84/500/EEG, gaat voor de toepassing van artikel 2, 2bis en de bijlagen I, II en III van die richtlijn voor de onderdelen 1.1 en 1.2 gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.
2. Emails
2.1. Omschrijving
In het kader van deze regeling worden onder emails verstaan de door smelten of fritten verkregen glasachtige massa's van een anorganische, in hoofdzaak oxidische samenstelling, die in een of meer lagen op voorwerpen van metaal worden aangebracht en door verhitting gefixeerd.
2.2. Eisen gesteld aan de vervaardiging
De bij de vervaardiging van emails toegepaste grond- en hulpstoffen moeten van een goede technische kwaliteit zijn. De hulpstoffen mogen niet in een grotere hoeveelheid worden gebruikt dan voor de vervaardiging van het eindproduct strikt noodzakelijk is.
2.3. Eisen gesteld aan het eindproduct
- 2.3.1.
In afwijking van het bepaalde in bijlage deel B, hoofdstuk I, onderdeel 4.1.1.2, onder 1, wordt de migratie van bestanddelen uit het eindproduct uitsluitend met 3% azijnzuur bepaald onder de proefomstandigheden die in onderdeel 4.1.1.2, onder 3, van genoemd hoofdstuk zijn vermeld. De in mg/dm2 uitgedrukte meetwaarden dienen door 10 te worden gedeeld alvorens aan de in onderdeel 2.3.3 vermelde grenswaarden te worden getoetst.
- 2.3.2.
Met inachtneming van het in onderdeel 2.3.1 bepaalde mag de totale migratie onder redelijkerwijs te verwachten gebruiksomstandigheden, vermenigvuldigd met de van toepassing zijnde factor vermeld in bijlage deel B, hoofdstuk I, tabel 4.1, niet meer bedragen dan de waarde 60.
- 2.3.3.
Met inachtneming van het in onderdeel 2.3.1 bepaalde mag de specifieke migratie onder redelijkerwijs te verwachten gebruiksomstandigheden, vermenigvuldigd met de van toepassing zijnde factor vermeld in bijlage deel B, hoofdstuk I, tabel 4.1, niet meer bedragen dan de hierna bij het desbetreffende element aangegeven waarde:
stof / groep stoffen
SML (mg/kg)
arseen:
0,01
barium:
1
boor:
1
cadmium:
0,01
chroom:
0,1
kobalt:
0,05
kwik:
0,005
lithium:
0,6
lood:
0,1
rubidium:
1
seleen:
0,01
strontium:
1
- 2.3.4.
In afwijking van het bepaalde in onderdeel 2.3.3 mag van eet- of drinkwaren, die verpakt zijn in of anderszins in aanraking zijn met geëmailleerde eindproducten, het gehalte aan ieder van de in onderdeel 2.3.3 genoemde elementen, uitgedrukt in mg/kg, niet meer bedragen dan de waarde die bij het desbetreffende element in onderdeel 2.3.3 is aangegeven.
Hoofdstuk VII. Textielproducten
1. Omschrijving
Onder de werking van dit hoofdstuk vallen de door enigerlei bewerking met elkaar verbonden natuurlijke en synthetische textielvezels.
2. Eisen gesteld aan de vervaardiging
- 2.1.
Voor de vervaardiging en verwerking van textielvezels en textielproducten mogen uitsluitend de hierna genoemde grond- en hulpstoffen worden gebruikt. Deze moeten van een goede technische kwaliteit zijn. De hulpstoffen mogen niet in grotere hoeveelheden worden gebruikt dan voor de vervaardiging van het eindproduct strikt noodzakelijk is. Geen andere stoffen dan de genoemde grond- en hulpstoffen, alsmede eventuele ontledingsproducten van de hulpstoffen, mogen in het eindproduct aanwezig zijn.
- a.
grondstoffen:
geregenereerde cellulose, volgens Hoofdstuk VIII;
plantaardige vezels;
polypropeen, volgens Hoofdstuk I;
tereftaalzure polyesters, volgens Hoofdstuk I.
- b.
conserveermiddelen:
boorzuur en de natriumzouten ervan;
formaldehyd;
2-mercaptobenzthiazol, natriumzout;
natriumfluoride.
- c.
veredelingsmiddelen:
kunststoffen, volgens Hoofdstuk I;
organopolysiloxanen, twee methylgroepen aan elk siliciumatoom bevattend (siliconen);
paraffine, vaste, inbegrepen synthetische, waarvan de absorptie van ultraviolet licht voldoet aan de waarden gesteld in bijlage deel B (Methoden van Onderzoek);
polyvinylalcohol (viscositeit van de 4% oplossing in water bij 20 °C tenminste 5 mPas).
- d.
oplosmiddelen:
voor zover het eindproduct blijft voldoen aan het bepaalde in hoofdstuk 0, onderdeel 0.3.
- e.
kleurstoffen en pigmenten:
volgens Hoofdstuk XI.
- f.
overige hulpstoffen:
alcoholen, eenwaardige, primaire, onvertakte, verzadigde, C4-C22, alsmede oleylalcohol;
alkyl(C8-C18)sulfaten, natriumzouten;
dialkyl(C4-C16)sulfosuccinaten, natriumzouten;
di-tert.butylhydrochinon;
ethyleendiaminetetraazijnzuur, natriumzout;
natriumwaterstofsulfiet;
paraffine, vloeibare (geraffineerde minerale olie), welke voldoet aan de volgende specificatie:
kleur zwakker dan Standaard Saybolt 30
geur vrijwel afwezig
en waarvan de absorptie van ultraviolet licht voldoet aan de waarden gesteld in bijlage deel B (Methoden van Onderzoek);
polyetheenoxide(8-14), veresterd met laurine-, olie-, ricinol- of stearinezuur;
tris(2-hydroxyethyl)amine;
vetzuren, onvertakte, verzadigde en onverzadigde, met even aantal koolstofatomen, C8-C22, met een gehalte van ten hoogste 2% aan onverzeepbare bestanddelen;
vetzuren, als hiervoor omschreven, amiden van;
vetzuren, als hiervoor omschreven, veresterd met glycerol tot mono-, di- en triglyceriden;
vetzuren, als hiervoor omschreven, veresterd met polyolen, C3-C6;
vetzuren, als hiervoor omschreven, veresterd met alcoholen, eenwaardige, primaire, onvertakte, verzadigde, C4-C18, alsmede oleylalcohol;
vetzuren, als hiervoor omschreven, als zouten met aluminium, ammonium, calcium, kalium, lithium, magnesium, mangaan en natrium;
zinkwaterstofsulfiet.
3. Eisen gesteld aan het eindproduct
- 3.1.
De totale migratie mag onder redelijkerwijs te verwachten gebruiksomstandigheden vermenigvuldigd met de van toepassing zijnde factor vermeld in bijlage deel B, hoofdstuk I, tabel 4.1, niet meer bedragen dan de waarde 60.
- 3.2.
De specifieke migratie mag onder redelijkerwijs te verwachten gebruiksomstandigheden vermenigvuldigd met de van toepassing zijnde factor vermeld in bijlage deel B, hoofdstuk I, tabel 4.1, niet meer bedragen dan de hierna bij het desbetreffende bestanddeel aangegeven waarde:
stof / groep stoffen
SML (mg/kg)
mercaptanen:
NA1.
2-mercaptobenzthiazol, natriumzout:
NA
alkyl(C8-C18)sulfaten, in totaal:
30
aluminium:
1
boorverbindingen, in totaal:
1 (als boor)
fluorverbindingen, in totaal:
1 (als fluor)
formaldehyde:
15
hydrochinon en derivaten, in totaal:
0,01
lithiumverbindingen, in totaal:
0,6 (als lithium)
mangaanverbindingen, in totaal:
3 (als mangaan)
tris (2-hydroxyethyl)amine
0,01
zink:
5
- 3.3.
Indien bij de vervaardiging of verwerking van de in dit hoofdstuk omschreven materialen gebruik is gemaakt van in andere hoofdstukken omschreven materialen, dienen de op die materialen betrekking hebbende limieten voor de specifieke migratie van componenten eveneens in acht te worden genomen.
Hoofdstuk VIII. Folie van geregenereerde cellulose
- 1.
Dit hoofdstuk is van toepassing op folies van geregenereerde cellulose, bedoeld in bijlage I, van richtlijn 2007/42/EG26., die bestemd zijn om in aanraking te komen, of overeenkomstig de bestemming ervan in aanraking zijn, met levensmiddelen en die op zichzelf een eindproduct vormen, dan wel een onderdeel zijn van een eindproduct dat uit nog andere materialen bestaat, en die behoren tot een van de volgende typen:
- a.
folie van geregenereerde cellulose zonder laklaag;
- b.
folie van geregenereerde cellulose met een laklaag op basis van cellulose, of
- c.
folie van geregeneerde cellulose met een laklaag op basis van kunststof.
- 2.
Folies van geregenereerde cellulose, bedoeld in onderdeel 1, voldoen aan de eisen van artikel 3 tot en met 6 van richtlijn 2007/42/EG.
- 3.
Dit hoofdstuk is niet van toepassing op kunstdarmen van geregenereerde cellulose.
- 4.
Een wijziging van richtlijn 2007/42/EG gaat voor de toepassing van artikel 3 tot en met 6, en bijlage II van die richtlijn voor onderdeel 2 gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijziging uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.
Hoofdstuk IX. Hout en kurk
1. Omschrijving
In het kader van deze regeling vallen de uit hout of kurk of op basis van hout of kurk vervaardigde verpakkingen en gebruiksartikelen.
2. Eisen gesteld aan de vervaardiging
- 2.1.
Voor de vervaardiging en verwerking van hout en kurk mogen uitsluitend de hierna genoemde grond- en hulpstoffen worden gebruikt. Deze moeten van een goede technische kwaliteit zijn. De hulpstoffen mogen niet in grotere hoeveelheden worden gebruikt dan voor de vervaardiging van het eindproduct strikt noodzakelijk is. Geen andere stoffen dan de hierna genoemde grond- en hulpstoffen, alsmede eventuele ontledingsproducten daarvan, mogen in het eindproduct aanwezig zijn.
- a.
grondstoffen:
hout en mechanisch verkleind hout;
kurk, gewassen en stofvrij gemaakt, gesneden of gemalen.
- b.
verduurzamingsmiddelen:
Het gebruik van de hierna genoemde middelen is uitsluitend toegestaan in het land van herkomst van de gebruikte grondstoffen, voor zover de toepassing ervan noodzakelijk is:
bis(tributyltin)oxide;
kopernaftenaat;
zinknaftenaat.
Tijdens de verwerking van de grondstoffen tot eindproducten mogen nog de volgende stoffen worden toegepast, met dien verstande, dat zij slechts mogen worden gebruikt indien de bestrijdingsmiddelen die deze stoffen bevatten op grond van de Wet biociden en gewasbeschermingsmiddelen zijn toegelaten:
alkyl(C8-C18)trimethylammoniumchloride;
azaconazol, al dan niet in combinatie met deltamethrin;
carbendazim;
2-ethylhexaanzuur;
2-fenylfenol, kalium- en natriumzouten;
mengsels van arseen- of chroom- of koperzouten;
2-(thiocyanomethylthio)benzthiazol.
- c.
hecht- en bindmiddelen:
carboxymethylcellulose;
dextrines;
epoxypolymeren, volgens Hoofdstuk I of XII;
eiwitten: caseïne, beenderlijm, gelatine, huidlijm, vislijm en zeïne;
ethylcellulose;
ethylhydroxyethylcellulose;
fenol-, melamine- en ureum-formaldehydcondensatieproducten, geen andere hulpstoffen bevattend dan in Hoofdstuk I zijn toegelaten;
guttapercha;
hydroxyethylcellulose;
hydroxypropylcellulose;
hydroxypropylmethylcellulose;
kolofonium, volgens Hoofdstuk II;
methylcellulose;
natuurlijke harsen: damar, kopal;
neopreenrubber, volgens Hoofdstuk III;
polyesters, verkregen uit de methylester van kolofonium, ftaalzuuranhydride, maleïnezuuranhydride en ethaandiol, zuurgetal 4-11, kleur K of lichter, Drop softening point 70 °–90 °C;
polyurethaan, volgens Hoofdstuk I;
polyvinylacetaat, volgens Hoofdstuk I;
resorcine-formaldehydcondensatieproducten, geen andere hulpstoffen bevattend dan in Hoofdstuk I zijn toegelaten, alsmede 1,2-benzeendiol.
- d.
lakken en impregneermiddelen:
kunststoffen, volgens Hoofdstuk I en X, alsook oplossingen en dispersies daarvan.
- e.
weekmakers:
geen andere dan in Hoofdstuk I zijn toegelaten.
- f.
oplosmiddelen:
voor zover het eindproduct blijft voldoen aan het bepaalde in artikel 3, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 1935/2004.
- g.
kleurstoffen en pigmenten,
volgens Hoofdstuk XI.
- h.
overige hulpstoffen:
benzoëzuur en de kalium- en natriumzouten;
boorzuur en de natriumzouten;
kokosnotenschaalmeel, maïs, rogge- en sojameel;
formaldehyde;
glycerol;
1,6-hexaandiol;
hexamethyleentetramine;
paraffine, vaste, inbegrepen synthetische, waarvan de absorptie van ultraviolet licht voldoet aan de waarden gesteld in deel B (Methoden van Onderzoek);
paraffine, vloeibare (geraffineerde minerale olie), welke voldoet aan de volgende specificatie:
kleur zwakker dan Standaard Saybolt 30
geur vrijwel afwezig
en waarvan de absorptie van ultraviolet licht voldoet aan de waarden gesteld in deel B (Methoden van Onderzoek);
polyetheenoxide, molecuulgewicht groter dan 200;
polyvinylalcohol (viscositeit van de 4% oplossing in water bij 20 °C tenminste 5 mPas);
sorbinezuur en de kalium- en natriumzouten;
triethyleenglycol;
wassen: carnauba, Japanwas.
3. Eisen gesteld aan het eindproduct
- 3.1.
De totale migratie mag onder redelijkerwijs te verwachten gebruiksomstandigheden vermenigvuldigd met de van toepassing zijnde factor vermeld in deel B van de bijlage, hoofdstuk I, tabel 4.1, niet meer bedragen dan de waarde 60.
- 3.2.
De specifieke migratie mag onder redelijkerwijs te verwachten gebruiksomstandigheden vermenigvuldigd met de van toepassing zijnde factor vermeld in deel B van de bijlage, hoofdstuk I, tabel 4.1, niet meer bedragen dan de hierna bij het desbetreffende bestanddeel aangegeven waarde:
stof / groep stoffen
SML (mg/kg)
sec. alifatische aminen:
NA1.
aromatische aminen:
NA
azaconazol:
NA
carbendazim:
NA
deltamethrin:
NA
epichloorhydrine:
NA
prim. alifatische aminen, in totaal:
3
alkyl(C8-C18)trimethylammoniumchloride:
0,5
arseenverbindingen, in totaal:
0,01 (als arseen)
benzylalcohol:
30
bis(2-hydroxyethyl)ether en ethaandiol, in totaal:
30
bis(tributyltin)oxide:
0,01
boorverbindingen, in totaal:
1 (als boor)
butylftalylbutylglycolaat:
15
chroomverbindingen, in totaal:
0,1 (als chroom)
dialkyl(C7-C9)ftalaat, in totaal:
15
dibutylftalaat:
0,3
dicyclohexylftalaat:
30
di(2-ethylhexyl)ftalaat:
1,5
dimethylftalaat:
40
di-n-octylftalaat:
6
epoxygroepen bevattende stoffen, andere dan geëpoxideerde lijn- en sojaolie:
5 mg/kg in EP (als epoxygroep, MG = 43)
fenolische verbindingen, in totaal:
15 (als fenol)
2-fenylfenol, kalium- en natriumzouten
0,1
formaldehyd en hexamethyleentetramine, in totaal:
15
koperverbindingen, in totaal:
5 (als koper)
melamine:
2,5
2-(thiocyanatomethylthio)benzthiazol
2
- 3.3.
De afgifte van monomeren/uitgangsstoffen waaruit condensatieproducten, harsen en polymerisatieproducten worden samengesteld, alsmede de gebruikte additieven moeten voldoen aan de algemene en specifieke eisen die voor deze stoffen in dit besluit zijn vermeld.
- 3.4.
Het materiaal of voorwerp dat wordt vervaardigd met gebruikmaking van aromatische isocyanaten of door middel van diazokoppeling bereide kleurstoffen, mag geen primaire aromatische aminen (uitgedrukt als aniline) afgeven in een detecteerbare hoeveelheid (DG = 0,02 mg/kg levensmiddel of simulatiestof, analytische tolerantie inbegrepen). Deze beperking geldt echter niet voor de migratiewaarde van de primaire aromatische aminen die volgens dit hoofdstuk zijn toegelaten.
- 3.5.
Indien bij de vervaardiging of verwerking van de in dit hoofdstuk omschreven materialen gebruik is gemaakt van in andere hoofdstukken omschreven materialen, dienen de op die materialen betrekking hebbende limieten voor de specifieke migratie van componenten eveneens in acht te worden genomen.
Hoofdstuk X. Deklagen
1. Omschrijving
In het kader van deze regeling wordt onder een deklaag verstaan een laag aangebracht op een reeds bestaand substraat, met uitzondering van folie van geregenereerde cellulose:
- –
hetzij door middel van een dispersie als genoemd onder 3, 4 en 5;
- –
hetzij door middel van een oplossing als genoemd onder 6 en 7;
- –
hetzij direct als oplosmiddelvrij materiaal als genoemd onder 8 en 9;
- –
hetzij direct als metallische laag als genoemd onder 10;
- –
hetzij als polytetrafluoretheen voor kook-, bak- en braadgerei als genoemd onder 11.
2. Eisen gesteld aan de vervaardiging
Voor de vervaardiging van deklagen mogen uitsluitend worden gebruikt:
- a.
grond- en hulpstoffen:
als vermeld in de hierna volgende desbetreffende paragrafen. De stoffen moeten van een goede technische kwaliteit zijn en mogen niet in grotere hoeveelheden worden gebruikt dan voor de vervaardiging van het eindproduct strikt noodzakelijk is.
- b.
kleurstoffen en pigmenten:
volgens Hoofdstuk XI.
- c.
inkten:
de eisen gesteld in Hoofdstuk XI. zijn van overeenkomstige toepassing.
- d.
oplosmiddelen:
voor zover het eindproduct blijft voldoen aan het bepaalde in artikel 3, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 1935/2004.
Geen andere stoffen dan de hierboven genoemde, de daaruit gevormde materialen, alsmede eventuele ontledingsproducten daarvan, mogen in het eindproduct aanwezig zijn.
3. Dispersies van macromoleculaire stoffen in water
Hieronder worden in deze verstaan dispersies van macromoleculaire stoffen in water voor de vervaardiging waarvan uitsluitend de hieronder vermelde stoffen mogen worden gebruikt:
- a.
monomeren:
monomeren, volgens hoofdstuk I;
2-acrylamido-2-methylpropaansulfonzuur en de ammonium-, kalium- en natriumzouten;
adipinezuurdihydrazide, CAS 1071-93-8; alleen te gebruiken als crosslinker in acrylcopolymeren met keto-zijgroepen, in deklagen op plastics en niet in direct contact met voedsel;
alifatische, verzadigde en onverzadigde, één en meerwaardige carbonzuren, C3-C12 en de ammonium-, kalium- en natriumzouten;
alifatische, verzadigde en onverzadigde, een- en meerwaardige carbonzuren, C3-C12, esters met:
alifatische, eenwaardige alcoholen, C1-C18
alkoxyalcoholen, C2-C20
alkyl(C8-C18)arylpoly(etheen- of propeen- of buteenoxide)(aryl = benzeen of naftaleen)
alkyl(C8-C18)poly(etheen- of propeen- of buteenoxide)cyclohexanol
ethaandiol, propaandiol en butaandiol (monoesters)
poly(etheen- of propeen- of buteenoxide);
allyl-, crotonyl-, methallyl- en vinylesters van verzadigde en onverzadigde, een- en meerwaardige, alifatische en cyclische carbonzuren;
allyl- en methallylethers van eenwaardige alcoholen, C1-C18, en meerwaardige alcoholen, C2-C12;
amiden van een- en meerwaardige, onverzadigde, alifatische carbonzuren, C3-C18:
N-alkyl(C1-C6)amiden
N-omega-hydroxyalkyl(C1-C6)amiden
N-hydroxymethyl-N-alkyl(C1-C6)amiden
N-methoxyalkyl(C1-C6)amiden
N-methoxyalkyl(C1-C6)-N-alkyl(C1-C6)amiden;
N-aminoalkyl(C2-C8)-N’,N’-dialkyl(C1-C4)acryl- en methacrylamide 2-aminoethylmethacrylaat;
BADGE (=bisfenol A, diglycidylether = bis(4-hydroxyfenyl)propaan, bis(2,3-epoxypropyl)ether);
bisfenol A, diglycidylether (= BADGE = 2,2-bis(4-hydroxyfenyl)propaan, bis(2,3-epoxypropyl)ether;
2,2-bis(4-hydroxyfenyl)propaan, bis(2,3-epoxypropyl)ether (= BADGE = bisfenol A, diglycidylether);
1,2-bis(triethoxysilyl)ethaan, alleen voor gebruik onder hydrofobe deklagen
cyclo(C5-C8)alkadienen en dicyclo(C10-C16)alkadienen;
N,N-dialkyl(C1-C4)aminoalkyl(C2-C8)acrylaat en -methacrylaat en de quaternaire ammoniumzouten met azijnzuur, benzeensulfonzuur, broomwaterstofzuur, chloorsulfonzuur en zoutzuur;
N,N-dimethyl-2-aminoethylmethacrylaat;
N-(1,1-dimethyl-3-oxobutyl)acrylamide, CAS 2873-97-4, alleen te gebruiken als comonomeer in acrylcopolymeren, om keto-zijgroepen te induceren die met adipinezuurdihydrazide zijn gecrosslinked, in deklagen op plastics en niet in direct contact met voedsel;
bis (4-hydroxy-fenyl)methaan;
2,2-bis(4-hydroxyfenyl)propaan;
1-isocyanato-3-isocyanatomethyl-3,5,5-trimethylcyclohexaan homopolymeer, geblokkeerd met methylketonoxime, CAS 103170-26-9. De QMA= 0,05 mg/6 dm2 voor het geblokkeerde trimeer. Alleen te gebruiken in thermohardende deklagen op lichtgewicht metalen verpakking;
1-isocyanato-3-isocyanatomethyl-3,5,5-trimethylcyclohexaan homopolymeer, gedeeltelijk geblokkeerd met caprolactam, CAS 1262431-48-0. De stof mag worden gebruikt als monomeer of startmateriaal in coatings op polyesterbasis voor metaalverpakkingen voor alle soorten voedsel, met uitsluiting van zuigelingenvoeding;
methacrylamidopropyltrimethylammoniumchloride;
methacrylzuur, 2-hydroxypropylester, CAS 27813-02-1. De stof mag gebruikt worden in acrylharsdeklagen, tot maximaal 20%, in levensmiddelenverpakkingen die zijn uitgehard bij een temperatuur van tenminste 200 °C;
monoallylsulfosuccinaat, kalium- en natriumzouten;
5-norborneen-2,3-dicarbonzuur anhydride, CAS 826-62-0. De stof mag gebruikt worden als co-monomeer in coatings op polyester basis voor metaalverpakkingen voor alle soorten voedsel, met uitsluiting van dranken, onder de volgende condities: “cold fill”, “hot fill” en sterilisatie gedurende 1 uur bij 131°C maximum en vervolgens opslag bij kamertemperatuur;
reactieproducten van een- en meerwaardige, onverzadigde carbonzuren, C3-C18, met:
- 1)
epoxyverbindingen, verkregen door epoxidatie van:
cyclohexeenderivaten
polybutadieen
polycyclopenteen;
- 2)
esters, verkregen door reactie van 2,3-epoxypropanol, epichloorhydrine of 2-methylepichloorhydrine met:
alifatische carbonzuren, een- en meerwaardige, verzadigde en onverzadigde, C1-C18
alifatische carbonzuren, onverzadigde, di- en trimeren
ftaalzuren en gehydreerde ftaalzuren
reactieproducten van onverzadigde, meerwaardige, alifatische carbonzuren, C4-C18;
- 3)
ethers, verkregen door reactie van epichloorhydrine of 2-methylepichloorhydrine met:
alcoholen, één- en meerwaardige, C1-C18
alkoxyalcoholen, C2-C18
bis(4-hydroxycyclohexyl)methaan
2,2-bis(4-hydroxycyclohexyl)propaan
2,2-bis(4-hydroxy-5-ethoxyfenyl)propaan
3,3-bis(4-hydroxyfenyl)boterzuur
bis(4-hydroxyfenyl)methaan
2,2-bis(4-hydroxyfenyl)propaan
1,4-dihydroxycyclododecaan
1,4-dihydroxy-2-methylcyclohexaan
hydrochinon
4-hydroxybenzofenon
1,1,2,2-tetrakis(4-hydroxyfenyl)ethaan;
styreensulfonzuur en de ammonium-, kalium- en natriumzouten;
omega-sulfoalkyl(C2-C6)diesters van tweewaardige, onverzadigde, alifatische carbonzuren, C4-C12;
omega-sulfoalkyl(C2-C6)esters van eenwaardige, onverzadigde, alifatische carbonzuren, C3-C18;
omega-sulfoalkyl(C2-C6)esters van monoalkyl(C1-C18)esters van tweewaardige, onverzadigde, alifatische carbonzuren, C4-C12;
2-sulfoethylmethacrylaat, kalium- en natriumzouten;
N,N,N’,N’-tetrakis(2-hydroxypropyl)adipamide en 6-[bis(2-hydroxypropyl)amino]-6-oxohexaanzuur);
triallyl- en trimethallylcyanuraat;
triallyl- en trimethallylisocyanuraat;
vinylideenfluoride;
vinylsulfonzuur en de ammonium-, kalium- en natriumzouten;
bis(4-hydroxyfenyl)methaan;
tetramethyl-bis(4-hydroxyfenyl)methaan, reactieproduct met epichloorhydrine (TMBPF-DGE), CAS 113693-69-9.
- b.
initiatoren en katalysatoren:
acetylcyclohexaansulfonylperoxide;
aluminiumtrichloride;
ammoniumperoxodisulfaat;
azobis(cyclohexaancarbonitril);
2,2’-azobis(isobutyronitril);
bis(2-ethylhexyl)peroxydicarbonaat;
bis(2-methylbenzoyl)peroxide;
bis(4-tert.butylcyclohexyl)peroxydicarbonaat;
1,3-bis(tert.butylperoxyisopropyl)benzeen;
1,3-bis(alfa-hydroperoxyisopropyl)benzeen;
1,4-bis(alfa-hydroperoxyisopropyl)benzeen;
bis(3,5,5-trimethylhexanoyl)peroxide;
boriumtrifluoride;
tert.butylcumylperoxide;
tert.butylhydroperoxide;
tert.butylperoxyacetaat;
tert.butylperoxybenzoaat;
tert.butylperoxybutyraat;
tert.butylperoxydiethylacetaat;
tert.butylperoxy-2-ethylhexanoaat;
tert.butylperoxyisobutyraat;
tert.butylperoxyisopropylcarbonaat;
tert.butylperoxypivalaat;
tert.butylperoxypropionaat;
tert.butylperoxy-3,5,5-trimethylhexanoaat;
cumylhydroperoxide;
cyclohexanonperoxide;
diacetylperoxide;
diacyl(C8-C14)peroxiden;
di-tert.butylperoxide;
2,2-di-tert.butylperoxybutaan;
4,4-di-tert.butylperoxy-n-butylvaleraat;
1,1-di-tert.butylperoxycyclohexaan;
dibutylperoxydicarbonaat;
di-sec.butylperoxydicarbonaat;
dicetylperoxydicarbonaat;
dicumylperoxide;
dicyclohexylperoxydicarbonaat;
diisopropylbenzeenhydroperoxide;
diisopropylperoxydicarbonaat;
dipropionylperoxide;
dipropylperoxydicarbonaat;
p-(alfa-hydroperoxyisopropyl)cumeen;
kaliumperoxodisulfaat;
p-menthaanhydroperoxide;
natriummetabisulfiet;
natriumperoxodisulfaat;
2,4,4-trimethylpentyl-2-hydroperoxide;
waterstofperoxide.
- c.
reductiemiddelen:
ascorbinezuur en de ammonium-, kalium- en natriumzouten daarvan;
bisulfaten van ammonium, kalium en natrium;
1-buteen-3-ol;
dimethylamine;
dithionieten van ammonium, kalium en natrium;
hydroxymethaansulfinezuur, natriumzout;
ijzer(II)chloride;
ijzer(II)diammoniumbisulfaat;
ijzer(II)sulfaat;
p-methoxyfenol;
natriumthiosulfaat;
saccharose;
sulfieten van ammonium, kalium en natrium;
wijnsteenzuur en de ammonium-, kalium- en natriumzouten daarvan.
- d.
polymerisatieregelaars:
alkyl(C8-C18)arylmono- en polymercaptanen, aryl = benzeen en naftaleen;
alkyl(C8-C18)mono- en polymercaptanen;
benzeen;
dialkyl(C1-C4)dithiocarbamidezuren, natriumzouten;
dialkyl(C4-C18)hydrochinon;
dibutylxanthogeendisulfide;
dichloorethaan;
diisopropylxanthogeendisulfide;
o-isooctylthioglycolaat;
tetrabroomkoolstof;
tetrachloorkoolstof;
tribroommethaan;
trichloormethaan.
- e.
schutcolloïden en verdikkingsmiddelen:
agar-agar;
alginezuur en de ammonium-, calcium-, kalium- en natriumzouten daarvan;
carrageen, carragenanen, carragenaten en carrageninen;
cellulose derivaten:
carboxymethylcellulose en het natriumzout daarvan;
ethylcarboxymethylcellulose
hydroxyethylcellulose en de methyl-, ethyl- en propylethers daarvan
hydroxymethylcellulose en de methyl-, ethyl- en propylethers daarvan
hydroxypropylcellulose en de methyl-, ethyl- en propylethers daarvan
methylcarboxymethylcellulose
methylcellulose
methylethylcellulose;
dextrines;
eiwitten: aardappeleiwit, beenderlijm, caseïne, gelatine, huidlijm, sojaeiwit, tarwe-eiwit en zeïne;
eiwitten, al of niet gehydrolyseerd met alkali of enzymen en de kalium- of natriumzouten daarvan;
gommen en ethers daarvan:
arabische gom, guargom, guarmeel, johannesbroodpitmeel, karayagom, tamarinde pitmeel, tragacanth, xanthaangom;
mikrokristallijne cellulose;
pectinen;
polyacrylamide;
polyetheenoxide, molecuulgewicht groter dan 200;
polyvinylalcohol (viscositeit van de 4% oplossing in water bij 20 °C tenminste
5 mPas);
polyvinylpyrrolidon (viscositeit van de 5% oplossing in water bij 20 °C tenminste 34 cP);
1,2-propyleenglycolalginaat;
zetmelen, al dan niet gemodificeerd d.m.v. een of meer van de volgende bewerkingen (de percentages geven de maximaal toelaatbare gewichtshoeveelheden van het agens aan, berekend op het zetmeel, tenzij anders aangegeven):
- 1)
afgebroken met amylasen, ammonium-, kalium- of natriumperoxodisulfaat (0,6%), kaliumhydroxide (1,4%), kaliumpermanganaat (0,2%), natriumchloriet (0,5%), natriumhydroxide (1%), natriumhypochloriet (7,5% als chloor), natriumperboraat (1%), waterstofperoxide (0,45% als actieve zuurstof), zoutzuur (7%) en zwavelzuur (2%)
- 2)
verknoopt met adipinezuuranhydride, boorzuur of tetraboraten van ammonium, kalium of natrium (2% berekend als B2O3), epichloorhydrine (0,3%), fosforoxychloride (0,04% P, ingevoerd in het zetmeel), glyoxaal (1%), natriumtrimetafosfaat (0,04% P, ingevoerd in het zetmeel)
- 3)
veresterd met adipinezuur (0,12%), azijnzuuranhydride (8%), cyaanamide (6%), fosforzuur of de kalium- en natriumzouten ervan (6%), maleïnezuuranhydride (3%), natriumtripolyfosfaat (0,4% P, ingevoerd in het zetmeel), octenylbarnsteenzuuranhydride (3%), ureum (20%), vinylacetaat (7,5%)
- 4)
veretherd met acrylnitril (5%), chloorhydroxypropyltrimethylammoniumchloride (8%), diethylaminoethylchloridehydrochloride (8%),
2,3-epoxypropyltrimethylammoniumchloride (7%), etheenoxide (3%), monochloorazijnzuur (7,5%), propeenoxide (10%).
- f.
emulgatoren:
alkyl(C8-C18)benzeensulfonaten, ammonium-, kalium- en natriumzouten;
alkyl(C8-C18)difenyletherdisulfonzuur, natriumzouten;
alkyl(C8-C18)-omega-hydroxyalkyl(C2-C6)amide;
alkyl(C8-C18)imidazoliniumacetaat, -bromide en -chloride;
alkyl(C8-C18)morfoliniumacetaat, -bromide en -chloride;
alkyl(C8-C18)naftaleensulfonaten, ammonium-, kalium- en natriumzouten;
alkyl(C8-C18)poly(etheen- of propeen- of buteenoxide)oxymethaancarbonzuur;
alkyl(C8-C18)pyridiniumacetaat, -bromide en -chloride;
alkyl(C8-C18)sulfaten, ammonium-, kalium-, natrium- en tris(2-hydroxy-ethyl)aminezouten;
N-alkyl(C8-C18)sulfobarnsteenzuur mono- en dicarbonamiden, ammonium-, kalium- en natriumzouten;
alkyl(C8-C18)sulfonaten, ammonium-, kalium- en natriumzouten;
alkyl(C8-C18)thioethers van poly(etheen- of propeen- of buteenoxide) en de hierna genoemde poly(etheen- of propeen- of buteenoxide)derivaten;
dialkyl(C8-C18)dipoly(etheenoxide)(4-14)ammoniumchloride;
N-1,2-dicarboxyethyl-N’-octadecylsulfobarnsteenzuurdicarbonamide, ammonium-, kalium- en natriumzouten;
alfa,omega-dimethylpoly(o-butylpoly(oxypropeen)poly(oxyetheen)poly- (dimethylsiloxaan));
fosforzure, sulfobarnsteenzure en zwavelzure esters van poly(etheen- of propeen- of buteenoxide), de hierna genoemde poly(etheen- of propeen- of buteenoxide)derivaten en van alcoholen, C8-C18, alsmede de ammonium-, kalium- en natriumzouten daarvan;
lecithine;
methylsiloxaan-ethaandiolpolycondensaat;
mono-, di- en trialkyl(C8-C18)fenolethers van poly(etheen- of propeen- of buteenoxide)methaancarbonzuur;
mono- en dialkyl(C8-C18)amine, azijnzure en zoutzure zouten;
mono- en dialkyl(C5-C18)esters van sulfobarnsteenzuur, alsmede de ammonium-, kalium- en natriumzouten daarvan;
mono- en difosfaten van polyetheenoxide ethers van monoalkyl (C4-C18)fenol;
polyetheenoxide(20-60)ether van octylfenol;
poly(etheen- of propeen- of buteenoxide);
poly(etheen- of propeen- of buteenoxide)ethers van alcoholen, C4-C18;
poly(etheen- of propeen- of buteenoxide)ethers van in de kern gesulfoneerde mono-, di- en trialkyl(C4-C18)fenol en de ammonium-, kalium- en natriumzouten daarvan;
poly(etheen- of propeen- of buteenoxide)ethers van mono-, di- en trialkyl(C4-C18)fenol;
poly(etheen- of propeen- of buteenoxide)ethers van ricinusolie;
poly(etheen- of propeen- of buteenoxide)reactieproducten met diaminoethaan;
poly(etheen- of propeen- of buteenoxide)reactieproducten met mono- en dialkyl(C8-C18)aminen;
quaternaire ammoniumverbindingen (Q1, Q2, Q3, Q4-ammoniumchloride of -bromide), waarin Q1 = alkyl (C8-C18) en Q2, Q3 en Q4 = waterstof, alkyl(C1-C4) of benzyl;
vetzuren, onvertakte, verzadigde en onverzadigde, met een even aantal koolstof-atomen, C8-C22, met een gehalte van ten hoogste 2% aan onverzeepbare bestanddelen;
vetzuren, als hiervoor omschreven, als verbindingen met 2-amino-2-ethyl-1,3-propaandiol, bis- en tris(2-hydroxyethyl)amine en triethylamine;
vetzuren, als hiervoor omschreven, als zouten met ammonium, kalium en natrium;
vetzuren, als hiervoor omschreven, veresterd met sorbitol en sorbitan en de poly(etheen- of propeen- of buteenoxide) derivaten van deze esters.
- g.
conserveermiddelen:
acetylazijnzuur, natriumzout;
ascorbinezuur;
1,2-benzisothiazoline-3-on;
benzoëzuur, calcium-, kalium- en natriumzouten;
benzylformal;
2-broom-4-hydroxyacetofenon, ten hoogste 0,006%, berekend op de deklaag;
2-broom-2-nitropropaandiol-1,3;
chlooraceetamide;
p-chloor-m-kresol, natriumzout;
5-chloor-2-methyl-4-isothiazolin-3-on;
3,5-dimethyltetrahydro-2H-1,3,5-thiadiazine-2-thion;
o-fenylfenol, natriumzout;
formaldehyd;
hexamethyleentetramine;
p-hydroxybenzoezuur, esters met benzylalcohol, ethanol, methanol en eenwaardige propanolen;
2-methyl-4-isothiazolin-3-on;
pimaricine;
sorbinezuur, calcium-, kalium- en natriumzouten;
tetraethylthiuramdisulfide;
tetramethylthiuramdisulfide;
zinkdimethyldithiocarbamaat.
- h.
antischuimmiddelen:
alifatische koolwaterstoffen met een kookpunt tot 250 °C (benzeen moet afwezig zijn);
alcoholen, alifatische, C3-C22;
organopolysiloxanen, een of twee methylgroepen aan elk siliciumatoom bevattend (siliconen);
polyetheenoxide(2-4)ethers van eenwaardige, primaire, onvertakte, verzadigde alcoholen, C3-C18;
vetzuren, onvertakte, verzadigde en onverzadigde met een even aantal koolstofatomen, C8-C22, met een gehalte van ten hoogste 2% aan onverzeepbare bestanddelen;
vetzuren, als hiervoor omschreven, veresterd met polyolen, C3-C6.
- i.
hulpmiddelen voor de filmvorming:
alifatische koolwaterstoffen met een kookpunt tot 160 °C;
aromatische koolwaterstoffen met een kookpunt tot 180 °C (uitgezonderd benzeen);
azijnzuur;
butanol;
ethaandioldiacetaat;
p-mentha-1,8-dieen (dipenteen);
2-methyl-2,4-pentaandiol en de mono- en diisoboterzure esters daarvan;
N-methylpyrrolidon;
monoalkyl(C1-C4)ethers van bis(2-hydroxyethyl)ether en ethaandiol, veresterd met azijnzuur;
mono- en dialkyl(C1-C4)ethers van bis(2-hydroxyethyl)ether, ethaandiol en 1,3-propaandiol;
N-vinylpyrrolidon.
- j.
antioxidanten:
N-alkyl(C12-C20)alkyleen(C2-C6)diaminetriazijnzuur, ammonium-, kalium- en natriumzouten;
2,2-bis(3,5-di-n-octyl-4-hydroxyfenyl)propaan;
bis(2-hydroxy-3-cyclohexyl-5-methylfenyl)methaan;
bis(2-hydroxy-3-2-methylcyclohexyl)-5-methylfenylmethaan;
bis(2-methyl-4-hydroxy-5-tert.butylfenyl)butaan;
2- en 3-tert.butylhydroxyanisol (BHA), als mengsel, ten hoogste 0,05% monomethylhydrochinonether bevattend;
citroenzuur;
2,5-di-tert.amylhydrochinon;
2,6-di-tert.butyl-4-methylfenol (BHT);
4,4’-dihydroxydifenyl;
dilaurylthiodipropionaat;
dimyristylthiodipropionaat;
distearylthiodipropionaat;
gebutyleerde, gestyreniseerde kresolen, bereid door equimoleculaire hoeveelheden van isobuteen, styreen en een mengsel van m- en p-kresol te laten reageren. Het mengsel van kresolen dient een kooktraject te hebben van 3 °C, waarbinnen 202 °C valt.
Samenstelling van het eindproduct:
20-24% gebutyleerde kresolen, 23,5-28,5% gestyreniseerde kresolen en 42-48% gebutyleerde en gestyreniseerde kresolen. Aciditeit ten hoogste 0,003%, brekingsindex bij 25 °C tussen 1,5500 en 1,5600 (ASTM D1218-61);
mengsel van 2-(3-tert.butyl-4-hydroxyfenyl)-2-(4-hydroxyfenyl)propaan en 2,2-bis(3-tert.butyl-4-hydroxyfenyl)propaan;
n-octadecyl-beta-(4-hydroxy-3,5-di-tert.butylfenyl)propionaat;
roet (furnace black en channel black) en andere koolstofproducten zoals grafiet en cokespoeder, waarvan de zuiverheid voldoet aan de eisen, gesteld in deel B (Methoden van Onderzoek);
tetrakis[methyleen(3,5-di-tert.butyl-4-hydroxyfenyl)propionaat]methaan;
thiobis(2-methyl-4-hydroxy-5-tert.butylbenzeen);
trialkyl(C8-C12)fosfiet;
thiodipropionzuur;
1,3,5-trimethyl-2,4,6-tris(3,5-di-tert.butyl-4-hydroxybenzyl)benzeen;
1,3,5-tris(3,5-di-tert.butyl-4-hydroxybenzyl)-s-triazine-2,4,6-trion;
1,1,3-tris(2-methyl-4-hydroxy-5-tert.butylfenyl)butaan;
tris(mono- en dinonylfenyl)fosfiet, ten hoogste 1% tris(2-hydroxypropyl)-amine bevattend;
zwavel.
- k.
weekmakers:
acetyltributylcitraat;
bis(alkoxyalkyl(C3-C18))ftalaten;
butylbenzylftalaat, ten hoogste 1% dibenzylftalaat bevattend;
butylftalylbutylglycolaat;
citroenzure esters van alcoholen, alifatische, primaire, verzadigde, C6-C12;
dialkyl(C1-C8)esters van alifatische dicarbonzuren, C4-C10;
dialkyl(C7-C9)ftalaat;
dibutylftalaat;
dicyclohexylftalaat;
di(2-ethylhexyl)ftalaat; diisobutylftalaat;
polyesters met een gemiddeld molecuulgewicht groter dan 1.000, verkregen door een reactie van adipinezuur, azelainezuur, barnsteenzuur, decaandicarbonzuur, ftaalzuur en sebacinezuur met 1,3-butaandiol, 2,2-dimethyl-1,3-propaandiol, ethaandiol, glycerol, 1,6-hexaandiol en 1,2-propaandiol, waarbij de reactie al dan niet wordt beëindigd d.m.v. vetzuren, zoals hiervoor omschreven, of alcoholen, zoals hiervoor omschreven;
tetraalkyl(C1-C8)pyromellitaten;
trialkyl(C4-C16)fosfaten, tot ten hoogste 0,5%;
trialkyl(C1-C8)trimellitaten, tot ten hoogste 0,5%;
tris(alkoxyalkyl(C3-C8))fosfaten.
- l.
UV-absorbers:
2-(2’-hydroxy-5’-methylfenyl)benztriazol.
- m.
overige stoffen:
alifatische alcoholen, C1-C18;
alifatische carbonzuren, C1-C20, veresterd met alcoholen, C1-C18;
aluminium-, ammonium-, calcium-, kalium- en natriumzouten van azijnzuur, boorzuur, citroenzuur, fosforzuur, koolzuur, polyfosforzuur, salpeterzuur, sorbinezuur, wijnsteenzuur, zoutzuur en zwavelzuur;
1-aminopropaan-2-ol, maximaal 10% 2-aminopropaan-1-ol bevattend, alleen te gebruiken als een dispergeermiddel voor titaniumdioxide in deklagen op papier en karton;
calciumstearaat;
dibutyltitanaat;
diethyleentriaminepentaazijnzuur, natriumzouten;
diethylhydroxyethylamine;
dimethylhydroxyethylamine;
ethyleendiaminetetraazijnzuur, natriumzouten;
2-ethylhexaanzuur, cerium-, kobalt-, mangaan- en zinkzouten;
hydroxiden van ammonium, kalium en natrium;
N-hydroxyethylethyleendiaminetriazijnzuur, natriumzouten;
kolofonium, al dan niet gemodificeerd, volgens Hoofdstuk II, par. 1.2.2 h.;
lithiumpolysilicaat;
methacrylzuur, 2,3-epoxypropylester, copolymeer met acryl- of methacrylzure alkyl(C1-C4)esters. Alleen te gebruiken als hulpstof in PVC-deklagen, tot maximaal 25%, voor gebruikscondities tot en met sterilisatie gevolgd door langetermijnopslag bij kamertemperatuur. Fractie met moleculair gewicht < 1.000 Da is maximaal 2,5%. De migratie van de monomeren dient te voldoen aan de restricties zoals vermeld in Verordening (EU) nr. 10/2011;
montaanwas, bestaande uit:
- 1)
montaanzuren C26-C32
- 2)
esters hiervan met ethaandiol of 1,3-butaandiol
- 3)
of het calciumzout van deze zuren
en mits het product voldoet aan de zuiverheidseisen gesteld in deel B (Methoden van Onderzoek);
natuurlijke latex;
organopolysiloxanen, een of twee methylgroepen aan elk siliciumatoom bevattend (siliconen);
oxiden van aluminium, magnesium, silicium en titaan;
paraffine, microkristallijne, waarvan de absorptie van ultraviolet licht voldoet aan de waarden gesteld in deel B (Methoden van Onderzoek);
paraffine, vaste, inbegrepen synthetische, waarvan de absorptie van ultraviolet licht voldoet aan de waarden gesteld in deel B (Methoden van Onderzoek);
paraffine, vloeibare (geraffineerde minerale olie) welke voldoet aan de volgende specificatie:
kleur zwakker dan Standaard Saybolt 30
geur vrijwel afwezig
en waarvan de absorptie van ultraviolet licht voldoet aan de waarden gesteld in deel B (Methoden van Onderzoek);
polyesters van vetzuren, C18-onverzadigd, dimeren, gehydrogeneerd, met 1,4-cyclohexaandimethanol, ethyleenglycol, 1,4-cyclohexaandicarbonzuur en 2,2-dimethyl-1,3-propaandiol, die gecopolymeriseerd zijn met 5-isocyanato-1-(isocyanatomethyl)-1,3,3-trimethylcyclohexaan homopolymeer gedeeltelijk geblokkeerd met caprolactam, voor het gebruik als een polymeer additief in PVC coatings voor blikken voor alle soorten voedsel met uitsluiting van zuigelingenvoeding en hoog alcoholische dranken (> 15% alcohol), 95% van het polymeer additief moet een molecuulgewicht hebben van >1000 Da;
polyetheen, molecuulgewicht groter dan 200;
polypropeen, molecuulgewicht groter dan 400;
polyvinylbutyral;
polyvinylformal;
silicaten van aluminium, calcium, kalium, magnesium en natrium, inbegrepen diatomeeënaarde, glasvezel, infusoriënaarde, kaolien, mica en talk;
terpeenharsen, bereid uit alfa-pineen, beta-pineen of dipenteen, al dan niet gemodificeerd met fenol, welke voldoen aan de volgende specificatie:
zuurgetal < 5
verzepingsgetal < 5
de kleur van een 50% oplossing in lakbenzine minder dan 4 Gardner;
o- en p-tolueensulfonzuur;
triethylamine;
tris(2-hydroxyethyl)amine;
wassen: bijenwas, candelilla, carnauba, copal, esparto, rotamo, schellak, spermaceti en vlaswas;
zinkstearaat;
zirkonylammoniumcarbonaat.
4. Dispersies van paraffinen en wassen in water
Hieronder worden in deze verstaan dispersies in water van paraffinen en wassen vermeld in Hoofdstuk II paragraaf 1.2.2 i. voor de vervaardiging waarvan uitsluitend de hieronder vermelde stoffen mogen worden gebruikt:
- a.
paraffinen en wassen:
volgens Hoofdstuk II, paragraaf 1.2.2 i.;
damar gom;
- b.
macromoleculaire verbindingen:
volgens Hoofdstuk II, paragraaf 1.2.2 n.;
geoxideerde polyetheen, welke voldoet aan de volgende specificatie:
molecuulgewicht: 5.000;
zuurstofgehalte: 1,2%;
epoxygroepen: niet aantoonbaar;
tot een maximum van 0,5% op het eindproduct;
- c.
dispersie-, flotatie-en antischuimmiddelen:
volgens Hoofdstuk II, paragraaf 1.2.2 e.
- d.
antioxidanten:
bis(2-methyl-4-hydroxy-5-tert.butylfenyl)butaan;
2- en 3-tert.butylhydroxyanisol (BHA), als mengsel, ten hoogste 0,05% monomethylhydrochinonether bevattend;
2,6-di-tert.butyl-4-methylfenol (BHT);
dilaurylthiodipropionaat;
dimyristylthiodipropionaat;
distearylthiodipropionaat;
n-octadecyl-beta-(4-hydroxy-3,5-di-tert.butylfenyl)propionaat;
roet (furnace black en channel black) en andere koolstofproducten zoals grafiet en cokespoeder, waarvan de zuiverheid voldoet aan de eisen, gesteld in deel B (Methoden van Onderzoek);
tetrakis[methyleen(3,5-di-tert.butyl-4-hydroxyfenyl)propionaat]methaan;
thiodipropionzuur;
1,3,5-trimethyl-2,4,6-tris(3,5-di-tert.butyl-4-hydroxy-benzyl)benzeen;
1,1,3-tris(2-methyl-4-hydroxy-5-tert.butylfenyl)butaan;
tris(mono- en dinonylfenyl)fosfiet, ten hoogste 1% tris(2-hydroxypropyl)amine bevattend;
zwavel.
5. Dispersies van macromoleculaire stoffen in organische vloeistoffen
Hieronder worden in deze verstaan dispersies van macromoleculaire stoffen in een organische vloeistof of een mengsel van organische vloeistoffen voor de vervaardiging waarvan uitsluitend de hieronder vermelde stoffen mogen worden gebruikt:
polyvinylchloride, volgens Hoofdstuk I;
stoffen volgens Hoofdstuk IV, paragraaf 2.2 g.
6. Oplossingen in water
Hieronder worden in deze verstaan oplossingen in water van macromoleculaire stoffen voor de vervaardiging waarvan uitsluitend gebruik mag worden gemaakt van de hieronder vermelde stoffen:
- a.
monomeren:
acrylamide;
acrylnitril;
acrylzuur, ammonium-, kalium- en natriumzouten daarvan;
acrylzuur en de esters daarvan met alcoholen, eenwaardige, alifatische, verzadigde, C1-C18;
diisobuteen;
dimethylpropionzuur;
etheen;
glycerolmonostearaat;
maleïnezuur of maleïnezuuranhydride en de esters daarvan met alcoholen, eenwaardige, alifatische, verzadigde, C1-C18;
methacrylamide;
methacrylzuur, ammonium-, kalium- en natriumzouten daarvan;
methacrylzuur en de esters daarvan met alcoholen, eenwaardige, alifatische, verzadigde, C1-C18;
styreen;
tolueendiisocyanaat;
vinylacetaat;
vinylesters van verzadigde en onverzadigde, een- en meerwaardige, alifatische en cyclische carbonzuren, C2-C20;
vinylethers van alcoholen, eenwaardige, alifatische, verzadigde, C1-C18;
N-vinylpyrrolidon.
- b.
initiatoren en katalysatoren:
volgens paragraaf 3 b. van dit Hoofdstuk.
- c.
reductiemiddelen:
volgens paragraaf 3 c. van dit Hoofdstuk.
- d.
polymerisatieregelaars:
volgens paragraaf 3 d. van dit Hoofdstuk.
- e.
schutcolloïıden en verdikkingsmiddelen:
volgens paragraaf 3 e. van dit Hoofdstuk.
- f.
antischuimmiddelen:
alcoholen, alifatische, C3-C22;
methylisobutylketon;
organopolysiloxanen, een of twee methylgroepen aan elk siliciumatoom bevattend (siliconen);
pijnolie;
tributylcitraat;
tributylfosfaat;
vetzuren, onvertakte, verzadigde en onverzadigde, met een even aantal koolstofatomen, C8-C22, met een gehalte van ten hoogste 2,5% aan onverzeepbare bestanddelen;
vetzuren, als hiervoor omschreven, veresterd met een- of meerwaardige alcoholen.
- g.
conserveermiddelen:
ascorbinezuur;
bariumtetraboraat;
benzimidazolcarbaminezure methylester;
1,2-benzisothiazoline-3-on;
benzoëzuur en de calcium-, kalium- en natriumzouten daarvan;
2-broom-4-hydroxyacetofenon, ten hoogste 0,006%, berekend op de deklaag;
2-broom-2-nitropropaandiol-1,3;
chlooraceetamide;
p-chloor-m-cresol;
3,5-dimethyltetrahydro-2H-1,3,5-thiadiazine-2-thion;
o-fenylfenol;
p-hydroxybenzoezure esters van benzylalcohol, ethanol, methanol en eenwaardige propanolen;
natriumtetraboraat;
sorbinezuur en de calcium-, kalium- en natriumzouten daarvan.
- h.
weekmakers:
ethaandiol;
glycerol;
invertsuiker;
mono(2-hydroxyethyl)amine;
montaanwas, bestaande uit:
- 1)
montaanzuren C26-C32
- 2)
esters hiervan met ethaandiol- of 1,3-butaandiol
- 3)
of het calciumzout van deze zuren
en mits het product voldoet aan de zuiverheidseisen gesteld in deel B (Methoden van Onderzoek);
nitraten van ammonium en natrium;
paraffine, vaste, inbegrepen synthetische, waarvan de absorptie van ultraviolet licht voldoet aan de waarden gesteld in deel B (Methoden van Onderzoek);
polyetheenoxide, molecuulgewicht groter dan 200;
sorbitol;
stearaten van aluminium, ammonium, calcium en natrium;
wassen: candelilla, carnauba.
- i.
vloeibaarmakende middelen:
ammoniumthiocyanaat;
dicyaandiamide;
alfa-naftaleensulfonzuur, natriumzout;
polyetheenoxide(8-14), veresterd met stearinezuur;
polyvinylpyrrolidon (viscositeit van de 5% oplossing in water bij 20 °C ten minste 34 cP);
ureum.
- j.
vulstoffen:
carbonaten van calcium en magnesium;
oxiden en hydroxiden van aluminium, magnesium, silicium, titaan en zink;
silicaten van aluminium, calcium, magnesium, kalium en natrium, inbegrepen bentoniet, klei, diatomeeënaarde, infusoriënaarde, kaolien, mica en talk;
sulfaten van aluminium, barium en calcium, inbegrepen satijnwit;
zinkpoeder;
zinksulfide, inbegrepen lithopoon.
- k.
emulgatoren en dispergeermiddelen:
alkyl(C8-C18)benzeensulfonaten, natriumzouten; alkyl(C8-C18)naftaleensulfonaten, natriumzouten; alkyl(C8-C18)sulfonaten, natriumzouten;
ammoniumpolyacrylaat;
natriumcitraat;
natriumhexametafosfaat;
natriummetasilicaat;
natriumpolyacrylaat;
natriumsesquisilicaat;
natriumtetrafosfaat;
pentanatriumtripolyfosfaat;
tetranatriumpyrofosfaat.
- l.
watervastmakende middelen:
aceton-formaldehydharsen;
alkylketeendimeren;
aluminiumacetaat;
aluminiumformaat;
aluminiumhydroxychloride;
aluminiumsulfaat;
ammoniumzinkaat;
chroomaluin;
formaldehyd;
glutaardialdehyd;
glyoxaal;
hexamethyleentetramine;
melamine-formaldehydcondensatieproducten, volgens Hoofdstuk I;
ureum-formaldehydcondensatieproducten, volgens Hoofdstuk I.
- m.
optische witmakers:
volgens Hoofdstuk II, paragraaf 1.2.2 p.
- n.
overige stoffen:
ammoniumchloride;
ethyleendiaminetetraazijnzuur,
natriumzout;
hydroxiden van ammonium, calcium en natrium;
kaliumpyroantimonaat;
natriumacetaat;
natriumaluminaat;
natriumbicarbonaat;
natriumbisulfiet;
natriumcarbonaat;
natriumfosfaat;
natriumsulfaat;
natriumsulfiet;
polyamide-epichloorhydrineharsen;
polyamine-epichloorhydrineharsen;
zinksulfaat;
zirkonylammoniumcarbonaat;
zoutzuur.
7. Oplossingen in organische oplosmiddelen
Hieronder worden in deze verstaan oplossingen in een organisch oplosmiddel, of een mengsel van organische oplosmiddelen, van macromoleculaire stoffen voor de vervaardiging waarvan uitsluitend gebruik mag worden gemaakt van de hieronder vermelde stoffen;
- a.
monomeren:
monomeren, volgens Hoofdstuk I;
2,2-bis(4-hydroxyfenyl)butaan;
diaminoethaan;
diethyleentriamine;
1,4-di(hydroxymethyl)cyclohexaan;
drogende oliën;
tetraethyleenpentamine;
2,2,4,4-tetramethylcyclobutaan-1,3-diol, CAS 3010-96-6;
triethyleentetramine.
- b.
initiatoren en katalysatoren:
volgens paragraaf 3 b. van dit Hoofdstuk;
volgens Hoofdstuk IV, paragraaf 2.2g.2.;
dibutyltindilauraat;
dibutyltinoxide;
dodecylsulfonzuur;
oxaalzuur;
tin(II)chloride;
tin(II)oxalaat;
tin(II)stearaat;
tin(II)sulfaat.
- c.
macromoleculaire verbindingen:
condensatie- en polymerisatieproducten, volgens Hoofdstuk IV, par. 2.2g.1.;
cellulosederivaten, volgens paragraaf 3 e. van dit Hoofdstuk;
celluloseacetaatbutyraat;
celluloseacetaatpropionaat;
eiwitten: beenderlijm, caseïne, gelatine, huidlijm, vislijm en zeïne;
geregenereerde cellulose, volgens Hoofdstuk VIII;
guttapercha;
kunststoffen, volgens Hoofdstuk I;
macromoleculaire verbindingen, volgens Hoofdstuk II, paragraaf 1.2.2 n.;
montaanwas, bestaande uit:
- 1)
montaanzuren C26-C32
- 2)
esters hiervan met ethaandiol- of 1,3-butaandiol
- 3)
of het calciumzout van deze zuren
en mits het product voldoet aan de zuiverheidseisen gesteld in deel B (Methoden van Onderzoek);
natuurlijke harsen: copal, damar, schellak;
paraffine, vaste, inbegrepen synthetische, waarvan de absorptie van ultraviolet licht voldoet aan de waarden gesteld in deel B (Methoden van Onderzoek);
paraffine, vloeibare (geraffineerde minerale olie), welke voldoet aan de volgende specificatie:
kleur zwakker dan Standaard Saybolt 30
geur vrijwel afwezig
en waarvan de absorptie van ultraviolet licht voldoet aan de waarden gesteld in deel B (Methoden van Onderzoek);
petroleumkoolwaterstofharsen, alifatische-aromatische, bereid uit een gekraakte aardoliefractie (eindkookpunt ten hoogste 220 °C), welke als voornaamste harsvormers vinyltolueen, indenen, dicyclopentadieen en alfa-methylstyreen bevatten, al dan niet gecopolymeriseerd met een- of meervoudig onverzadigde alifatische koolwaterstoffen, C3-C6. De harsen moeten voldoen aan de volgende specificatie:
viscositeit bij 120 °C:
voor de gecopolymeriseerde harsen tenminste 3.000 cP
voor de niet gecopolymeriseerde harsen tenminste 8.000 cP
verwekingspunt tenminste 80 °C (ASTM E 28-58 T)
broomgetal ten hoogste 40 (ASTM D 1159)
anilinepunt tenminste 5 °C (ASTM D 611-64)
monomeergehalte ten hoogste 0,02%
asgehalte ten hoogste 0,02% (ASTM D 482)
kleur van een 50% oplossing in tolueen ten hoogste 11 Gardner;
petroleumkoolwaterstofharsen, alifatische-aromatische, als hierboven omschreven, gehydrogeneerd;
polyamideharsen, verkregen uit gedimeriseerde en getrimeriseerde onverzadigde vetzuren en polyaminen met een molecuulgewicht groter dan 600;
polyamiden, verkregen uit de volgende zuren en aminen:
12-aminododecaanzuur
11-aminoundecaanzuur
diaminoethaan
diethyleentriamine
sebacinezuur
tetraethyleenpentamine
vetzuren, als hiervoor omschreven, al dan niet gedimeriseerd of getrimeriseerd;
polyesters, verkregen door een reactie tussen een of meer van de volgende meerbasische zuren en meerwaardige alcoholen, waarbij de reactie kan worden beëindigd met een van de volgende eenbasische zuren dan wel eenwaardige alcoholen:
- 1)
meerbasische zuren:
1,2,4-benzeentricarbonzuur en -anhydride
dicarbonzuren, verzadigde, alifatische, C4-C12
ftaalzuren en -anhydriden, al dan niet gehydrogeneerd of gechloreerd
fumaarzuur, al dan niet gemodifceerd door reactie met cyclopentadieen
maleinezuur en -anhydride, al dan niet gemodificeerd door reactie met cyclopentadieen
- 2)
eenbasische zuren:
benzoëzuur
tert.butylbenzoëzuur
ricinolzuur, al dan niet gehydrogeneerd of gedehydrateerd
vetzuren, onvertakte, verzadigde en onverzadigde met een even aantal koolstofatomen, C2-C24, met een gehalte van ten hoogste 2% aan onverzeepbare bestanddelen
- 3)
meerwaardige alcoholen:
bis- en trisethers van verzadigde alifatische diolen, C2-C3
1,4-bis(hydroxymethyl)cyclohexaan
diolen, verzadigde, alifatische, C2-C6
2,3-epoxypropylesters van trialkyl(C4-C11)methaancarbonzuren
glycerol
pentaerythritol
sorbitol
1,1,1-tris(hydroxymethyl)ethaan
1,1,1-tris(hydroxymethyl)propaan
- 4)
eenwaardige alcoholen:
alcoholen, eenwaardige, alifatische, onvertakte, verzadigde, C1-C4
caprolacton
al dan niet gereageerd hebbend met een of meer van de volgende verharders:
condensatieproducten van ureum, melamine en 2,4-di-amino-6-fenyl-s-triazine (benzoguanamine) met formaldehyd of glyoxaal, al dan niet gemodificeerd met eenwaardige, alifatische, verzadigde alcoholen, C1-C4, diolen, C2-C4, of polyolen, C3-C4
di- en polyisocyanaten, volgens Hoofdstuk I
epoxypolymeren, volgens Hoofdstuk XII, en Hoofdstuk IV, paragraaf 2.2g.1;
rubberproducten, volgens Hoofdstuk III;
siliciumdioxidedeklaag verkregen uit de monomeren hexamethyldisiloxaan en hexamethyldisilazaan middels plasma-impulschemischedampneerslag in argon of zuurstofatmosfeer. QMA(hexamethyleendisiloxaan) = 0,01 mg/6 dm2
wassen: carnauba, spermaceti.
- d.
antischuimmiddelen:
volgens paragraaf 3 h. van dit Hoofdstuk.
- e.
droogstoffen:
decanoaten, naftenaten, octanoaten en oxiden van calcium, cerium, ijzer, kobalt, lithium, mangaan, zink en zirkonium;
vetzuren, eenwaardige, vertakte, verzadigde, C9-C11, als zouten met calcium, ijzer, kobalt, lithium, mangaan, zink en zirkonium.
- f.
glijmiddelen:
volgens Hoofdstuk IV, paragraaf 2.2g.5.;
polyetheen volgens Hoofdstuk I;
paraffine, microkristallijne, waarvan de absorptie van ultraviolet licht voldoet aan de waarden gesteld in deel B (Methoden van Onderzoek);
petrolatum (vaseline), waarvan de absorptie van ultraviolet licht bepaald als in deel B (Methoden van Onderzoek) is aangegeven voor vaste paraffine en microkristallijne paraffine, per cm optische weglengte van de isooctaanoplossing voldoet aan de volgende specificatie:
280–289 nm 0,25 max.
290–299 nm 0,20 max.
300–359 nm 0,14 max.
360–400 nm 0,04 max.
- g.
vulstoffen:
carbonaten van calcium, magnesium en zink;
oxiden en hydroxiden van aluminium, calcium, magnesium, silicium, titaan en zink;
silicaten van aluminium, calcium, kalium, magnesium en natrium, inbegrepen
diatomeeënaarde, kaolien, klei, mica en talk; sulfaten van aluminium, barium en calcium;
zinksulfide, inbegrepen lithopoon.
- h.
weekmakers:
volgens Hoofdstuk IV, paragraaf 2.2g.4.
- i.
overige stoffen:
alcoholen, eenwaardige, primaire, onvertakte, verzadigde, C1-C18;
alkyl(C8-C18)benzeensulfonaten, natriumzouten;
benzoezuur en de kalium- en natriumzouten daarvan;
benzochinon;
benzoine;
1,4-butaandioldiacrylaat;
gamma-butyrolacton;
diethyloxalaat;
dimethyldialkyl(C8-C18)ammoniumchloride;
ethyleendiaminetetraazijnzuur, natriumzout;
hexaandioldiacrylaat;
hexamethyleentetramine;
hydrochinon;
ijzeracetylacetonaat;
salicylzuur;
sorbinezuur en de calcium-, kalium- en natriumzouten daarvan;
triethyleendiamine;
triethyleenglycol;
trimethylhexamethyleendiisocyanaat;
tris-2,4,6-dimethylaminomethylfenol;
tris(mono- en dinonylfenyl)fosfiet, ten hoogste 1% tris(2-hydroxypropyl)-amine bevattend;
vanadyl-n-butylaat;
vanadylisopropylaat;
vetzuren, als hiervoor omschreven, veresterd met glycerol tot mono-, di- en triglyceriden.
8. Oplosmiddelvrij materiaal bestaande uit wassen en wasachtige producten
Hieronder worden in deze verstaan materialen op basis van wassen of macromoleculaire stoffen voor de vervaardiging waarvan uitsluitend de hieronder vermelde stoffen mogen worden gebruikt. Bij sommige stoffen is vermeld welk percentage (gewicht) zij ten hoogste van de deklaag mogen vormen.
Het gewicht van de opgebrachte laag mag in geval van continu contact tussen levensmiddel en verpakkingsmateriaal ten hoogste 50 g/m2 bedragen; in geval van discontinu contact evenwel ten hoogste 100 g/m2. Voor het verpakken van vette levensmiddelen zijn deze materialen slechts toegestaan mits het vetgehalte lager is dan 40% en tevens het contact tussen verpakkingsmateriaal en verpakte waar overwegend discontinu is.
- a.
grondstoffen:
carbonaten van calcium en magnesium, ten hoogste 50% van de deklaag;
cumaron-indeenharsen, uitsluitend voor papier en karton, dat bestemd is voor contact met droge eetwaren, ten hoogste 50% van de deklaag;
cyclohexanonharsen, uitsluitend voor papier en karton, dat bestemd is voor contact met droge eetwaren, ten hoogste 50% van de deklaag;
etheen-vinylacetaatcopolymeren, geen andere hulpstoffen bevattend dan in Hoofdstuk I zijn toegelaten, ten hoogste 50% van de deklaag;
ethylcellulose, ten hoogste 50% van de deklaag;
kolofonium (houthars, gomhars, tallhars, donkere houthars en donkere tallhars), gewonnen uit pijnbomen van het geslacht Pinus, familie Pinaceae, al dan niet gemodificeerd door hydrogenering, dimerisering of dismutering (disproportionering), ten hoogste 50% van de deklaag;
kolofonium, als hiervoor omschreven en terpeenharsen als onder 1.2.2 n. van Hoofdstuk II omschreven, al dan niet gemodificeerd door reactie met een of meer van de volgende stoffen:
2,2-bis(4-hydroxyfenyl)propaan-formaldehydcondensatieproduct
citroenzuur
ftaalzuuranhydride
fumaarzuur
maleinezuur en maleinezuuranhydride
vetzuren, als onder 1.2.2 e. van Hoofdstuk II omschreven
waterstof en al dan niet veresterd met een of meer van de volgende alcoholen:
diolen (C2-C6)
glycerol
methanol
pentaerythritol
polyetheenoxide, molecuulgewicht groter dan 200.
Ten hoogste 50% van de deklaag;
alfa-methylstyreen-styreencopolymeren, tenminste 50 mol.percent alfa-methylstyreen bevattend, verwekingspunt tenminste 75 °C;
alfa-methylstyreen-vinyltolueencopolymeren, waarbij uitgegaan wordt van de twee monomeren in een molaire verhouding van 1:3, geen andere hulpstoffen bevattend dan in Hoofdstuk I zijn toegelaten, verwekingspunt tenminste 75 °C, ten hoogste 50% van de deklaag;
montaanwas, bestaande uit:
- 1)
montaanzuren C26-C32
- 2)
esters hiervan met ethaandiol of 1,3-butaandiol
- 3)
of het calciumzout van deze zuren en mits het product voldoet aan de zuiverheidseisen gesteld in deel B (Methoden van Onderzoek);
oxiden en hydroxiden van aluminium, magnesium, silicium, titaan en zink, ten hoogste 50% van de deklaag;
paraffine, microkristallijne, waarvan de absorptie van ultraviolet licht voldoet aan de waarden gesteld in deel B (Methoden van Onderzoek);
paraffine, vaste, inbegrepen synthetische, waarvan de absorptie van ultraviolet licht voldoet aan de waarden gesteld in deel B (Methoden van Onderzoek);
paraffine, vloeibare (geraffineerde minerale olie), welke voldoet aan de volgende specificatie:
kleur zwakker dan Standaard Saybolt 30
geur vrijwel afwezig
en waarvan de absorptie van ultraviolet licht voldoet aan de waarden gesteld in deel B (Methoden van Onderzoek);
petroleumkoolwaterstofharsen, alicyclische, welke voldoen aan de volgende omschrijving:
mengpolymeren bereid door polymerisatie van dienen en olefinen, onverzadigde, onvertakte en vertakte ringvormige C4-C7-monomeren afkomstig uit de laagkokende fracties (eindkookpunt lager dan 200 °C) verkregen door kraking van aardolie, al dan niet gehydrogeneerd. Deze polymeren zijn niet volledig verzadigde, niet-aromatische koolwaterstofharsen, die methylgroepen en in de keten opgenomen niet-aromatische gemethyleerde 5 en 6 koolstofatomen tellende ringstructuren bevatten.
De harsen moeten voldoen aan de volgende specificatie:
viscositeit bij 140 ° tenminste 4.000 mPa.s
verwekingspunt tenminste 90 °C
(ASTM E 28-58 T)
anilinepunt tenminste 120 °C (ASTM D 611-64)
monomeergehalte ten hoogste 0,1%
aromaatgehalte ten hoogste 0,5%
asgehalte ten hoogste 0,1% (ASTM D 482)
een 50% oplossing in tolueen moet tenminste evenveel licht doorlaten als een oplossing van 40 mg jood in 100 ml kaliumjodide-oplossing (DIN 53403).
Ten hoogste 50% van de deklaag;
petroleumkoolwaterstofharsen, alifatische-aromatische, bereid uit een gekraakte aardoliefractie (eindkookpunt ten hoogste 220 °C), welke als voornaamste harsvormers vinyltolueen, indenen, dicyclopentadieen en alfa-methylstyreen bevatten, al dan niet gecopolymeriseerd met een- of meervoudig onverzadigde alifatische koolwaterstoffen, C3-C6.
De harsen moeten voldoen aan de volgende specificatie:
viscositeit bij 120 °C: voor de gecopolymeriseerde harsen tenminste 3000cP, voor de niet gecopolymeriseerde harsen tenminste 8.000 cP
verwekingspunt tenminste 80 °C (ASTM E 28-58 T)
broomgetal ten hoogste 40 (ASTM D 1159)
anilinepunt tenminste 5 °C (ASTM D 611-64)
monomeergehalte ten hoogste 0,02%
asgehalte ten hoogste 0,02% (ASTM D 482)
kleur van een 50% oplossing in tolueen ten hoogste 11 Gardner;
polyamideharsen verkregen uit gedimeriseerde en getrimeriseerde onverzadigde vetzuren en polyaminen met een molecuulgewicht groter dan 600;
polycyclopentadieenhars, gehydrogeneerd, bereid door polymerisatie van een mengsel in hoofdzaak bestaande uit cyclopentadieen en het dimeer daarvan, afkomstig uit de tussen 80 °C en 180 °C kokende fractie, gedestilleerd uit het door kraking onder toevoeging van stoom uit aardolie verkregen product. Het polymerisatieproces wordt gevolgd door hydrogenering van het polymeer.
De harsen moeten voldoen aan de volgende specificatie:
viscositeit bij 140 °C tenminste 2000 mPa.s
verwekingspunt tenminste 95 °C (ASTM E 28-58 T)
broomgetal ten hoogste 2 (ASTM D 1159)
asgehalte ten hoogste 0,1% (ASTM D 482)
kleur van een 10% oplossing in tolueen zwakker dan Standaard Saybolt 22 (ASTM D 156)
Ten hoogste 50% van de deklaag;
polymeren en polycondensatieproducten, volgens Hoofdstuk I;
rubber, natuurlijke en synthetische, volgens Hoofdstuk III, categorie I en II, in vaste of latexvorm;
rubber, als hiervoor omschreven, gecycliseerde, mits het gehalte aan vrij fenol ten hoogste 0,04% bedraagt en uitsluitend voor papier en karton, dat bestemd is voor contact met droge eetwaren;
silicaten van aluminium, calcium, kalium, magnesium en natrium, inbegrepen bentoniet, diatomeeënaarde, infusoriënaarde, kaolien, klei, mica en talk, ten hoogste 50% van de deklaag;
sulfaten van aluminium, barium, calcium, inbegrepen satijnwit, ten hoogste 50% van de deklaag;
terpeenharsen, bereid uit alfa-pineen, beta-pineen of dipenteen, al dan niet gemodificeerd met fenol, welke voldoen aan de volgende specificatie:
zuurgetal minder dan 5
verzepingsgetal minder dan 5
de kleur van een 50% oplossing in lakbenzine moet minder zijn dan 4 Gardner.
Ten hoogste 50% van de deklaag;
vetzuren, onvertakte, verzadigde en onverzadigde, met een even aantal koolstofatomen, C8-C22, met een gehalte van ten hoogste 2% aan onverzeepbare bestanddelen;
vetzuren, als hiervoor omschreven, de daarvan afgeleide di- en trimeren;
wassen: bijenwas, candelilla, carnauba;
zetmelen, al dan niet gemodificeerd door middel van een of meer van de volgende bewerkingen (de percentages geven de maximaal toelaatbare gewichtshoeveelheden van het agens aan, berekend op het zetmeel, tenzij anders aangegeven):
- 1)
afgebroken met amylasen, ammonium-, kalium- of natriumperoxodisulfaat (0,6%), natriumchloriet (0,5%), natriumhydroxide (1%), natriumhypochloriet (7,5% als chloor), waterstofperoxide (0,45% als actieve zuurstof), zoutzuur (7%) en zwavelzuur (2%)
- 2)
verknoopt met boorzuur of tetraboraten van ammonium, kalium of natrium (2% berekend als B2O3), epichloorhydrine (0,3%), fosforoxychloride (0,04% P, ingevoerd in het zetmeel), glyoxaal (1%), natriumtrimetafosfaat (0,04% P, ingevoerd in het zetmeel)
- 3)
veresterd met azijnzuuranhydride (8%), fosforzuur of kalium- en natriumzouten ervan (6%), natriumtripolyfosfaat (0,4% P, ingevoerd in het zetmeel), octenylbarnsteenzuuranhydride (3%), ureum (20%), vinylacetaat (7,5%).
Ten hoogste 50% van de deklaag.
- b.
hulpstoffen:
bis(2-methyl-4-hydroxy-5-tert.butylfenyl)butaan;
2- en 3-tert.butylhydroxyanisol (BHA), als mengsel, ten hoogste 0,05% monomethylhydrochinonether bevattend;
2,6-di-tert.butyl-4-methylfenol (BHT);
dilaurylthiodipropionaat;
dimyristylthiodipropionaat;
dioctadecyldimethylammoniumchloride;
distearylthiodipropionaat;
n-octadecyl-beta-(4-hydroxy-3,5-di-tert.butylfenyl)propionaat;
polyetheenoxide, molecuulgewicht groter dan 200, ten hoogste 10% van de deklaag;
polypropeenoxide, molecuulgewicht groter dan 400, ten hoogste 10% van de deklaag;
ricinusolie (levensmiddelenkwaliteit);
roet (furnace black en channel black) en andere koolstofproducten zoals grafiet en cokespoeder, waarvan de zuiverheid voldoet aan de eisen, gesteld in Deel B (Methoden van Onderzoek);
tetrakis[methyleen(3,5-di-tert.butyl-4-hydroxyfenyl)propionaat]methaan;
thiodipropionzuur;
1,3,5-trimethyl-2,4,6-tris(3,5-di-tert.butyl-4-hydroxybenzyl)benzeen;
1,1,3-tris(2-methyl-4-hydroxy-5-tert.butylfenyl)butaan;
tris(mono- en dinonylfenyl)fosfiet, ten hoogste 1% tris(2-hydroxypropyl)amine bevattend;
vetzuren, als hiervoor omschreven, amiden van;
vetzuren, als hiervoor omschreven, veresterd met alcoholen, eenwaardige, alifatische, onvertakte, verzadigde, C4-C18, alsmede oleylalcohol, ten hoogste 2% van de deklaag;
vetzuren, als hiervoor omschreven, veresterd met glycerol tot mono-, di- en triglyceriden;
zinkdibutyldithiocarbamaat, ten hoogste 0,5% van de deklaag; zinkdiethyldithiocarbamaat, ten hoogste 0,5% van de deklaag;
zwavel.
9. Overige oplosmiddelvrije materialen
Hieronder worden in deze verstaan de onder a. vermelde stoffen, waaraan al dan niet een of meer van de onder b. en c. genoemde stoffen mogen zijn toegevoegd.
- a.
macromoleculaire verbindingen:
volgens paragraaf 7 c. van dit Hoofdstuk.
- b.
antioxidanten:
bis(2-methyl-4-hydroxy-5-tert.butylfenyl)butaan;
2- en 3-tert.butylhydroxyanisol (BHA), als mengsel, ten hoogste 0,05% monomethylhydrochinonether bevattend;
2,6-di-tert.butyl-4-methylfenol (BHT);
dilaurylthiodipropionaat;
dimyristylthiodipropionaat;
distearylthiodipropionaat;
n-octadecyl-beta-(4-hydroxy-3,5-di-tert.butylfenyl)propionaat;
roet (furnace black en channel black) en andere koolstofproducten zoals grafiet en cokespoeder, waarvan de zuiverheid voldoet aan de eisen, gesteld in deel B (Methoden van Onderzoek);
tetrakis[methyleen(3,5-di-tert.butyl-4-hydroxyfenyl)propionaat]methaan;
thiodipropionzuur;
1,3,5-trimethyl-2,4,6-tris(3,5-di-tert.butyl-4-hydroxybenzyl)benzeen;
1,1,3-tris(2-methyl-4-hydroxy-5-tert.butylfenyl)butaan;
tris(mono- en dinonylfenyl)fosfiet, ten hoogste 1% tris(2-hydroxypropyl)amine bevattend;
zwavel.
- c.
glij- en losmiddelen:
erucamide;
montaanwas, bestaande uit:
- 1)
montaanzuren C26-C32
- 2)
esters hiervan met ethaandiol of 1,3-butaandiol
- 3)
of het calciumzout van deze zuren en mits het product voldoet aan de zuiverheidseisen gesteld in deel B (Methoden van Onderzoek);
paraffine, microkristallijne, waarvan de absorptie van ultraviolet licht voldoet aan de waarden gesteld in deel B (Methoden van Onderzoek);
petrolatum (vaseline), volgens paragraaf 7 f.;
polyetheen, molecuulgewicht groter dan 200, al dan niet geoxideerd.
- d.
overige hulpstoffen:
di(2-ethylhexyl)ftalaat;
diisooctylftalaat;
geëpoxideerde sojaolie met een oxiraangehalte tussen 6,4 en 8%;
titaandioxide.
10. Metallische deklagen
Hieronder worden in deze verstaan lagen, door verdampen van metaal aangebracht op een reeds bestaand substraat, alsmede de deklagen volgens Hoofdstuk IV paragraaf 2 en 3.
- a.
uitgangsstoffen:
de metalen volgens Hoofdstuk IV paragraaf 2.1 c. en paragraaf 3 d.
11. Polytetrafluoretheen, bestemd voor gebruik als deklaag voor kook-, bak- en braadgerei, voor zover dit bij gebruik overeenkomstig de bestemming verhit wordt tot ten hoogste 140 °C, onderscheidenlijk 230 °C.
11.1. Omschrijving
Het product bestaande uit polytetrafluoretheen zoals genoemd onder 11.2.1.1a., alsmede het product bestaande uit een mengsel van dit polymeer en één of meer van de fluorpolymeren, zoals genoemd onder 11.2.1.1 b. en 11.2.1.1 c., welke producten vermengd mogen zijn met een of meer van de bindharsen genoemd onder 11.2.1.2.
11.2. Eisen gesteld aan de vervaardiging
- 11.2.1.
Voor de vervaardiging van polytetrafluoretheen mogen uitsluitend de hierna genoemde fluorpolymeren en bindharsen worden gebruikt, met dien verstande, dat het onder 11.2.1.1 c. genoemde fluorpolymeer en de onder 11.2.1.2. e. en f. genoemde bindharsen slechts mogen worden gebruikt voor deklagen die niet worden verhit tot een temperatuur boven 140 °C.
- 11.2.1.1.
fluorpolymeren:
- a.
polytetrafluoretheen
volgens hoofdstuk I, dat voldoet aan de volgende specificatie:
- –
smeltpunt ten minste 320 °C
- –
smeltviscositeit bij 380 °C ten minste 50 Pa.s.;
- b.
copolymeren van tetrafluoretheen en perfluoralkyl(C1-C3)vinylether
en eventueel hexafluorpropeen, voor de vervaardiging waarvan slechts gebruik mag worden gemaakt van de volgende hulpstoffen:
- 1.
katalysatoren:
ammoniumperoxodisulfaat
dibarnsteenzuurperoxide
kaliumperoxodisulfaat
natriumdisulfiet.
- 2.
emulgatoren:
ammoniumperfluoroctanoaat
perfluorpropylether met perfluorpropaanzuur, QMA(T) = 0,01 mg/6 dm2,
QMA(T) betekent in dit specifieke geval dat de restrictie niet mag worden overschreden door de som van de residuen van de volgende verbindingen:
- 1)
hydride van perfluorpropyl ether met perfluorpropaanzuur (= perfluorpropoxy-1,2,2,2-tetrafluorethaan) en
- 2)
hydride van polyperfluorpropyl ether met perfluorpropaan zuur (MW <1000 Da), (= polyperfluorpropoxy-1,2,2,2-tetrafluorethaan (MW < 1000 Da)
polyetheenoxide(4-14)ethers van octyl- of nonylfenol
polyperfluorpropylether met perfluorpropaanzuur, hexafluorpropyleen oxide <5 µg/kg
polyperfluorpropylether met perfluorpropaanzuur, QMA(T) = 0,01 mg/6 dm2, QMA(T) betekent in dit specifieke geval dat de restrictie niet mag worden overschreden door de som van de residuen van de volgende verbindingen:
- 1)
hydride van polyperfluorpropylether met perfluorpropaanzuur (MW <1000 Da), (=. polyperfluoropropoxy-1,2,2,2-tetrafluoroethaan (MW <1000 Da) en
- 2)
hydride van perfluorpropylether met perfluorpropaanzuur (= perfluoropropoxy-1,2,2,2-tetrafluorethaan).
- 3.
overige hulpstoffen:
ammoniumcarbonaat
ammoniumhydroxide
bariumnitraat
methanol
molybdeensulfide
natriumtetraboraat
paraffine, vaste, inbegrepen synthetische, waarvan de absorptie van ultraviolet licht voldoet aan de waarden gesteld in deel B (Methoden van Onderzoek)
poeders van de volgende metalen, respectievelijk legeringen:
brons
corrosiebestendig staal
molybdeen
nikkel
silicaten van aluminium, calcium, magnesium, kalium en natrium, inbegrepen diatomeeënaarde, glasvezel, infusoriënaarde, kaolien, mica en talk
siliciumcarbide
- c.
copolymeren van tetrafluoretheen en hexafluorpropeen
uitsluitend voor toepassingen tot ten hoogste 140 °C, zie 11.2.1., en die voldoen aan de volgende specificatie:
- –
smeltpunt ten minste 305 °C
- –
smeltviscositeit bij 372 °C ten minste 103 Pa.s
- –
het copolymeer mag voor ten hoogste 5% bestaan uit structurele eenheden afkomstig van perfluoralkyl(C1-C3)vinylether of hexafluorpropeen.
- 11.2.1.2.
bindharsen:
- a.
polyamidimide:
- 1.
het copolymeer verkregen uit de reactie van bis(4-isocyanatofenyl)methaan met trimellietzuuranhydride en eventueel ethyleenglycolmonomethylether, met een stikstofgehalte tussen 7,8 en 8,2%;
- 2.
het copolymeer verkregen uit de reactie van bis(4-aminofenyl)methaan met benzoylchloride-3,4-dicarbonzuuranhydride;
- 3.
het copolymeer verkregen uit de reactie van het reactieproduct van trimellietzuuranhydride en bis(4-aminofenyl)methaan met bis(4-ethoxyallylaminofenyl)methaan en bis(4-isocyanatofenyl)methaan
- b.
polyfenyleensulfide:
het polymeer verkregen door reactie van equimolaire hoeveelheden van p-dichloorbenzeen en natriumsulfide, met een zwavelgehalte tussen 28,2 en 29,1%
- c.
polyethersulfon:
het polymeer verkregen hetzij door polycondensatie van het kaliumzout van 4-chloor-4’-hydroxydifenylsulfon met een zwavelgehalte tussen 13 en 14%, hetzij door polycondensatie van equimolaire hoeveelheden van het dikaliumzout van 4,4-dihydroxydifenylsulfon en 4,4’-dichloordifenylsulfon
- d.
siliconenhars
- e.
epoxypolymeren:
volgens hoofdstuk XII, uitsluitend voor toepassingen tot ten hoogste 140 °C, zie 11.2.1.
- f.
polysulfon:
volgens hoofdstuk I, uitsluitend voor toepassingen tot ten hoogste 140 °C, zie 11.2.1.
Voor de vervaardiging van het eindproduct mag slechts gebruik worden gemaakt van de volgende hulpstoffen:
- 1.
glij- en losmiddelen:
organopolysiloxanen, twee methylgroepen aan elk siliciumatoom bevattend (siliconen)
- 2.
overige hulpstoffen:
dimethylsulfoxide, tot ten hoogste 50 mg/kg in het eindproduct
glasvezels
monochloorbenzeen
natriumhydroxide.
- 11.2.2.
Voor de vervaardiging van het eindproduct mogen uitsluitend de hierna genoemde hulpstoffen worden gebruikt. Deze moeten van een goede technische kwaliteit zijn en mogen niet in grotere hoeveelheden worden gebruikt dan voor de vervaardiging van het eindproduct strikt noodzakelijk is. Behalve de hiervoor genoemde grondstoffen mogen in het eindproduct geen andere stoffen aanwezig zijn dan de hierna genoemde, zomede hun eventuele ontledingsproducten.
- a.
hechtmiddelen voor deklagen zonder bindhars:
aluminiumfosfaat;
chroomzuur;
fosforzuur
lithiumhydroxide
natriumchloride
siliciumdioxide
- b.
emulgatoren:
alkyl(C10-C20)sulfaten, natriumzouten;
ammoniumperfluoroctanoaat;
copolymeren van etheenoxide en propeenoxide, die voor meer dan 10% bestaan uit structurele eenheden afkomstig van etheenoxide;
mono en diesters van fosforzuur met eenwaardige, primaire, onvertakte, verzadigde alcoholen, C12 C18, ammonium-, kalium-, natrium- en bis-(2-hydroxyethyl)aminezouten;
mono-2-hydroxyethylammoniumlaurylsulfaat;
naftaleensulfonzuur-formaldehydcondensatieproducten, ammonium-, kalium- en natriumzouten;
polyetheenoxide(4-14)ethers van alkyl(C5-C15)fenol;
polyetheenoxide(4-14)ethers van alcoholen, C5-C15;
sojalecithine;
2,4,7,9-tetramethyl-5-decyn-4,7-diol, ethyleenoxide-adduct;
tris(2-hydroxyethyl)ammoniumoleaat.
- c.
vulstoffen:
kobaltaluminaat;
mica;
oxiden van aluminium, ijzer, kobalt, mangaan, silicium en titaan;
roet;
siliciumcarbide;
sulfosilicaten van aluminium met natrium.
- d.
verdikkingsmiddelen:
ethylcellulose;
hydroxyethylcellulose;
methylcellulose.
- e.
kleurstoffen en pigmenten:
volgens hoofdstuk XI
- f.
oplosmiddelen:
voor zover het eindproduct blijft voldoen aan het bepaalde in artikel 3, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 1935/2004.
- g.
overige hulpstoffen:
ammoniumperoxodisulfaat;
ceriumoctanoaat;
diethylhydroxyethylamine;
kaliumcitraat;
polyacrylaat, volgens hoofdstuk I;
siliconenolie;
triethylamine;
triethanolfosfaat.
12. Eisen gesteld aan het eindproduct
- 12.1.
De totale migratie mag onder redelijkerwijs te verwachten gebruiksomstandigheden vermenigvuldigd met de van toepassing zijnde factor vermeld in bijlage deel B, hoofdstuk I, tabel 4.1, niet meer bedragen dan de waarde 60.
- 12.2.
In afwijking van het onder 12.1 bepaalde gelden ten aanzien van deklagen als genoemd in onderdeel 8 geen migratie-eisen.
- 12.3.
De specifieke migratie mag onder redelijkerwijs te verwachten gebruiksomstandigheden vermenigvuldigd met de van toepassing zijnde factor vermeld in bijlage deel B, hoofdstuk I, tabel 4.1, niet meer bedragen dan de in hoofdstuk I of hierna bij de betreffende stof aangegeven waarde:
stof / groep stoffen
SML (mg/kg)
sec. alifatische aminen:
NA1.
tert. alifatische aminen:
NA
benzylformal:
NA
cyanaatgroepen of isocyanaatgroepen:
NA
N-hydroxyethylethyleendiaminetriazijnzuur, natriumzouten:
NA
pimaricine:
NA
adipinezuurdihydrazide:
0,05
alkyl(C8-C18)arylmono- en polymercaptanen, in totaal:
0,05
alkyl(C8-C18)mono- en polymercaptanen, in totaal:
0,05
allylesters van verzadigde en onverzadigde, een- en meerwaardige, alifatische en cyclische carbonzuren, in totaal:
0,05
allylethers van eenwaardige alcoholen, C1-C18 en meerwaardige alcoholen, C2-C12, in totaal:
0,05
aluminium:
1
amiden, in totaal:
0,05
N-aminoalkyl(C2-C8)-N’,N’-dialkyl(C1-C4)acryl- en methacrylamide, in totaal:
1
2-aminoethylmethacrylaat:
1
1-aminopropaan-2-ol:
QMA: 5 mg/6 dm2 EP, alleen of samen met 2-aminopropaan-1-ol; het mengsel mag maximaal 10% 2-aminopropaan-1-ol bevatten
2-aminopropaan-1-ol
QMA: 5 mg/6 dm2 EP, samen met 1-aminopropaan-2-ol; het mengsel mag maximaal 10% 2-aminopropaan-1-ol bevatten
ammoniumthiocyanaat:
0,05
bariumtetraboraat:
1 (als barium)
benzeen:
0,05
benzimidazolcarbaminezure methylester:
1
1,2-benzisothiazoline-3-on:
30
bis(alkoxyalkyl(C3-C18))ftalaten, in totaal:
15
2,2-bis(4-hydroxyfenyl)propaan, bis(2,3-epoxypropyl)-ether (bisfenol A, diglycidylether = BADGE):
volgens Verordening (EG) nr. 1895/2005
6-[bis(2-hydroxypropyl)amino]-6-oxohexaanzuur (reactieproduct van N,N,N’,N’-tetrakis(2-hydroxypropyl)adipamide):
• 5; alleen of samen met N,N,N',N'-tetrakis(2-hydroxypropyl)adipamide, niet voor levensmiddelen waarvoor simulant D2 van toepassing is
• QMA = 5 mg/6 dm2; alleen of samen met N,N,N',N'-tetrakis(2-hydroxypropyl)adipa-mide, voor levensmiddelen waarvoor simulant D2 van toepassing is
bis{1-[(2-hydroxypropyl)amino]propaan-2-yl} adipaat (reactieproduct van N,N,N’,N’-tetrakis(2-hydroxypropyl)adipamide):
0,12, alleen of samen met 1-[(2-hydroxypropyl)ami-no]-propaan-2-yl 6-[bis(2-hydroxypropyl)-amino]-6-oxohexanoaat
1,2-bis(triethoxysilyl)ethaan
0,053.
boorverbindingen, in totaal:
1 (als boor)
tert.butylbenzoezuur:
0,1
carbamaten, in totaal:
1
chlooraceetamide:
0,6
chloorfenolen, in totaal:
0,1
chloorhydroxypropyltrimethylammonium chloride:
0,05
5-chloor-2-methyl-4-isothiazolin-3-on:
0,01; alleen of tezamen met 2-methyl-4-isothiazolin-3-on
crotonylesters van verzadigde en onverzadigde, een- en meerwaardige, alifatische en cyclische carbonzuren,in totaal:
0,05
N,N-dialkyl(C1-C4)aminoalkyl(C2-C8)acrylaat en -methacrylaat, in totaal:
1
dialkyl(C1-C4)dithiocarbamidezuren, natriumzouten, in totaal:
0,05
diallylftalaat:
0,05
dibutylftalaat
0,3; alleen of samen met diisobutylftalaat
dibutyltindilauraat en dibutyltinoxide, in totaal:
0,01 (als dibutyltin)
dibutylxanthogeendisulfide:
0,05
diisobutylftalaat:
0,3; alleen of samen met dibutylftalaat
diisopropanolamine (reactieproduct van N,N,N’,N’-tetrakis(2-hydroxypropyl)adipamide:
• 5; niet voor levensmiddelen waarvoor simulant D2 van toepassing is
• QMA = 5 mg/6 dm2, voor levensmiddelen waarvoor simulant D2 van toepassing is
diisopropylxanthogeendisulfide:
0,05
N,N-dimethyl-2-aminoethylmethacrylaat:
1
N-(1,1-dimethyl-3-oxobutyl)acrylamide
0,05
3,5-dimethyltetrahydro-2H-1,3,5-thiadiazine-2-thion:
0,3
dodecylsulfonzuur:
30
epichloorhydrine:
1 mg/kg in EP
epoxygroepen bevattende stoffen, andere dan geëpoxideerde lijn- en sojaolie, in totaal:
5 mg/kg in EP (als epoxygroep, MG = 43)
o-fenylfenol en het natriumzout, in totaal:
0,1
formaldehyd
}
in totaal: 15 (als
glyoxaal
}
formaldehyd)
hexamethyleentetramine
}
glutaardialdehyd:
3
hydrochinon en derivaten, in totaal:
0,01
1-[(2-hydroxypropyl)amino]propaan-2-yl 6-[bis(2-hydroxypropyl)amino]-6-oxohexanoaat (reactieproduct van N,N,N’,N’-tetrakis(2-hydroxypropyl)adipamide):
0,12, alleen of samen met bis{1-[(2-hydro-xypropyl)amino]propaan-2-yl} adipaat
ijzeracetylacetonaat:
0,05
1-isocyanato-3-isocyanatomethyl-3,5,5-trimethylcyclohexaan homopolymeer, gedeeltelijk geblokkeerd met caprolactam:
QMA: 0,01 mg/6 dm2 (som van alle componenten met een vrije NCO-groep, als isocyanaat)
kobaltverbindingen, in totaal:
1 (als kobalt)
koperverbindingen, in totaal:
10 (als koper)
lithiumverbindingen, in totaal:
0,6 (als lithium)
methacrylamidopropyltrimethylammonium chloride:
0,05
methallylesters van verzadigde en onverzadigde, een en meerwaardige alifatische en cyclische carbonzuren, in totaal:
0,05
methallylethers van eenwaardige alcoholen, C1-C18, en meerwaardige alcoholen, C2-C12, in totaal:
0,05
2-methyl-4-isothiazolin-3-on:
0,01; alleen of samen met 5-chloor-2-methyl-4-iso-thiazolin-3-on
monoalkyl(C1-C4)ethers van bis(2-hydroxyethyl)ether en ethaandiol, veresterd met azijnzuur, in totaal:
30
mono- en dialkyl(C1-C4)ethers van diethyleenglycol, ethaandiol en 1,3-propaandiol, in totaal:
30
monoalkylsulfosuccinaat, kalium- en natriumzouten, in totaal:
0,05
alfa naftaleensulfonzuur, natriumzout:
30
5-norborneen-2,3-dicarbonzuur anhydride:
QMA: 0,05 mg/6 dm2 EP (som van de twee isomeren van 5-norborneen-2,3- dicarbonzuur anhydride en hun hydrolyseproducten)
polyesters op basis van 1-isocyanato-3-isocyanatomethyl-3,5,5-trimethylcyclohexaan homopolymeer, gedeeltelijk geblokkeerd met caprolactam:
QMA: 0,01 mg/6 dm2 EP (som van alle componenten met een vrije NCO-groep, als isocyanaat)
polyvinylformal:
2 (als formaldehyd)
quaternaire ammoniumverbindingen, in totaal:
0,5
2 sulfoethylmethacrylaat, kalium- en natriumzouten, in totaal:
1
tetrachloorkoolstof:
0,05
tetraethylthiuramdisulfide en tetramethylthiuramdisulfide, in totaal:
1
N,N,N',N'-tetrakis(2-hydroxypropyl)adipamide:
• 5; alleen of samen met 6-[bis(2-hydroxypropyl)amino]-6-oxohexaanzuur, niet voor levensmiddelen waarvoor simulant D2 van toepassing is
• QMA = 5 mg/6 dm²; alleen of samen met 6-[bis(2-hydroxy-propyl)amino]-6-oxohexaanzuur, voor levensmiddelen waarvoor simulant D2 van toepassing is
tetramethyl-bis(4-hydroxyfenyl)methaan, reactieproduct met epichloor-hydrine (TMBPF-DGE):N
SML (T) = 0,2 mg/kg (som van TMBPF, TMBPF-DGE, TMBPF-DGE.H2O en TMBPF-DGE.2H2O)4.
SML(T) = 0,05 mg/kg (som van TMBPF-DGE.HCl, TMBPF-DGE.2HCl en TMBPF-DGE.HCl.H2O)4.
2,2,4,4-tetramethylcyclobutaan-1,3-diol:
5
2,4,7,9-tetramethyl-5-decyn-4,7-diol, ethyleenoxideadduct:
0,05
triallyl- en trimethallylcyanuraat, in totaal:
0,05
triallyl- en trimethallylisocyanuraat, in totaal:
0,05
tribroommethaan:
0,05
tributylfosfaat:
0,05
trichloormethaan:
0,05
tris(2,4,6-dimethylaminomethylfenol):
0,05
vinylesters van verzadigde en onverzadigde, een- en meerwaardige, alifatische en cyclische carbonzuren (met uitzondering van vinylacetaat en vinylpropionaat), in totaal:
0,05
zink:
5
Zirkonium
22.
- 12.4.
Indien stoffen uit het substraat door de deklaag heen migreren, moet het substraat voldoen aan de eisen van de Regeling Verpakkingen en gebruiksartikelen (Warenwet).
- 12.5.
De afgifte van monomeren /uitgangsstoffen waaruit condensatieproducten, harsen en polymerisatieproducten worden samengesteld, alsmede de gebruikte additieven moeten voldoen aan de algemene en specifieke eisen die voor deze stoffen in dit besluit zijn vermeld.
- 12.6.
Het materiaal of voorwerp dat wordt vervaardigd met gebruikmaking van aromatische isocyanaten of door middel van diazokoppeling bereide kleurstoffen, mag geen primaire aromatische aminen (uitgedrukt als aniline) afgeven in een detecteerbare hoeveelheid (DG = 0,02 mg/kg levensmiddel of simulatiestof, analytische tolerantie inbegrepen). Deze beperking geldt echter niet voor de migratiewaarde van de primaire aromatische aminen die volgens dit hoofdstuk zijn toegelaten.
- 12.7.
Indien bij de vervaardiging of verwerking van de in dit hoofdstuk omschreven materialen gebruik is gemaakt van in andere hoofdstukken omschreven materialen, dienen de op die materialen betrekking hebbende limieten voor de specifieke migratie van componenten eveneens in acht te worden genomen.
Toelichting
Het onderhavige Hoofdstuk X Deklagen is bedoeld als een algemene regeling voor deklagen met uitzondering van deklagen voor folie van geregenereerde cellulose, waarvoor in Hoofdstuk VIII een specifieke regeling is opgenomen.
Voor zover in voorafgaande hoofdstukken reeds stoffen en materialen voor de vervaardiging van deklagen zijn geregeld, blijft het gebruik daarvan toegestaan.
Hoofdstuk XI. Kleurstoffen en pigmenten
1. Inleiding
Kleurstoffen en pigmenten is een algemene term voor alle stoffen die gebruikt worden om een kleur te geven aan een verpakkingsmateriaal of gebruiksartikel bedoeld voor contact met levensmiddelen, inclusief kunststoffen. Kleurstoffen en pigmenten kunnen op diverse manieren aan het materiaal zijn toegevoegd, bijvoorbeeld door mengen met het materiaal of door toepassing in een drukinkt.
De kleurstoffen kunnen worden gemengd met hulpstoffen om de technische verwerking mogelijk te maken of te verbeteren. De stoffen gebruikt als hulpstoffen dienen te voldoen aan artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1935/2004. Indien de kleurstoffen of pigmenten worden gemengd met basismaterialen of toegelaten hulpstoffen waarvoor (Europese) regelgeving voor voedselcontact is vastgesteld, dan dient het eindproduct te voldoen aan de daarin vastgestelde eisen.
Kleurstoffen en pigmenten kunnen, bijvoorbeeld door middel van een drukinkt, aan de buitenzijde van de verpakking zijn aangebracht. Indien, via overdracht, kleurstof van de buitenzijde kan overgaan naar de voedselcontactzijde, dan zijn onderstaande regels en eisen ook van toepassing op materialen die aan de buitenzijde zijn gekleurd.
2. Toegelaten stoffen
Kleurstoffen en pigmenten voor het kleuren en bedrukken van verpakkingsmateriaal en gebruiksartikelen zijn toegelaten mits zij voldoen aan het gestelde in onderdeel 3 van dit hoofdstuk. Het eindproduct dient te voldoen aan de hieronder gestelde eisen en artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1935/2004 en aan de eisen gesteld in onderdeel 4 van dit hoofdstuk.
3. Eisen gesteld aan kleurstoffen en pigmenten
- a.
Bij extractie met 0,1 N zoutzuur volgens deel B van de bijlage, hoofdstuk II, onderdeel 5 mogen uit de kleurstof of het pigment de volgende elementen tot ten hoogste de aangegeven hoeveelheid, berekend op kleurstof of pigment, in oplossing gaan:
antimoon: 0,2%
arseen: 0,01%
barium: 0,01%
cadmium: 0,1%
chroom: 0,1%
kwik: 0,005%
lood: 0,01%
seleen: 0,01%
- b.
Bij extractie met 2 N ethanolisch zoutzuur volgens bijlage deel B, hoofdstuk II, onderdeel 6 mogen uit de kleurstof of het pigment ten hoogste 0,05% primaire aromatische aminen, berekend op kleurstof of pigment, in oplossing gaan.
- c.
Roet (furnace black en channel black) en andere koolstofproducten, zoals grafiet en cokespoeder, moeten voldoen aan de volgende eisen:
Primaire deeltjes van 10–300 nm, geaggregeerd tot 100–1200 nm, die agglomeraten kunnen vormen met afmetingen tussen 300 nm en enkele mm.
Met tolueen extraheerbare stoffen: maximaal 0,1%, bepaald volgens de methode van ISO-norm 6209.
Uv-absorptie van een cyclohexaanextract bij 386 nm: extinctie < 0,02 voor een cuvet van 1 cm of < 0,1 voor een cuvet van 5 cm, bepaald volgens een algemeen erkende analysemethode.
Benzo[a]pyreengehalte: maximaal 0,25 mg/kg roet.
4. Eisen gesteld aan het gekleurde eindproduct
- a.
De specifieke migratie van bestanddelen van kleurstoffen en pigmenten mag onder redelijkerwijs te verwachten gebruiksomstandigheden, vermenigvuldigd met de van toepassing zijnde factor vermeld in bijlage deel B, hoofdstuk I, tabel 4.1, niet meer bedragen dan de hierna bij het desbetreffende bestanddeel aangegeven waarde:
stof / groep stoffen
SML (mg/kg)
aluminium:
1
antimoon:
0,04
arseen:
0,01
barium:
1
cadmium:
0,01
chroom:
0,1
ijzer:
48
kobalt:
0,05
koper:
5
kwik:
0,005
lithium:
0,6
lood:
0,01
mangaan:
0,6
nikkel:
0,02
seleen:
0,01
zink:
5
- b.
Gekleurde verpakkingen en gebruiksartikelen mogen in de filtreerpapierproef volgens bijlage deel B, hoofdstuk I, onderdeel 5.3.6, geen kleurverschil ten opzichte van de blanco opleveren.
- c.
Gekleurde verpakkingen en gebruiksartikelen die worden vervaardigd met gebruikmaking van aromatische isocyanaten of door middel van diazokoppeling bereide kleurstoffen, dienen te voldoen aan de eisen gesteld in hoofdstuk 0.5.1(e).
Hoofdstuk XII. Epoxypolymeren
1. Omschrijving
De producten verkregen door een polyadditiereactie van epoxygroepen bevattende verbindingen met stoffen, die twee of meer actieve waterstofatomen per molecuul bevatten of deze tijdens de reactie kunnen vormen (verharders), of met condensatieproducten van polyolen en isocyanaten. Het polymere gedeelte van het eindproduct moet voor ten minste 50% uit epoxypolymeer bestaan.
2. Eisen gesteld aan de vervaardiging
Voor de vervaardiging en verwerking van epoxypolymeren mogen uitsluitend de hiervoor omschreven verbindingen en de hierna genoemde hulpstoffen worden gebruikt. Deze moeten van een goede technische kwaliteit zijn en mogen niet in grotere hoeveelheden worden gebruikt dan voor de vervaardiging van het eindproduct strikt noodzakelijk is.
Geen andere stoffen dan de hiervoor omschreven verbindingen, het door polyadditie respectievelijk polycondensatie daaruit verkregen product en de hulpstoffen opgenomen in Tabel XII-1, alsmede eventuele ontledingsproducten daarvan, mogen in het eindproduct aanwezig zijn:
Tabel XII-1 Hulpstoffen
FCM Nr. | Ref Nr. | CAS Nr. | Naam | SML mg/kg | Restricties en specificaties |
---|---|---|---|---|---|
138 | 93760 | 77-90-7 | acetyltributylcitraat | – | (1) |
acetyltriethylcitraat | – | (1) | |||
160 | 84800 | 87-18-3 | p-tert.butylfenylsalicylaat | 12 | (1) |
butylftalylbutylglycolaat | – | (1) | |||
301 | 89120 | 123-95-5 | butylstearaat | – | (1) |
calciumcarbonaat | – | ||||
dialkyl(C7-C9)ftalaat | 9 | (1) | |||
157 | 74880 | 84-74-2 | dibutylftalaat | 0.3 | (1) |
242 | 85360 | 109-43-3 | dibutylsebacaat | – | (1) |
283 | 74640 | 117-81-7 | di(2-ethylhexyl)ftalaat | 1.5 | (1) |
diisobutyladipaat | – | (1) | |||
diisooctylazelaat | – | (1) | |||
75840 | 117-84-0 | di-n-octylftalaat | 1.5 | (1) | |
ethylftalylethylglycolaat | – | (1) | |||
532 | 88640 | 8-7-8013 | geëpoxideerde sojaolie met een oxiraangehalte tussen 6,4 en 8% | – | (1) |
103 | 55920 | 56-81-5 | glycerol | – | (1) |
49 | 56540 | glycerolmonooleaat | – | (1) | |
40 | 56360 | glyceroltriacetaat | – | (1) | |
528 | 63760 | 8002-43-5 | lecithine | – | |
mono-, di- en tristearylcitraat | – | (1) | |||
mono-isopropylcitraat | – | (1) | |||
montaanzuren C26-C32 | – | het product voldoet aan de zuiverheidseisen gesteld in bijlage deel B, hoofdstuk II, onderdeel 3 | |||
montaanzuren C26-C32, esters hiervan met ethaandiol of 1,3-butaandiol of glycerol | – | het product voldoet aan de zuiverheidseisen gesteld in bijlage deel B, hoofdstuk II, onderdeel 4 | |||
organopolysiloxanen, twee methylgroepen aan elk siliciumatoom bevattend (siliconen) | – | ||||
oxiden van aluminium, ijzer, magnesium, silicium en titaan | – | ||||
paraffine, microkristallijne | – | de absorptie van ultraviolet licht voldoet aan de waarden gesteld in bijlage deel B, hoofdstuk II, onderdeel 1 | |||
paraffine, vaste, inbegrepen synthetische | – | de absorptie van ultraviolet licht voldoet aan de waarden gesteld in bijlage deel B, hoofdstuk II, onderdeel 1 | |||
paraffine, vloeibare (geraffineerde minerale olie) | – | De paraffine dient te voldoen aan de volgende eisen: – kleur zwakker dan Standaard Saybolt 30 – geur vrijwel afwezig – absorptie van ultraviolet licht voldoet aan de waarden gesteld in bijlage deel B, hoofdstuk II, onderdeel 2 | |||
638 | 76960 | 25322-68-3 | polyetheenoxide, molecuulgewicht = 200 | – | |
639 | 80800 | 25322-69-4 | polypropeenoxide, molecuulgewicht = 400 | – | (1) |
polyvinylacetaat | – | ||||
polyvinylalcohol | – | viscositeit van de 4% oplossing in water bij 20 8C tenminste 5 mPas | |||
109 | 81840 | 57-55-7 | 1,2-propaandiol | – | |
roet (furnace black en channel black) en andere koolstofproducten, zoals grafiet en cokespoeder | – | de zuiverheid dient te voldoen aan de eisen gesteld in bijlage deel B, hoofdstuk II, onderdeel 4 | |||
silicaten van aluminium, calcium, kalium, magnesium en natrium, inbegrepen diatomeeënaarde, glasvezel, infusorienaarde, kaolien, mica en talk | – | ||||
sulfaten van barium en calcium | – | ||||
140 | 44640 | 77-93-0 | triethylcitraat | – | (1) |
266 | 94320 | 112-27-6 | triethyleenglycol | – | (1) |
vetzuren, onvertakte, verzadigde en onverzadigde, met een even aantal koolstofatomen, C8-C22, met een gehalte van ten hoogste 2% aan onverzeepbare bestanddelen | – | ||||
vetzuren, als hiervoor omschreven, veresterd met glycerol tot mono-, di- en triglyceriden | – | ||||
vezels van kunststof en van al dan niet geregenereerde cellulose | – | deze vezels dienen te voldoen aan de voor deze materialen gestelde eisen. | |||
wassen: bijenwas, carnauba | – | ||||
zinkstearaat. | – |
(1) De som van de migratie van alle stoffen gemarkeerd met (1) mag niet hoger zijn dan 60 mg/kg.
3. Eisen gesteld aan het eindproduct
- 3.1.
Gerede, nieuwe producten dienen, alvorens in aanraking met eet- en drinkwaren te worden gebracht, een grondige reiniging met heet water of stoom te ondergaan.
- 3.2.
De totale migratie mag onder redelijkerwijs te verwachten gebruiksomstandigheden vermenigvuldigd met de van toepassing zijnde factor vermeld in bijlage deel B, hoofdstuk I, tabel 4.1, niet meer bedragen dan de waarde 60.
- 3.3.
De specifieke migratie mag onder redelijkerwijs te verwachten gebruiksomstandigheden vermenigvuldigd met de van toepassing zijnde factor vermeld in bijlage deel B, hoofdstuk I, tabel 4.1, niet meer bedragen dan:
stof / groep stoffen
SML (mg/kg)
in tabel XII-1 genoemde stoffen:
de daar aangegeven waarde
epoxygroepen bevattende stoffen, andere dan geëpoxideerde sojaolie:
QM(T) = 5 mg/kg in EP (als epoxygroep, MG = 43)
zink:
5
- 3.4.
Indien bij de vervaardiging of verwerking van de in dit onderdeel omschreven epoxypolymeer gebruik is gemaakt van andere kunststoffen, dienen de op die kunststoffen betrekking hebbende limieten voor de specifieke migratie van stoffen eveneens in acht te worden genomen.
- 3.5.
Deze regeling is niet van toepassing op de epoxyderivaten:
- –
2,2-bis(4-hydroxyfenyl)propaan-bis (2,3-epoxypropyl)ether ‘BADGE’ d.w.z. Bisfenol-A-DiGlycidyl-Ether) en de in bijlage 1 bij verordening (EU) nr. 10/2011 inzake de beperking van het gebruik van bepaalde epoxyderivaten in materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen genoemde derivaten;
- –
bis(hydroxyfenyl)methaan-bis(2,3-epoxypropyl)ethers (‘BFDGE’ d.w.z. Bisfenol-F-DiGlycidyl-Ether);
- –
Novolac-glycidylethers (‘NOGE’).
4. Algemene eisen
4.1. Verklaring van overeenstemming
De materialen vervaardigd van epoxypolymeer, al dan niet voorzien van een deklaag, en de voor de vervaardiging van de epoxypolymere verpakkingen en gebruiksartikelen bedoelde hulpstoffen gaan, wanneer zij worden verkocht en de verkoop niet in de detailhandel plaatsvindt, vergezeld van een schriftelijke verklaring overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1935/2004 en paragraaf 0.9 van Hoofdstuk 0, bijlage deel A.
Deel B. Methoden van onderzoek
Hoofdstuk I. Onderzoek van verpakkingen en gebruiksartikelen
1. Overzicht van te onderzoeken aspecten
Een verpakking, respectievelijk gebruiksartikel, hierna te noemen ‘materiaal’, moet voldoen aan de eisen die gesteld zijn op grond van of krachtens het Warenwetbesluit verpakkingen en gebruiksartikelen.
De eisen betreffen met name:
- a.
de kwalitatieve samenstelling van het materiaal;
- b.
de kwantitatieve samenstelling van het materiaal;
- c.
de migratie van bestanddelen van het materiaal in levensmiddelen of in levensmiddelsimulanten.
Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen:
- –
de gezamenlijke migratie van bestanddelen van het materiaal: de totale migratie
- –
de migratie van afzonderlijke bestanddelen van het materiaal: de specifieke migratie.
De totale migratie en de specifieke migratie van bestanddelen van een materiaal mogen de in deel A vastgestelde limieten niet overschrijden.
Migratie van niet opzettelijk toegevoegde stoffen (NIAS) dient te voldoen aan de eisen gesteld in artikel 3, onder a, van de Verordening (EG) nr. 1935/2004;
- d.
de sensorische kwaliteit van het materiaal;
- e.
de zuiverheid van de, voor de vervaardiging van een materiaal toegelaten grond- en hulpstoffen.
Voor de bepaling van de specifieke migratie verdient een methode van onderzoek uitgevoerd in het levensmiddel zelf bovenal de voorkeur. Indien een dergelijk onderzoek om praktische redenen niet mogelijk is, kan gebruik worden gemaakt van een methode uitgevoerd in simulanten. Praktische redenen kunnen van analytische oorsprong zijn maar ook toepassing van het materiaal voor contact met een breed scala aan levensmiddelen kan een goede reden zijn voor het gebruik van simulanten.
Door de snelle ontwikkeling van nieuwe analytische technieken, ten aanzien van identificatie, selectiviteit en detectielimiet van specifieke stoffen, is het niet zinvol om gedetailleerde analysemethoden in deze regeling op te nemen. Iedere analysemethode mag worden toegepast om overeenstemming met de regelgeving aan te tonen mits de methode een, bij het relevante criterium voor de betreffende stof (selectiviteit, detectiegrens, nauwkeurigheid, etc.), passende bepalingskarakteristiek heeft. Analysemethoden die worden toegepast dienen adequaat te zijn gevalideerd zodat de betrouwbaarheid van de betreffende analysemethode kan worden aangetoond via ondersteunende documenten.
In Sectie 5 en 6 van dit hoofdstuk en in hoofdstuk II zijn enkele voorschriften opgenomen die nog steeds bruikbaar zijn. Andere voorschriften zijn opgenomen omdat zij verbonden zijn aan bepaalde eisen in deze regeling of het gevolg zijn van de implementatie van EU-richtlijnen. De betreffende voorschriften moeten als richtlijn worden gezien tenzij uitdrukkelijk vermeld bij de betreffende stof of bij het betreffende voorschrift.
2. Richtlijnen voor kwalitatief onderzoek van de samenstelling
2.1. Identificatie van het materiaal en de gebruikte stoffen
De identificatie van het te onderzoeken materiaal is van belang voor het verdere onderzoek.
Analytische methoden zijn beschikbaar zoals infrarood spectrometrie, nuclear magnetic resonance (NMR), chromatografische technieken met specifieke detectiemethoden waarmee de identiteit van een materiaal kan worden vastgesteld. Afhankelijk van de complexiteit van het materiaal (bijvoorbeeld meerlaagsmateriaal) dient het onderzoek te worden aangepast.
Bij het onderzoek naar de samenstelling kan het essentieel zijn, of zal het onderzoek vereenvoudigen, als informatie wordt ingewonnen bij de producent van het materiaal. De verklaring van overeenkomst en de bewijsvoerende documenten kunnen daartoe worden geraadpleegd.
Voor het identificeren van additieven en reactie of ontledingsproducten kan het nodig zijn een extract te maken van het materiaal. Na concentratie van een extract en vervolgens het toepassen van een geschikte scheidings- en identificatietechniek kunnen de stoffen veelal worden geïdentificeerd, waarna kan worden bekeken of de stoffen op de betreffende positieve lijst van het materiaal voorkomt en of er restricties zijn opgenomen voor de betreffende stof.
In de literatuur zijn overzichten van chemische en fysische methoden beschikbaar, die voor de karakterisering van diverse soorten materialen kunnen worden toegepast.
3. Kwantitatief onderzoek van de samenstelling
De bepaling van stoffen waarvoor een maximaal residu in het eindmateriaal is vastgesteld kan worden uitgevoerd met een daartoe geschikte methode, mits de methode een, bij het relevante criterium voor de betreffende stof (selectiviteit, detectiegrens, nauwkeurigheid, etc.), passende bepalingskarakteristiek heeft.
Het Joint Research Centre (JRC)27. in Ispra, Italië heeft documenten opgesteld voor het valideren van analyse methoden. Bovendien verwijst de website van het JRC naar methoden ontwikkeld en gevalideerd door CEN (European Committee for Standardisation), Technical Committee 194. De richtlijnen kunnen worden toegepast voor de controle op residuen van stoffen in materialen.
4. Onderzoek naar de migratie van bestanddelen
4.1. Voorschriften voor de toetsing van de migratie aan de gestelde grenswaarden
4.1.1. Algemene voorschriften
4.1.1.1. Onderzoek aan kunststofmaterialen
Voor het onderzoek van kunststofmaterialen wordt verwezen naar de betreffende Verordening van de Europese Commissie (EU) nr. 10/2011. Voor stoffen die uitgesloten zijn van deze Europese verordening en die zijn opgenomen in hoofdstuk I gelden dezelfde regels ten aanzien van het aantonen van overeenstemming met eisen van deze regeling als voor de stoffen die op Europees niveau zijn geharmoniseerd en waarvoor de eisen zijn opgenomen in de Verordening (EU) nr. 10/2011. Regels en eisen vastgelegd in hoofdstuk 0 en hoofdstuk I van bijlage deel A dienen in acht te worden genomen.
4.1.1.2. Onderzoek aan materialen die niet of niet uitsluitend uit kunststof bestaan
Voor het onderzoek van materialen die niet of niet uitsluitend uit kunststof bestaan, gelden dezelfde regels ten aanzien van het aantonen van overeenstemming als voor kunststofmaterialen. De regels zijn opgenomen in de Verordening (EU) nr. 10/2011 tenzij anders vermeld in het hoofdstuk van het betreffende materiaal.
- 1.
Keuze van levensmiddelsimulanten
Voor het uitvoeren van migratieproeven in levensmiddelsimulanten zijn de regels opgenomen in Verordening (EU) nr. 10/2011, bijlage III van toepassing.
- 2.
In afwijking van de specificaties van simulant D2, plantaardige olie, in Verordening (EU) nr. 10/2011, bijlage III, mogen alle eetbare oliën en vetten worden gebruikt voor het bepalen van de globale en specifieke migratie in vetsimulant. Echter de vetsimulant dient vrij te zijn van storende componenten bij de bepaling van de migratie van een specifieke component.
Voor het bepalen van de globale migratie dient het gehalte aan onverzeepbare bestanddelen in de simulant zo laag mogelijk te zijn, maar mag een waarde van 1% niet worden overschreden. Dit is veelal alleen bereikbaar na raffinage van de oliën en vetten.
- 3.
Selectie van testcondities voor het bepalen van de migratie in simulanten
Voor het uitvoeren van migratieproeven in levensmiddelsimulanten zijn de regels opgenomen in Verordening (EU) nr. 10/2011, bijlage V van toepassing.
Bovendien gelden de volgende afwijkingen en toevoegingen ten aanzien van Verordening (EU) nr. 10/2011:
- 1.
Als migratieproeven met de vette-levensmiddelsimulant (hierna te noemen ‘vetsimulant’ of ‘Simulant D2’) om chemische of fysische redenen, die verband houden met de reactiviteit van een stof, de eigenschappen van het materiaal of de analysemethode, niet uitvoerbaar zijn, worden vervangende proeven uitgevoerd waarbij de in paragraaf 4.2 genoemde proefmedia worden gebruikt en de daarbij in tabel 4.2 aangegeven standaard proefomstandigheden worden aangehouden.
- 2.
Indien een simulant, zoals voorgeschreven in Verordening (EU) nr. 10/2011, fysische of chemische verandering in of aan het materiaal veroorzaakt, die niet worden veroorzaakt tijdens contact met het relevante levensmiddel, mag de simulant worden aangepast. De simulant mag worden aangepast ter voorkoming van chemische of fysische veranderingen maar het dient aannemelijk te worden gemaakt dat de migratie in de aangepaste simulant tenminste gelijk is aan of hoger dan de migratie in het levensmiddel28..
- 3.
Indien een testconditie (contact tijd en temperatuur), zoals voorgeschreven in Verordening (EU) nr. 10/2011, fysische of chemische verandering in of aan het materiaal veroorzaakt, die niet worden veroorzaakt tijdens contact met het relevante levensmiddel, mag de testconditie worden aangepast. De testconditie mag worden aangepast ter voorkoming van chemische of fysische veranderingen maar het dient aannemelijk te worden gemaakt dat de migratie onder de aangepaste testconditie tenminste gelijk is aan of hoger dan de migratie in het levensmiddel29..
- 4.
Na afloop van de voorgeschreven tijdsduur wordt door analyse van het levensmiddel of van de simulant de totale migratie of de specifieke migratie van stoffen bepaald.
- 5.
Evenals voor kunststofmaterialen mag een correctiefactor voor de vetconsumptie (FRF) of voor migratie in simulant D2 (DRF) niet worden toegepast voor stoffen in de tabellen van bijlage deel A, waarbij SML = NA is vermeld en voor stoffen die niet in de tabellen van bijlage deel A zijn opgenomen en waarvan de migratie niet aantoonbaar mag zijn.
- 6.
Indien de migratie is bepaald in mg/dm2 dient het resultaat, alvorens te worden getoetst aan de betreffende migratielimiet, te worden herleid tot een hoeveelheid in mg/kg levensmiddel of simulant. Voor materiaal op basis van kunststof volgens hoofdstuk I is daarvoor de vermenigvuldigingsfactor 6 van toepassing, voor materiaal op basis van een in een ander hoofdstuk geregeld materiaal een aan tabel 4.1 te ontlenen factor, tenzij anders is bepaald.
categorie | omschrijving | factor |
---|---|---|
A | voor een materiaal dat het levensmiddel geheel of voor een groot deel omhult of daartoe bestemd is. | 6 |
B | voor een materiaal waarvan een relatief klein oppervlak in contact is of zal komen met levensmiddelen, resp. waarbij de contacttijd bij normaal gebruik zeer kort is. Voorbeeld: artikelen, die volgens het categoriseringssysteem beschreven in hoofdstuk III Rubberproducten van bijlage deel A kunnen worden gerangschikt onder Categorie III | 0,5 |
C | voor vaten, inclusief tanks, met een inhoud ≥ 25 L en ≤ 10.000 L | 2 |
D | bewaar- of transporttanks met een inhoud ≥ 10.000 L | 0,3 |
E | voor een materiaal niet vallend onder a t/m d | 3 |
F | voor leidingen en slangen, normaal gebruikt voor het doorstromend transport van vloeistoffen. | 0,1 |
4.2. Andere manieren voor de bepaling van de migratie in vette levensmiddelen
Het is gebleken dat het gebruik van de simulant D2 in migratieproeven om fysische of chemische redenen, die verband houden met de te volgen analysemethode of de stabiliteit van de stof, vaak niet mogelijk is. In dergelijke gevallen kan de in paragraaf 4.2.1 beschreven werkwijze voor vervangende migratieproevenworden toegepast. De verkregen resultaten kunnen voor de beoordeling van het materiaal worden gebruikt als aan de in die paragraaf gestelde voorwaarden wordt voldaan.
Alternatieve proeven zoals beschreven in paragraaf 4.2.2 mogen worden toegepast om overeenstemming met de gestelde eisen aan te tonen.
4.2.1. Vervangende migratieproeven
- 1.
Indien in migratieproeven het gebruik van de simulant D2 om fysische, chemische of analytische redenen niet mogelijk is, dient de migratie in vette levensmiddelen te worden bepaald door middel van vervangende proeven. Dat zijn proeven waarbij een proefmonster van het te onderzoeken materiaal niet met de simulant D2 maar met andere proefmedia in contact wordt gebracht. Deze proefmedia zijn isooctaan, ethanol (95% v/v) en MPPO, een gemodificeerd fenyleenoxidepolymeer.
- 2.
In tabel 4.2.1 worden de meest toegepaste standaardproefomstandigheden voor migratieproeven met de simulant D2 en de daarmee overeenkomende standaardomstandigheden voor vervangende proeven gegeven. Indien nodig, bijvoorbeeld op grond van ervaring die met het te onderzoeken materiaal is opgedaan, kunnen uit de in tabel 4.2.1 gegeven relaties tussen de proefomstandigheden voor simulant D2 en die voor de proefmedia, andere omstandigheden voor de uitvoering van vervangende proeven worden afgeleid.
- 3.
In elke vervangende proef worden alle drie proefmedia onder de daarvoor geldende omstandigheden gebruikt. Voor elk van de proeven met een proefmedium wordt een nieuw proefmonster genomen.
- 4.
Testcondities geselecteerd op basis van tabel 4.2.1 kunnen leiden tot fysische of andere veranderingen van het proefmonster die onder feitelijke omstandigheden in het materiaal niet optreden. Indien fysische of andere veranderingen van het proefmonster optreden die het migratiegedrag beïnvloeden moet de migratieproef worden uitgevoerd onder de meest stringente omstandigheden waarbij dergelijke veranderingen zich niet voordoen.
- 5.
Als een proefmedium in tabel 4.2.1 algemeen als niet geschikt wordt beschouwd voor uitvoering van migratieproeven met een bepaalde soort materiaal wordt de migratieproef met dat proefmedium bij de beoordeling van een dergelijk materiaal achterwege gelaten.
- 6.
Het hoogste resultaat, verkregen met een van de proefmedia, mag na toepassing van de reductiefactor, vermeld in Verordening (EU) nr. 10/2011 of in tabel 4.1, niet groter zijn dan de migratielimiet die voor het betreffende geval van kracht is. Als aan deze voorwaarde wordt voldaan wordt het materiaal geacht aan de eisen te voldoen.
Proefomstandigheden | |||
---|---|---|---|
met simulant D2 | met isooctaan | met 95% ethanol | met MPPO* |
10d – 5°C | 0,5d – 5°C | 10d – 5°C | – |
10d – 20 °C | 1d – 20 °C | 10d – 20 °C | – |
10d – 40 °C | 2d – 20 °C | 10d – 40 °C | – |
2h – 70 °C | 0,5h – 40 °C | 2h – 60 °C | – |
0,5h – 100 °C | 0,5h – 60 °C** | 2,5h – 60 °C** | 0,5h – 100 °C |
1h – 100 °C | 1h – 60 °C** | 3h – 60 °C** | 1h – 100 °C |
2h – 100 °C | 1,5h – 60 °C** | 3,5h – 60 °C** | 2h – 100 °C |
0,5h – 121°C | 1,5h – 60 °C** | 3,5h – 60 °C** | 0,5h – 121°C |
1h – 121°C | 2h – 60 °C** | 4h – 60 °C** | 1h – 121°C |
2h – 121°C | 2,5h – 60 °C** | 4,5h – 60 °C** | 2h – 121°C |
0,5h – 130 °C | 2h – 60 °C** | 4h – 60 °C** | 0,5h – 130 °C |
1h – 130 °C | 2,5h – 60 °C** | 4,5h – 60 °C** | 1h – 130 °C |
2h – 150 °C | 3h – 60 °C** | 5h – 60 °C** | 2h – 150 °C |
2h – 175°C | 4h – 60 °C** | 6h – 60 °C** | 2h – 175°C |
* MPPO = gemodificeerde poly(fenyleenoxide) ofwel poly(2,6-diphenyl-p-phenylene oxide) particle size 60-80 mesh, pore size 200 nm.
** De vluchtige proefmedia worden tot een temperatuur van maximaal 60 °C gebruikt. De vervangende proeven mogen alleen worden toegepast als het materiaal bestand is tegen de proefomstandigheden die anders met simulant D2 zouden worden gebruikt. Dompel, om dit te bepalen, een proefmonster onder de desbetreffende omstandigheden in olijfolie. Als de fysische eigenschappen veranderen (het proefmonster smelt bijvoorbeeld of het wordt vervormd), wordt het materiaal niet geschikt geacht voor feitelijk gebruik bij die temperatuur. Als het proefmonster niet verandert, kunnen vervangende migratieproeven met nieuwe proefmonsters worden uitgevoerd.
4.2.2. Alternatieve proeven
- 1.
Alternatieve migratieproeven zijn proeven waarbij een proefmonster van het te onderzoeken materiaal niet met de simulant D2 maar met een vluchtige vloeistof met sterk extraherend vermogen in contact wordt gebracht onder geschikte omstandigheden. Een dergelijke vloeistof is bijvoorbeeld aceton, acetonitril, ethanol, diethylether, heptaan, hexaan, isopropanol of isooctaan.
- 2.
Alternatieve proeven mogen worden toegepast als uit vergelijkende proeven blijkt of op grond van resultaten van soortgelijke experimenten algemeen wordt erkend dat de resultaten van deze alternatieve proeven tenminste gelijk zijn aan of hoger zijn dan de resultaten die in migratieproeven met de simulant D2, waarvan de duur en de temperatuur met behulp van Verordening (EU) nr. 10/2011 was afgestemd op de meest stringente te verwachten feitelijke contactomstandigheden, werd dan wel zou worden verkregen.
- 3.
Het resultaat van de alternatieve proef mag na toepassing van de in Verordening (EU) nr. 10/2011 vermelde reductiefactor en, waar dat in bijlage deel A voor het materiaal is aangegeven, van de aan tabel 4.1 te ontlenen vermenigvuldigingsfactor niet groter zijn dan de migratielimiet die voor het onderhavige geval van kracht is. Als aan deze voorwaarde niet wordt voldaan moet een migratieproef met simulant D2 worden uitgevoerd.
5. Uitvoering van migratieproeven
5.1. Algemeen
Algemene instructies voor het uitvoeren van migratieproeven zijn vastgelegd in de Europese normen EN 1186-1* en EN 13130-1*. Alhoewel de methoden zijn bedoeld voor het onderzoek van plastics zijn ze ook toepasbaar op materialen die niet of niet uitsluitend uit kunststof bestaan.
5.2. Totale migratie
De totale migratie is de som van alle niet vluchtige stoffen die door een verpakking of gebruiksartikel aan een simulant worden afgegeven. De totale migratie in simulanten wordt bepaald volgens de methoden beschreven in de EN 118630..
Indien een gemigreerde stof een reactie product vormt met de simulant en daardoor resulteert in een hoger of lager gewicht31., dan kan het migratieresidu worden gecorrigeerd voor het gewichtsverschil tussen de gemigreerde stof en het reactieproduct van de simulant.
5.2.1. Bepaling van het in methyleenchloride oplosbare deel van de totale migratie in waterige simulanten
NB Deze bepaling wordt uitsluitend uitgevoerd bij het onderzoek van papier of karton, dat niet van een deklaag op basis van een kunststof of van metaal is voorzien en voor zover het in contact zal komen met natte eet of drinkwaren.
- a.
Reagentia
- –
gedestilleerd of gedemineraliseerd water
- –
azijnzuur, 3% (m/v) in water
- –
10% (v/v) ethanol
- –
fosforpentoxide
- –
methyleenchloride p.a.
- b.
Bepaling van het in methyleenchloride oplosbare deel
Voer de migratieproef uit met de relevante waterige simulanten zoals in de EN 1186 is beschreven. Filtreer vervolgens de inhoud van het bekerglas over een glasfilter G3 en spoel bekerglas en filter na met 25 ml simulant. Breng het filtraat over in een scheitrechter van 500 ml en extraheer het filtraat vijfmaal met telkens 50 ml methyleenchloride. Damp de verzamelde extracten in tot droog met een roterende vacuümverdamper en bepaal het gewicht van de droogrest op de wijze als in de EN 1186 is beschreven.
- c.
Berekening van het in methyleenchloride oplosbare deel
Verminder het gewicht van de droogrest met dat van de droogrest van de reagentiablanco. Stel dat het gecorrigeerde gewicht a mg bedraagt. Bereken hieruit het in methyleenchloride oplosbare deel van de totale migratie Mt(CH2Cl2) met de formule:
Mt(CH2CL2) = (a/b) mg / dm2
Waarin b het oppervlak (dm2) van het testmonster vertegenwoordigd.
5.3. Specifieke migratie
Onderstaande methoden kunnen worden toegepast voor het onderzoek van kunststofmaterialen en niet-kunststofmaterialen.
5.3.1. Fenolische verbindingen
5.3.1.1. Migratie in waterige simulanten
- a.
Inleiding
Met de hierna beschreven methode kan de migratie van eenvoudige fenolen, zoals fenol, kresolen, xylenolen, chloorfenolen, bisfenolen en naftol, worden bepaald.
- b.
Beginsel
Een proefmonster wordt met water32. in contact gebracht. Na afloop van de bewaarperiode wordt aan een geschikte hoeveelheid van de simulant buffer, 4-aminoantipyrine en kaliumcyanoferraat (III) toegevoegd. De bij aanwezigheid van fenolen gevormde oranjekleurige verbindingen worden geëxtraheerd met chloroform en kwantitatief bepaald door middel van spectrofotometrie.
- c.
Toestellen
- –
laboratoriumglaswerk en laboratoriumapparatuur
- –
migratiecel, zie NEN EN 1186
- –
spectrofotometer.
- d.
Reagentia
- –
azijnzuur, 3% (m/v) in water
- –
1 N natriumhydroxide
- –
buffer pH 10: los 12,37 g boorzuur en 14,91 g kaliumchloride op in water en vul aan tot 1 L. Meng 250 ml hiervan met 44 ml 1 N natriumhydroxide en vul aan met water tot 1 L
- –
4-aminoantipyrine, 2% (m/v) in water, steeds vers bereid
- –
kaliumcyanoferraat(III), 8% (m/v) in water, steeds vers bereid
- –
chloroform p.a.
- –
standaardoplossing van fenol: 0,001% (m/v) in water.
- e.
IJklijn
Breng van de standaardoplossing resp. 2, 4, 6 en 8 ml (20, 40, 60 en 80 μg fenol) in een scheitrechter van 250 ml. Vul aan met water tot 100 ml. Voeg 20 ml bufferoplossing toe. Controleer de pH van de oplossing met geschikt pH papier. De pH moet liggen tussen 9,8 en 10,2. Voeg zo nodig 3% azijnzuur of 1 N natriumhydroxide toe. Voeg 1 ml 4-aminoantipyrine-oplossing toe en meng. Voeg vervolgens 1 ml kaliumcyanoferraat(III)oplossing toe en meng weer. Laat het mengsel 5 min staan. Schud de vloeistof vervolgens tweemaal uit met 10 ml chloroform. Filtreer de chloroform extracten door een trechter, voorzien van een kleine wattenprop in een maatkolf van 25 ml. Spoel na met een kleine hoeveelheid chloroform en vul de maatkolf aan. Zorg ervoor, dat er geen water in de maatkolf komt. Meet de extinctie van de oplossing bij 455 nm in een 1 cm cel ten opzichte van de reagentiablanco. Zet de verkregen waarden grafisch uit tegen de in bewerking genomen hoeveelheden fenol.
- f.
Uitvoering van de migratieproef
Breng zoveel materiaal als overeenkomt met tenminste 1,5 dm2 (stel b dm2) in contact met water. Gebruik daartoe een van de methoden beschreven in EN 1313033.. Voeg indien mogelijk per dm2 200 ml (stel c ml) voorverwarmd water toe. Plaats het monster met simulant gedurende de voorgeschreven tijd in een ruimte bij de voorgeschreven temperatuur (zie Verordening (EU) nr. 10/2011). Schenk de simulant na afloop van de bewaarperiode af.
- g.
Bepaling van de fenolische verbindingen
Breng een geschikte hoeveelheid van de simulant (d ml, niet meer dan 100 μg ‘fenol’ bevattend) in een scheitrechter van 250 ml. Vul aan met water tot 100 ml. Handel verder als onder e is beschreven. Bepaal de hoeveelheid fenolische verbindingen (als fenol) met behulp van de ijkgrafiek.
- h.
Berekening
Stel, dat deze hoeveelheid a mg is. Bereken hieruit de specifieke migratie Ms van fenolische verbindingen met de formule:
Ms =((a * c) / (b * d)) mg/dm2
5.3.1.2. Migratie in vet
- a.
Beginsel
Een proefmonster wordt met de vetsimulant in contact gebracht. Na afloop van de bewaarperiode wordt de vetsimulant gescheiden van het proefmonster en verdund met n-pentaan. De fenolische verbinding wordt met water uit de oplossing in pentaan geïsoleerd. Aan de waterige oplossing wordt bufferoplossing pH = 10, 4-aminoantipyrine en kaliumcyanoferraat (III) toegevoegd. De bij aanwezigheid van fenolen gevormde oranjekleurige verbindingen worden geëxtraheerd met chloroform en kwantitatief bepaald door middel van spectrofotometrie.
- b.
Toestellen
- –
laboratoriumglaswerk en laboratoriumapparatuur;
- –
migratiecel, zie EN 13130;
- –
spectrofotometer.
- c.
Reagentia
- –
vetsimulant: een synthetisch triglyceridenmengsel, b.v Miglyol, of een natuurlijke olie of vet waarin weinig of geen kleur aanwezig is, b.v. geraffineerd kokosvet;
- –
azijnzuur, 3% (m/v) in water;
- –
1 N natriumhydroxide;
- –
n-pentaan;
- –
buffer pH 10 (zie paragraaf 5.3.1.1d);
- –
4-aminoantipyrine, 2% (m/v) in water, steeds vers bereid;
- –
kaliumcyanoferraat(III), 8% (m/v) in water, steeds vers bereid;
- –
chloroform p.a.;
- –
standaardoplossing van fenol: 0,25% (m/v) in chloroform.
- d.
IJklijn
Breng telkens 20 g vetsimulant in zes scheitrechters van 250 ml. Voeg resp. 0, 0,1, 0,2, 0,3, 0,4 en 0,5 ml van de standaardoplossing toe; breng in iedere scheitrechter 40 ml pentaan en meng. Schud de oplossing in pentaan vervolgens viermaal uit met 25 ml water. Filtreer de waterlagen door een trechter, voorzien van een kleine wattenprop, in een tweede scheitrechter van 250 ml. Voeg 20 ml buffer toe en handel verder als in paragraaf 5.3.1.1e is beschreven.
- e.
Uitvoering van de migratieproef
Breng zoveel materiaal als overeenkomt met tenminste 2 dm2 (stel b dm2) in contact met voorverwarmde olie. Gebruik daartoe één van de methoden beschreven in EN 13130. Voeg indien mogelijk per dm2 50 ml (stel c ml) voorverwarmde olie toe. Plaats het monster met simulant gedurende de voorgeschreven tijd in een ruimte bij de voorgeschreven temperatuur (zie Verordening (EU) nr. 10/2011). Schenk na afloop van de bewaarperiode de vetsimulant over in een scheitrechter van 250 ml.
- f.
Bepaling van fenolische verbindingen
Voeg aan de simulant in de scheitrechter 40 ml pentaan toe en meng. Schud de oplossing in pentaan vervolgens viermaal uit met 25 ml water. Filtreer de waterlagen door een trechter, voorzien van een kleine wattenprop, in een tweede scheitrechter van 250 ml. Voeg 20 ml buffer toe en handel verder als in paragraaf 5.3.1.1e is beschreven. Bepaal de hoeveelheid fenolische verbindingen (als fenol) met behulp van de ijkgrafiek.
- g.
Berekening
Stel dat deze hoeveelheid a mg is. Bereken hieruit de specifieke migratie Ms van de fenolische verbinding(en) met de formule:
Ms = (a/b) mg / dm2
5.3.2. Difenylthioureum
5.3.2.1. Migratie in waterige simulanten
- a.
Doel en toepassingsgebied
De methode dient voor de bepaling van de migratie van difenylthioureum in waterige simulanten. De onderste grens voor de bepaling van difenylthioureum is 20 mg/L. Dat is, mits de onder g aanbevolen oppervlakte-volumeverhouding wordt aangehouden, toereikend om te kunnen vaststellen of het in onderzoek genomen materiaal voldoet aan de voor de migratie van difenylthioureum gestelde grenswaarde.
- b.
Beginsel
Een proefmonster wordt met 3% azijnzuur34. in contact gebracht. Na afloop van de bewaarperiode wordt de in de simulant aanwezige hoeveelheid difenylthioureum kwantitatief bepaald door middel van hoge-drukvloeistofchromatografie (HPLC).
- c.
Toestellen
- –
laboratoriumglaswerk en laboratoriumapparatuur;
- –
migratiecel, zie EN 13130;
- –
apparatuur voor HPLC.
- d.
Reagentia
- –
acetonitril p.a.;
- –
azijnzuur, 3% (m/v) in water;
- –
chloroform p.a.;
- –
methanol p.a.;
- –
difenylthioureum p.a.;
- –
standaardoplossing van difenylthioureum: 0,04% (m/v) in methanol.
- e.
IJklijn
Breng in zes scheitrechters van 500 ml 200 ml 3% azijnzuur. Voeg respectievelijk 0, 1, 2, 3, 4 en 5 ml standaardoplossing en resp. 6, 5, 4, 3, 2, en 1 ml methanol toe. Schud de vloeistof tweemaal met 25 ml chloroform en verzamel de chloroformlagen. Damp het oplosmiddel af en neem het residu op in 25 ml methanol. Breng van de verkregen oplossingen 10 μl op de chromatografische kolom. Bepaal in de chromatogrammen de oppervlakten van de piek van difenylthioureum en zet deze grafisch uit tegen de in bewerking genomen hoeveelheden difenylthioureum.
- f.
Vloeistofchromatografie
De bepaling kan bijvoorbeeld onder de volgende omstandigheden worden uitgevoerd:
- –
hoge-drukvloeistofchromatograaf met een UV-detector, waarmee bij 272 nm de absorptie van de vloeistof kan worden gemeten;
- –
kolom: lengte 25 cm, inw. diam. 4,6 mm, gevuld met Lichrosorb RP-8, 10 μm;
- –
mobiele fase: water-acetonitril, 1:1;
- –
vloeistofsnelheid: 1,5 ml/min.
- g.
Uitvoering van de migratieproef
Breng zoveel materiaal als overeenkomt met tenminste 1,5 dm2 (stel b dm2) in contact met 3% azijnzuur. Gebruik daartoe een van de methoden beschreven in EN 1313035.. Voeg per dm2 ten hoogste 200 ml voorverwarmde 3% azijnzuur toe. Plaats het monster met simulant gedurende de voorgeschreven tijd in een ruimte bij de voorgeschreven temperatuur (zie Verordening (EU) nr. 10/2011). Schenk de simulant na afloop van de bewaarperiode af in een scheitrechter van 500 ml.
- h.
Bepaling van difenylthioureum
Schud de simulant tweemaal uit met 25 ml chloroform en verzamel de chloroformlagen. Damp het oplosmiddel af en neem het residu op in 25 ml methanol. Breng van de verkregen oplossing 10 μl op de chromatografische kolom. Bepaal in het chromatogram de oppervlakte van de piek van difenylthioureum en leid uit de ijkgrafiek de hoeveelheid difenylthioureum in de simulant af.
- i.
Berekening
Stel dat de hoeveelheid a mg is. Bereken hieruit de specifieke migratie Ms van difenylthioureum met de formule:
Ms = (a/b) mg / dm2
5.3.2.2. Migratie in vet
- a.
Doel en toepassingsgebied
De methode dient voor de bepaling van de migratie van difenylthioureum in vetsimulant. De onderste grens voor de bepaling van difenylthioureum in vetsimulant is 10 mg/kg. Dat is, mits de onder g aanbevolen oppervlakte-volumeverhouding wordt aangehouden, toereikend om te kunnen vaststellen of het in onderzoek genomen materiaal voldoet aan de voor de migratie van difenylthioureum gestelde grenswaarde.
- b.
Beginsel
Een proefmonster wordt met de vetsimulant in contact gebracht. Na afloop van de bewaarperiode wordt de vetsimulant gescheiden van het proefmonster en verdund met chloroform. In de verdunning wordt difenylthioureum kwantitatief bepaald door middel van hoge-drukvloeistofchromatografie (HPLC).
- c.
Toestellen
- –
laboratoriumglaswerk en laboratoriumapparatuur;
- –
migratiecel, zie EN 13130;
- –
apparatuur voor HPLC.
- d.
Reagentia
- –
vetsimulant: een synthetisch triglyceridenmengsel, b.v Miglyol, of een natuurlijke olie of vet waarin geen stoffen aanwezig zijn die de analyse storen, b.v. geraffineerd kokosvet;
- –
acetonitril p.a.;
- –
chloroform p.a.;
- –
difenylthioureum p.a.;
- –
standaardoplossing van difenylthioureum: 0,005% (m/v) in chloroform.
- e.
IJklijn
Breng in maatkolfjes van 25 ml resp. 0, 1, 2, 4, 6, 8 en 10 ml standaardoplossing. Voeg toe 5 g vetsimulant en vul met chloroform aan tot 25 ml. Breng van de verkregen oplossingen 10 μl op de chromatografische kolom. Bepaal in de chromatogrammen de oppervlakten van de piek van difenylthioureum en zet deze grafisch uit tegen de in bewerking genomen hoeveelheden difenylthioureum.
- f.
Vloeistofchromatografie
De bepaling kan bijvoorbeeld onder de volgende omstandigheden worden uitgevoerd:
- –
hoge-drukvloeistofchromatograaf met een UV-detector, waarmee bij 272 nm de absorptie van de vloeistof kan worden gemeten;
- –
kolom: lengte 25 cm, inw. diam. 4,6 mm, gevuld met Lichrosorb RP-8, 10 μm;
- –
mobiele fase: water-acetonitril, 1:1;
- –
vloeistofsnelheid: 1,5 ml/min.
- g.
Uitvoering van de migratieproef
Breng zoveel materiaal als overeenkomt met tenminste 2 dm2 (stel b dm2) in contact met voorverwarmde olie. Gebruik daartoe één van de methoden beschreven in EN 13130. Voeg indien mogelijk per dm2 maximaal 50 ml (stel c ml) voorverwarmde olie toe. Plaats het monster met simulant gedurende de voorgeschreven tijd in een ruimte bij de voorgeschreven temperatuur (zie Verordening (EU) nr. 10/2011). Schenk na afloop van de bewaarperiode de vetsimulant uit.
- h.
Bepaling van difenylthioureum
Weeg ca. 5 g (stel d g) van de afgeschonken vetsimulant in een maatkolfje van 25 ml, vul met chloroform aan en meng. Breng van de verkregen oplossing 10 μl op de chromatografische kolom. Bepaal in het chromatogram de oppervlakte van de piek van difenylthioureum en leid uit de ijkgrafiek de hoeveelheid difenylthioureum in de in bewerking genomen hoeveelheid vetsimulant af.
- i.
Berekening
Stel dat de hoeveelheid a mg is. Bereken hieruit de specifieke migratie Ms van difenylthioureum met de formule:
Ms = ((a * c)/(b * d)) mg / dm2
5.3.3. Bis(2-hydroxyethyl)-2-hydroxy-3-dodecoxypropylmethylammoniumchloride
5.3.3.1. Migratie in waterige simulanten
- a.
Beginsel
Een proefmonster wordt met water36. in contact gebracht. Na afloop van de bewaarperiode wordt de basisch gemaakte oplossing geschud met azijnzuuranhydride bevattende dichloorethaan. Hierdoor worden storende primaire en secundaire aminen door acetylering gemaskeerd. De storende tertiaire aminen gaan over in de dichloorethaanlaag. Na afscheiden van de dichloorethaanlaag wordt aan de waterfase 2,4-dinitro-6-fenylfenol toegevoegd. Het met de kationactieve stof gevormde complex wordt uitgeschud met 1,2-dichloorethaan en kwantitatief bepaald door middel van spectrofotometrie.
- b.
Toestellen
- –
laboratoriumglaswerk en laboratoriumapparatuur;
- –
migratiecel, zie EN 13130;
- –
spectrofotometer.
- c.
Reagentia
- –
2 N natriumhydroxide;
- –
1,2-dichloorethaan;
- –
0,01 M azijnzuuranhydride in 1,2-dichloorethaan;
- –
bufferoplossing pH = 10,5: los 0,48 g natriumhydroxide en 2,5 g natriumtetraboraat op in 250 ml water;
- –
2,4-dinitro-6-fenylfenoloplossing: los 250 mg 2,4-dinitro-6-fenylfenol op in 200 ml bufferoplossing. Vul met water aan tot 250 ml;
- –
natriumsulfaat, watervrij;
- –
standaardoplossing van bis(2-hydroxyethyl)-2-hydroxy-3-dodecoxypropylmethylammoniumchloride: verdun de handelsoplossing (10%) tot 0,005% met water.
- d.
IJklijn
Breng van de standaardoplossing resp. 4, 3, 2, 1 en 0,5 ml in een scheitrechter van 250 ml. Vul aan met water tot 100 ml. Voeg 15 ml 2,4-dinitro-6- fenylfenoloplossing en 25 ml 1,2-dichloorethaan toe. Schud krachtig tenminste 5 min en laat ontmengen. Filtreer de dichloorethaanlaag door een laagje watervrij natriumsulfaat. Meet de extinctie van de oplossing bij 370 nm in een 3 cm cel ten opzichte van een reagentiablanco. Zet de verkregen waarden grafisch uit tegen de in bewerking genomen hoeveelheden quaternaire ammoniumverbindingen.
- e.
Uitvoering van de migratieproef
Breng zoveel materiaal als overeenkomt met tenminste 1,5 dm2 (stel b dm2) in contact met water. Gebruik daartoe een van de methoden beschreven in EN 1313037.. Voeg, indien mogelijk, per dm2 200 ml (stel c ml) voorverwarmd water toe. Plaats het monster met simulant gedurende de voorgeschreven tijd in een ruimte bij de voorgeschreven temperatuur (zie Verordening (EU) nr. 10/2011). Schenk de simulant na afloop van de bewaarperiode af.
- f.
Bepaling van de quaternaire ammoniumverbindingen
Breng een geschikte hoeveelheid van het extract (stel d ml, 25-200 μg quaternaire ammoniumverbindingen bevattend) in een scheitrechter van 250 ml. Vul met water aan tot 100 ml. Breng met 2N natriumhydroxide de pH van de oplossing op 10 à 11. Voeg 40 ml 0,01 M azijnzuuranhydride-oplossing in 1,2-dichloorethaan toe en schud 10 min. Laat ontmengen. Laat de dichloorethaanlaag kwantitatief af en handel met de waterfase als onder d is beschreven. Bepaal met behulp van de ijklijn de hoeveelheid quaternaire ammoniumverbindingen.
- g.
Berekening
Stel, dat de hoeveelheid a mg is. Bereken hieruit de specifieke migratie Ms met de formule:
Ms = ((a * c)/(b * d)) mg / dm2
5.3.3.2. Migratie in vet
- a.
Beginsel
Een proefmonster wordt met de vetsimulant in contact gebracht. Na afloop van de bewaarperiode wordt de vetsimulant van het proefmonster gescheiden en verdund met pentaan. De quaternaire ammoniumverbinding wordt vervolgens met water uit de oplossing in pentaan geïsoleerd en kwantitatief bepaald zoals in paragraaf 5.3.3.1a is aangeduid.
- b.
Toestellen
- –
laboratoriumglaswerk en laboratoriumapparatuur;
- –
migratiecel, zie EN 13130;
- –
spectrofotometer.
- c.
Reagentia
- –
vetsimulant: een synthetisch triglyceridenmengsel, b.v Miglyol, of een natuurlijke olie of vet waarin geen stoffen aanwezig zijn die de analyse storen, b.v. geraffineerd kokosvet;
- –
n-pentaan, p.a.;
- –
2 N natriumhydroxide;
- –
1,2-dichloorethaan;
- –
0,01 M azijnzuuranhydride in 1,2-dichloorethaan;
- –
bufferoplossing pH = 10,5: los 0,48 g natriumhydroxide en 2,5 g natriumtetraboraat op in 250 ml water;
- –
2,4-dinitro-6-fenylfenoloplossing: los 250 mg 2,4-dinitro-6-fenylfenol op in 200 ml bufferoplossing. Vul met water aan tot 250 ml;
- –
natriumsulfaat, watervrij;
- –
standaardoplossing van bis(2-hydroxyethyl)-2-hydroxy-3-dodecoxypropylmethylammoniumchloride: verdun 1 ml van de handelsoplossing (10%) tot 0,1% met 90% (v/v) aceton.
- d.
IJklijn
Breng in zes scheitrechters van 250 ml 20 g vetsimulant. Voeg resp. 0, 0,25, 0,5, 1,0, 1,5 en 2,0 ml van de standaardoplossing toe, breng in iedere scheitrechter 40 ml pentaan en meng. Schud de oplossing in pentaan vervolgens viermaal uit met 25 ml water. Filtreer de waterlagen door een trechter voorzien van een kleine wattenprop in een tweede scheitrechter van 250 ml. Voeg 15 ml 2,4-dinitro-6-fenylfenoloplossing en 25 ml 1,2-dichloorethaan toe. Schud krachtig tenminste 5 min en laat ontmengen. Filtreer de dichloorethaanlaag door een laagje watervrij natriumsulfaat. Meet de extinctie van de oplossing bij 370 nm in een 3 cm cel ten opzichte van een reagentiablanco. Zet de verkregen waarden grafisch uit tegen de in bewerking genomen hoeveelheden quaternaire ammoniumverbindingen.
- e.
Uitvoering van de migratieproef
Breng zoveel materiaal als overeenkomt met tenminste 2 dm2 (stel b dm2) in contact met voorverwarmde olie. Gebruik daartoe één van de methoden beschreven in EN 13130. Voeg indien mogelijk per dm2 maximaal 50 ml (stel c ml) voorverwarmde olie toe. Plaats het monster met simulant gedurende de voorgeschreven tijd in een ruimte bij de voorgeschreven temperatuur (zie Verordening (EU) nr. 10/2011). Schenk na afloop van de bewaarperiode de vetsimulant over in een scheitrechter van 250 ml.
- f.
Bepaling van de quaternaire ammoniumverbinding
Voeg aan de vetsimulant in de scheitrechter 40 ml pentaan toe en handel verder als onder d is beschreven. Bepaal met behulp van de ijklijn de hoeveelheid quaternaire ammoniumverbindingen.
- g.
Berekening
Stel, dat de hoeveelheid a mg is. Bereken hieruit de specifieke migratie Ms met de formule:
Ms = (a/b) mg / dm2
5.3.4. Anionische oppervlakte-actieve stoffen
5.3.4.1. Migratie in waterige simulanten
- a.
Inleiding
Met de hierna beschreven methode kan de migratie van de volgende stoffen worden bepaald:
alkyl(C8-C18)benzeensulfonaten;
alkyl(C8-C18)sulfaten;
alkyl(C8-C18)sulfonaten;
dialkyl(C4-C14)sulfosuccinaten.
- b.
Beginsel
Een proefmonster wordt met water38. in contact gebracht. Na afloop van de bewaarperiode wordt aan de oplossing een oplossing van Azure A toegevoegd. Het met de anionactieve stof gevormde complex wordt uitgeschud met chloroform en kwantitatief bepaald door middel van spectrofotometrie.
- c.
Toestellen
- –
laboratoriumglaswerk en laboratoriumapparatuur; spoel alle glaswerk voor, eerst met verdund zwavelzuur, daarna met gedestilleerd of gedemineraliseerd water en daarna met absolute ethanol;
- –
migratiecel, zie EN 13130;
- –
spectrofotometer.
- d.
Reagentia
- –
0,1 N zwavelzuur;
- –
chloroform p.a.;
- –
Azure A-oplossing: los 40 mg Azure A (7-dimethylamino-3-imino-3-Hfenothiazinehydrochloride) op in 5 ml 0,1 N zwavelzuur en verdun met water tot 100 ml;
- –
standaardoplossingen van de onder a genoemde stoffen: 0,001% (m/v) in water.
- e.
IJklijnen
Breng van de standaardoplossing resp. 5, 4, 3, 2 en 1 ml in een scheitrechter van 250 ml. Vul aan met water tot 50 ml. Voeg 5 ml 0,1 N zwavelzuur, 1 ml Azure A oplossing en 10 ml chloroform toe. Schud tenminste 2 min en laat goed ontmengen. Laat de chloroformlaag af in een konische kolf van 50 ml. Meet de extinctie van de oplossing bij 623 nm in een 1 cm cel ten opzichte van een reagentiablanco. Zet de verkregen waarden grafisch uit tegen de in bewerking genomen hoeveelheden anionactieve stof.
- f.
Uitvoering van de migratieproef
Breng zoveel materiaal als overeenkomt met tenminste 1,5 dm2 (stel b dm2) in contact met water. Gebruik daartoe één van de methoden beschreven in EN 1313039.. Voeg indien mogelijk per dm2 200 ml voorverwarmd water toe. Plaats het monster met simulant gedurende de voorgeschreven tijd in een ruimte bij de voorgeschreven temperatuur (zie Verordening (EU) nr. 10/2011). Schenk de simulant na afloop van de bewaarperiode af.
- g.
Bepaling van de anionactieve stoffen
Breng een geschikte hoeveelheid van het extract (stel d ml, 1-30 μg anionactieve stof bevattend) in een scheitrechter van 250 ml. Vul aan met water tot 50 ml en handel verder als onder e is beschreven. Bepaal met behulp van de ijklijn de hoeveelheid anionactieve stof.
- h.
Berekening
Stel, dat de hoeveelheid a mg is. Bereken hieruit de specifieke migratie Ms met de formule:
Ms = ((a * c)/(b*d)) mg / dm2
5.3.4.2. Migratie in vet
- a.
Inleiding
Met de hierna beschreven methode kan de migratie van de volgende stoffen in vetsimulant worden bepaald:
alkyl(C8-C18)benzeensulfonaten;
alkyl(C8-C18)sulfaten;
alkyl(C8-C18)sulfonaten;
dialkyl(C4-C14)sulfosuccinaten.
- b.
Beginsel
Een proefmonster wordt met de vetsimulant in contact gebracht. Na afloop van de bewaarperiode wordt de vetsimulant gescheiden van het proefmonster en verdund met cyclohexaan. De oplossing in cyclohexaan wordt uitgeschud met water. Aan de waterlaag wordt een oplossing van Azure A toegevoegd. Het met de anionactieve stof gevormde complex wordt uitgeschud met chloroform en kwantitatief bepaald door middel van spectrofotometrie.
- c.
Toestellen
- –
laboratoriumglaswerk en laboratoriumapparatuur; spoel alle glaswerk voor, eerst met verdund zwavelzuur, daarna met gedestilleerd of gedemineraliseerd water en daarna met absolute ethanol;
- –
migratiecel, zie EN 13130;
- –
spectrofotometer.
- d.
Reagentia
- –
vetsimulant: een synthetisch triglyceridenmengsel, b.v Miglyol, of een natuurlijke olie of vet waarin geen stoffen aanwezig zijn die de analyse storen, b.v. geraffineerd kokosvet;
- –
cyclohexaan p.a.;
- –
0,1 N zwavelzuur;
- –
chloroform p.a.;
- –
Azure A-oplossing: los 40 mg Azure A (7-dimethylamino-3-imino-3-Hfenothiazinehydrochloride) op in 5 ml 0,1 N zwavelzuur en verdun met water tot 100 ml;
- –
standaardoplossingen van de hiervoor genoemde stoffen: 0,005% (m/v) in water.
- e.
IJklijn
Breng van de standaardoplossingen resp. 5, 3, 1 en 0 ml in een scheitrechter van 250 ml. Vul aan met water tot 50 ml. Voeg 5 ml 0,1 N zwavelzuur, 1 ml Azure A-oplossing en 10 ml chloroform toe. Schud vervolgens tenminste 2 min en laat goed ontmengen. Laat de chloroformlaag af in een konische kolf van 100 ml. Meet de extinctie van de oplossing bij 623 nm in een 1 cm cel ten opzichte van een reagentiablanco. Zet de verkregen waarden grafisch uit tegen de in bewerking genomen hoeveelheden anionactieve stof.
- f.
Uitvoering van de migratieproef
Breng zoveel materiaal als overeenkomt met tenminste 2 dm2 (stel b dm2) in contact met voorverwarmde olie. Gebruik daartoe één van de methoden beschreven in EN 13130. Voeg indien mogelijk per dm2 maximaal 50 ml (stel c ml) voorverwarmde olie toe. Plaats het monster met simulant gedurende de voorgeschreven tijd in een ruimte bij de voorgeschreven temperatuur (zie Verordening (EU) nr. 10/2011). Schenk na afloop van de bewaarperiode de vetsimulant uit.
- g.
Bepaling van de anionactieve stoffen
Breng ca. 25 g (stel d g) van de vetsimulant in een scheitrechter van 250 ml. Voeg 250 ml cyclohexaan en 50 ml water toe. Schud 3 min en laat ontmengen. Laat de waterfase af in een konische kolf van 100 ml. Pipetteer 2 ml van de waterfase in een scheitrechter van 250 ml en handel verder als onder e is beschreven. Bepaal met behulp van de ijklijn de hoeveelheid anionactieve stof.
- h.
Berekening
Stel, dat de hoeveelheid a mg is. Bereken hieruit de specifieke migratie Ms met de formule:
Ms = ((25a * c)/(b * d)) mg / dm2
5.3.5. N,N-bis(2-hydroxyethyl)alkyl(C12-C18)amine
5.3.5.1. Migratie in waterige simulanten
- a.
Inleiding
Met de hierna beschreven methode kan de migratie van tertiaire alifatische aminen (TAA) met tenminste een alkylgroep met een ketenlengte C12 of hoger in water, 3% azijnzuur en 10% ethanol worden bepaald.
- b.
Beginsel
Een proefmonster wordt met 3% azijnzuur40. in contact gebracht. Na afloop van de bewaarperiode wordt een evenredig deel van de oplossing geschud met een oplossing van azijnzuuranhydride in 1,2-dichloorethaan om primaire en secundaire alifatische aminen door acetylering te maskeren. Vervolgens wordt de pH van de waterlaag op 11,5 gebracht en het mengsel wordt opnieuw geschud. Eventueel aanwezige quaternaire ammoniumverbindingen blijven in de waterlaag, de tertiaire alifatische aminen gaan volledig in de dichloorethaanlaag over. Deze laag wordt van de waterlaag gescheiden en vervolgens tezamen met een zuur reagerende oplossing van methyloranje geschud. Het gevormde TAA-methyloranjecomplex wordt in de dichloorethaanlaag kwantitatief bepaald met spectrofotometrie.
- c.
Toestellen
- –
laboratoriumglaswerk en laboratoriumapparatuur;
- –
migratiecel, zie EN 13130;
- –
spectrofotometer.
- d.
Reagentia
- –
0,01 M azijnzuuranhydride in 1,2-dichloorethaan;
- –
4,5 N natriumhydroxide;
- –
citraatfosfaatbuffer pH = 4; los 12,9 g citroenzuur-1aq en 13,7 g dinatriumwaterstoffosfaat-2aq op in 1 L water;
- –
methyloranje-oplossing: los 0,5 g methyloranje (natriumzout) op in 400 ml bufferoplossing en vul aan met water tot 1 L;
- –
standaardoplossing van N,N-bis(2-hydroxyethyl)alkyl(C12-C18)amine: 0,005% (m/v) in water;
- –
verdunde standaardoplossing van N,N-bis(2-hydroxyethyl)alkyl(C12-C18)amine: verdun 20 ml van de bovengenoemde standaardoplossing met water tot 100 ml.
- e.
IJklijn
Breng in zes scheitrechters van 250 ml met een pipet resp. 0, 1, 2, 4, 10 en 20 ml van de verdunde standaardoplossing. Vul met 3% azijnzuuroplossing aan tot 20 ml. Voeg met een pipet 10 ml 0,01M azijnzuuranhydride-oplossing in 1,2-dichloorethaan toe en schud het mengsel 10 min. Voeg dan 5 ml 4,5 N natriumhydroxide-oplossing toe en schud opnieuw 1 min. Laat ontmengen. Laat de dichloorethaanlaag kwantitatief af in een scheitrechter van 250 ml. Voeg 10 ml methyloranje-oplossing toe en schud 1 min. Laat ontmengen. Meet de extinctie van de dichloorethaanlaag bij 425 nm in een 1 cm cel ten opzichte van een reagentiablanco en zet de gemeten waarden grafisch uit tegen de in bewerking genomen hoeveelheden tertiaire amine.
- f.
Uitvoering van de migratieproef
Breng zoveel materiaal als overeenkomt met tenminste 2 dm2 (stel b dm2) in contact met 3% azijnzuur. Gebruik daartoe één van de methoden beschreven in EN 13130. Voeg, indien mogelijk, per 2 dm2 maximaal 60 ml (stel c ml) voorverwarmde 3% azijnzuuroplossing toe en sluit het bekerglas af. Plaats het monster met simulant gedurende de voorgeschreven tijd in een ruimte bij de voorgeschreven temperatuur (zie Verordening (EU) nr. 10/2011). Schenk de simulant na afloop van de bewaarperiode af.
- g.
Bepaling van N,N-bis(2-hydroxyethyl)alkyl(C12-C18)amine
Pipetteer 20 ml van de simulant in een scheitrechter van 250 ml en handel verder als onder e is beschreven. Bepaal met behulp van de ijkgrafiek de hoeveelheid tertiaire alifatische aminen.
- h.
Berekening
Stel, dat de hoeveelheid a mg is. Bereken hieruit de specifieke migratie Ms met de formule:
Ms = ((a * c)/20b) mg / dm2
5.3.5.2. Migratie in vet
- a.
Inleiding
Met de hierna beschreven methode kan de migratie van tertiaire alifatische aminen (TAA) met tenminste een alkylgroep met een ketenlengte C12 of hoger in vetsimulant worden bepaald.
- b.
Beginsel
Een proefmonster wordt met de vetsimulant in contact gebracht. Na afloop van de bewaarperiode wordt de vetsimulant gescheiden van het proefmonster en verdund met pentaan. De oplossing in pentaan wordt uitgeschud met water. Een deel van de waterige oplossing wordt geschud met een oplossing van azijnzuuranhydride in 1,2-dichloorethaan om primaire en secundaire alifatische aminen door acetylering te maskeren. Vervolgens wordt de pH van de waterlaag op 11,5 gebracht en het mengsel wordt opnieuw geschud. Eventueel aanwezige quaternaire ammoniumverbindingen blijven in de waterlaag, de tertiaire alifatische aminen gaan volledig in de dichloorethaanlaag over. Deze laag wordt van de waterlaag gescheiden en vervolgens tezamen met een zuur reagerende oplossing van methyloranje geschud. Het gevormde TAA-methyloranjecomplex wordt in de dichloorethaanlaag kwantitatief bepaald met spectrofotometrie.
- c.
Toestellen
- –
laboratoriumglaswerk en laboratoriumapparatuur;
- –
migratiecel, zie EN 13130;
- –
spectrofotometer.
- d.
Reagentia
- –
vetsimulant: een synthetisch triglyceridenmengsel, b.v Miglyol, of een natuurlijke olie of vet waarin geen stoffen aanwezig zijn die de analyse storen, b.v. geraffineerd kokosvet;
- –
n-pentaan;
- –
0,01 M azijnzuuranhydride in 1,2-dichloorethaan;
- –
4,5 N natriumhydroxide;
- –
citraat-fosfaatbuffer pH = 4: los 12,9 g citroenzuur-1aq en 13,7 g dinatriumwaterstoffosfaat-2aq op in 1 L water;
- –
methyloranje-oplossing: los 0,5 g methyloranje (natriumzout) op in 400 ml bufferoplossing en vul met water aan tot 1 L;
- –
standaardoplossing van N,N-bis(2-hydroxyethyl)alkyl(C12-C18)amine: 0,2% (m/v) in aceton.
- e.
IJklijn
Breng in zes scheitrechters van 250 ml 20 g vetsimulant en resp. 0, 0,1, 0,2, 0,4, 0,6 en 0,8 ml van de standaardoplossing. Verdun de vetsimulant met 40 ml pentaan. Schud de oplossing in pentaan viermaal uit met 20 ml water. Filtreer de waterlagen door een trechter voorzien van een kleine wattenprop in een maatkolf van 100 ml. Vul aan met water en meng. Pipetteer 20 ml van het extract in een scheitrechter van 250 ml. Voeg met een pipet 10 ml 0,01 M azijnzuuranhydride-oplossing in 1,2-dichloorethaan toe en schud het mengsel 10 min. Voeg dan 5 ml 4,5 N natriumhydroxide-oplossing toe en schud opnieuw 1 min. Laat ontmengen. Laat de dichloorethaanlaag kwantitatief af in een scheitrechter van 250 ml. Voeg 10 ml methyloranje-oplossing toe en schud 1 min. Laat ontmengen. Meet de extinctie van de dichloorethaanlaag bij 425 nm in een 1 cm cel ten opzichte van een reagentiablanco en zet de gemeten waarden grafisch uit tegen de in bewerking genomen hoeveelheden tertiaire amine.
- f.
Uitvoering van de migratieproef
Breng zoveel materiaal als overeenkomt met tenminste 2 dm2 (stel b dm2) in contact met voorverwarmde olie. Gebruik daartoe één van de methoden beschreven in EN 13130. Voeg indien mogelijk per dm2 50 ml voorverwarmde olie toe. Plaats het monster met simulant gedurende de voorgeschreven tijd in een ruimte bij de voorgeschreven temperatuur (zie Verordening (EU) nr. 10/2011). Schenk na afloop van de bewaarperiode de vetsimulant over in een scheitrechter van 250 ml.
- g.
Bepaling van N,N-bis(2-hydroxyethyl)alkyl(C12-C18)amine
Voeg aan de vetsimulant in de scheitrechter 400 ml pentaan toe en meng. Schud het mengsel vier maal uit met 20 ml water. Filtreer de waterlagen door een trechter voorzien van een kleine wattenprop in een maatkolf van 100 ml. Vul aan met water en meng. Handel verder als onder e is beschreven. Bepaal de hoeveelheid N,N-bis(2-hydroxyethyl)alkyl(C12-C18)amine met behulp van de ijkgrafiek.
- h.
Berekening
Stel, dat deze hoeveelheid a mg is. Bereken hieruit de specifieke migratie Ms van N,N-bis(2-hydroxyethyl)alkyl(C12-C18)amine met de formule:
Ms = (5a/b) mg / dm2
5.3.6. Kleurstoffen – filtreerpapierproef
5.3.6.1. Specificatie
Met kleurstoffen of pigmenten gekleurde verpakkingen of gebruiksartikelen mogen in de filtreerpapierproef geen kleurverschil ten opzichte van de blanco opleveren.
5.3.6.2. Uitvoering van de bepaling met 3% azijnzuur
Breng in een exsiccator zoveel 3% azijnzuur, dat de bodem volledig bedekt is. Plaats de exsiccator in een ruimte met een temperatuur van 40 ± 2°C. Verzadig een strook filtreerpapier (voor kwalitatieve analyse, middelsnel) van 5 x 2 cm met 3% azijnzuur en leg het strookje op een vlak stuk verpakkingsmateriaal of gebruiksartikel van 9 x 6 cm. Bedek het strookje met een glasplaat van 9 x 6 cm en plaats hierop een gewicht van 0,1 kg. Breng op dezelfde wijze, als blanco, een met 3% azijnzuur bevochtigd strookje filtreerpapier tussen twee glasplaten en plaats beide pakketten 5 uur in de op temperatuur gebrachte exsiccator. Neem daarna beide strookjes filtreerpapier uit de exsiccator en droog ze bij ongeveer 40 °C. Er mag geen kleurverschil tussen beide stroken waarneembaar zijn. Indien geen vlak stuk verpakkingsmateriaal of gebruiksvoorwerp beschikbaar is, handelt men als volgt:
Breng een strook filtreerpapier van geschikte grootte (10 à 15 cm2), dat verzadigd is met 3% azijnzuur, op het oppervlak van het verpakkingsmateriaal of gebruiksvoorwerp. Leg er een stuk aluminiumfolie overheen zodanig, dat het aan alle zijden ongeveer 0,5 cm over het filtreerpapier uitsteekt. Kleef de aluminiumfolie vast met kleurloos plakband en handel verder als hiervoor beschreven.
5.3.6.3. Uitvoering van de bepaling met vet(simulant)
Gebruik kleurloze arachide-olie, kokosolie, zonnebloemolie, olijfolie of Miglyol. Handel op dezelfde wijze als onder 5.3.6.2 is beschreven, met dien verstande dat het filtreerpapier wordt verzadigd met vet(simulant) en er geen vet(simulant) in de exsiccator behoeft te worden gebracht. Het drogen van de strookjes filtreerpapier na afloop van de contactperiode kan achterwege blijven.
5.3.7. Afgifte van N-nitrosaminen en N-nitroseerbare verbindingen door spenen en fopspenen van elastomeer of rubber
(basisvoorschrift)
- a.
speekselsimulant
De speekselsimulant wordt verkregen door 4,2 g natriumbicarbonaat (NaHCO3), 0,5 g natriumchloride (NaCl), 0,2 g kaliumcarbonaat (K2CO3) en 30 mg natriumnitriet (NaNO3) op te lossen in 1 L gedestilleerd water of water van gelijkwaardige kwaliteit. De pH van de oplossing dient gelijk te zijn aan 9.
- b.
proefomstandigheden
Proefmonsters die uit een voldoende aantal spenen of fopspenen van eenzelfde partij zijn verkregen worden 24 uur bij een temperatuur van 40±2°C in de speekselsimulant ondergedompeld.
- c.
bepaling van N-nitrosaminen
De afgifte van N-nitrosaminen wordt bepaald in een evenredig deel van elke volgens b verkregen oplossing. De N-nitrosaminen worden uit de oplossing geëxtraheerd met nitrosamine-vrije dichloormethaan (DCM) en vervolgens kwantitatief bepaald door middel van gaschromatografie.
- d.
bepaling van N-nitroseerbare verbindingen
De afgifte van N-nitroseerbare verbindingen wordt bepaald in een tweede evenredig deel van elke volgens b verkregen oplossing. De nitroseerbare verbindingen worden omgezet in N-nitrosaminen door de oplossing aan te zuren met zoutzuur. De N-nitrosaminen worden uit de oplossing geëxtraheerd met nitrosamine-vrije dichloormethaan (DCM) en vervolgens kwantitatief bepaald door middel van gaschromatografie.
6. Sensorisch onderzoek
- a.
Doel en toepassingsgebied
De methode dient om vast te stellen of door het gebruik van een verpakkingsmateriaal of gebruiksartikel, hierna te noemen ‘materiaal’, de smaak of geur van de waar die daarmee in contact41. wordt gebracht, op onaanvaardbare wijze42. wordt veranderd. De methode is in beginsel toepasbaar op alle mogelijke combinaties van materiaal en eet- of drinkwaar. Het voorschrift is echter in algemene termen gesteld. In specifieke gevallen kan het nodig zijn aanvullende aanwijzingen in het voorschrift op te nemen.
- b.
Beginsel
Een hoeveelheid van de eet- of drinkwaar wordt gedurende een vastgestelde tijd bij een vastgestelde temperatuur met het materiaal in contact gebracht. Na afloop van de bewaarperiode wordt de smaak of de geur van de waar door een aantal proevers vergeleken met de smaak of de geur van een hoeveelheid van de waar die niet met het materiaal in contact is geweest, maar wel onder gelijke omstandigheden is bewaard. De vergelijking vindt plaats door middel van een uitgebreide driehoekstoets. In deze toets worden aan elke proever drie porties van de waar gelijktijdig aangeboden. Van de drie porties zijn er twee identiek en afkomstig hetzij uit het analysemonster hetzij uit het controlemonster. De proevers wordt in de eerste plaats gevraagd aan te geven welke twee porties, wat smaak of geur betreft, het meest op elkaar lijken en vervolgens hoe groot het verschil in smaak of geur tussen deze twee en de derde is. Tenslotte moeten zij, als zij een afwijking aan één van beide partijen constateren, proberen de aard van de afwijking te omschrijven. De gegevens van de eigenlijke driehoekstoets worden statistisch bewerkt en vervolgens wordt, op basis van de uitkomst van die bewerking en van de opmerkingen over de grootte van het verschil en de aard van de afwijking, vastgesteld of er, uit sensorisch oogpunt, bezwaar bestaat tegen het gebruik van het materiaal in contact met eet- en drinkwaren.
- c.
Omschrijving van begrippen
De in het kader van het onderzoek belangrijke begrippen zijn als volgt gedefinieerd:
proefmateriaal: te beoordelen verpakkingsmateriaal of gebruiksartikel
proefmonster: het deel van het proefmateriaal, dat voor de sensorische beoordeling wordt gebruikt
proefstuk: het deel van het proefmonster dat met de eet- of drinkwaar in contact wordt gebracht
proefwaar: de bij de sensorische beoordeling van het proefmateriaal gebruikte eet- of drinkwaar
analysemonster: de hoeveelheid van de proefwaar die onder vastgestelde omstandigheden met het proefstuk in contact is geweest
controlemonster: een gelijke hoeveelheid van de proefwaar die niet met het proefmateriaal in contact is geweest maar wel onder dezelfde omstandigheden is bewaard.
- d.
Benodigdheden
proevers: het panel dat de driehoekstoets moet uitvoeren moet tenminste uit negen en ten hoogste uit 18 personen bestaan. Een gelijk aantal mannen en vrouwen is gewenst. De leden van het panel dienen ervaring in de beoordeling van de smaak of geur volgens de hier beschreven procedure te hebben.
proeflokaal: een ruimte die vrij is van geuren die het resultaat van de sensorische beoordeling kunnen beïnvloeden
bewaarglazen: bijvoorbeeld exsiccatoren of weckglazen van geschikte grootte
aluminiumfolie: niet van een deklaag voorzien en vetvrij
petrischalen: van glas, 8 x 2 cm
bestek: van roestvrij staal.
NB. Het glaswerk, de aluminiumfolie en het bestek dienen vrij van geur te zijn.
- e.
Bemonstering
Verwijder, alvorens een proefmonster uit een stapel of van een rol proefmateriaal te nemen, altijd tenminste vijf lagen. Neem het monster, als het proefmateriaal in een doos is verpakt, bij voorkeur uit het binnenste van de doos en als het uit een lopende productie moet worden genomen, nadat tenminste 20 eenheden zijn gepasseerd.
Bewaar de proefmonsters, als de sensorische beoordeling niet dadelijk kan worden uitgevoerd, in goed afsluitbare glazen potten (weckglazen) of in dichtgevouwen aluminiumfolie.
- f.
Werkwijze
- 1.
Bereiding van analyse- en controlemonsters
Breng een geschikt proefstuk43. op een op de praktijk afgestemde wijze in contact met een geschikte hoeveelheid proefwaar en plaats de zo gevormde eenheid in een exsiccator of weckglas van geschikte grootte. Breng vervolgens een gelijke hoeveelheid proefwaar in een afsluitbare glazen pot of in aluminium folie en plaats de pot/het pakje in een tweede exsiccator of weckglas. Laat de bewaarglazen met inhoud onder aan de praktijk ontleende omstandigheden wat betreft tijd en temperatuur staan, zonodig in het donker.
- 2.
Uitvoering van de driehoekstoets
Voer de driehoekstoets uit in het proeflokaal, onder omstandigheden die voor alle proevers zoveel mogelijk gelijk zijn. Laat 18 driehoeken beoordelen, twee per persoon bij negen proevers en één per persoon bij achttien proevers. In verband met mogelijk optredende vermoeidheid van de proevers verdient een panel van achttien personen de voorkeur.
- –
opstelling van de driehoeken
Schik telkens drie petrischalen naast elkaar. Merk de schalen – te beginnen met de linker schaal van het eerste drietal, dan de middelste, dan de rechter, dan de linker schaal van het tweede drietal, etc. – met een uit drie cijfers bestaande code welke is ontleend aan de in bijlage 1 gegeven lotingstabel voor cijfercodes.
Ga daarbij als volgt te werk:
- –
Kies in de tabel een cijfercode en ken deze code aan de eerste petrischaal toe. Kies vervolgens, uitgaande van de eerste cijfercode, een richting in de tabel en neem langs die richting de cijfercodes voor de andere petrischalen.
- –
Zijn de cijfercodes op een bepaalde regel in de tabel verbruikt, neem dan de codes op de volgende regel in dezelfde richting. Bepaal, als alle schaaltjes van een cijfercode zijn voorzien, met behulp van een willekeurig uit bijlage 2 gekozen gebalanceerd schema van achttien combinaties, in welke schalen een analyse monster (A) en in welke een controle monster (B) moet worden gebracht.
- –
Registreer de cijfercode van de schaaltjes en de corresponderende letteraanduidingen van de analyse- of controlemonsters op een formulier volgens bijlage 3.
- –
Breng vervolgens, aan de hand van de zo verkregen indeling, een geschikte hoeveelheid analyse- of controlemonster in de schaaltjes
- –
instructie van de proevers
Laat de proevers de monsters altijd in dezelfde volgorde proeven, te beginnen met, bijvoorbeeld, het monster in het linker schaaltje. Terugproeven is echter toegestaan.
Vraag de proevers om op een formulier volgens bijlage 4, door middel van de betreffende cijfercodes, aan te geven:
- –
welke twee monsters, wat smaak of geur betreft, het meest op elkaar lijken
- –
of het verschil in smaak of geur tussen deze twee monsters en het derde klein, matig groot of groot is
- –
of één van beide partijen afwijkend van smaak of geur is en zo ja, welke partij dat is, alsmede wat de aard van de afwijking is.
- 3.
Verwerking van de resultaten
Geef op elk van de ingevulde formulieren volgens bijlage 4 en vervolgens op het formulier volgens bijlage 3 aan of de door de proever aangegeven combinatie goed of fout was. Stel vervolgens met behulp van onderstaande tabel vast of bij het statistisch significantieniveau van 5% de smaak of geur van het analysemonster verschilt van die van het controlemonster.
TABEL Minimumaantal leden van het panel, dat de toets of toetsen correct moet hebben beantwoord om te mogen concluderen dat er op het significantieniveau van 5% verschil in smaak of geur tussen het analysemonster en het controlemonster bestaat.
N
Nm
9
4
18
10
N: totaal aantal proevers
Nm: minimum aantal proevers, dat in geval van een 9-persoons panel beide toetsen, resp. ingeval van een 18-persoons panel de toets correct moet hebben beantwoord.
- g.
Beoordeling van het materiaal
Een materiaal wordt geacht de eet- of drinkwaar die daarmee in contact komt voor wat smaak of geur betreft op onaanvaardbare wijze te veranderen als blijkt dat:
- –
er op het statistisch significantieniveau van 5% verschil in smaak of geur tussen het analysemonster en het controlemonster is.
- –
het verschil door het merendeel van de proevers die de hun aangeboden combinatie(s) goed hebben aangegeven als matig groot of groot wordt aangemerkt.
- –
de opmerkingen omtrent de aard van de afwijking – ook weer uitsluitend van de proevers die de combinatie(s) goed hebben aangegeven – die in het kader van het onderzoek relevant zijn.
Het verpakkingsmateriaal c.q. gebruiksartikel is dan niet geschikt voor het beoogde doel. Is er aan een of meer van de bovenstaande criteria niet voldaan, dan wordt het materiaal geacht de smaak of geur van de eet- of drinkwaar niet of niet op onaanvaardbare wijze te veranderen. In dat geval bestaat er tegen het gebruik van het verpakkingsmateriaal c.q. gebruiksartikel geen bezwaar.
Bijlage 1. Sensorische beoordeling van verpakkingsmateriaal en gebruiksartikelen
887 | 308 | 883 | 009 | 140 | 014 | 439 | 315 | 799 | 024 | 021 | 185 | 400 | 945 | 654 | 619 |
288 | 033 | 978 | 120 | 040 | 740 | 624 | 173 | 577 | 570 | 300 | 731 | 384 | 559 | 626 | 206 |
822 | 050 | 609 | 711 | 600 | 437 | 136 | 451 | 155 | 395 | 883 | 597 | 913 | 175 | 446 | 722 |
348 | 570 | 056 | 357 | 216 | 024 | 821 | 374 | 691 | 353 | 518 | 505 | 177 | 250 | 711 | 872 |
093 | 645 | 240 | 293 | 912 | 980 | 088 | 963 | 726 | 393 | 985 | 305 | 931 | 682 | 677 | 568 |
150 | 476 | 172 | 402 | 739 | 319 | 140 | 069 | 257 | 923 | 909 | 633 | 150 | 470 | 986 | 545 |
391 | 064 | 301 | 134 | 567 | 413 | 311 | 700 | 232 | 409 | 239 | 476 | 121 | 464 | 129 | 385 |
033 | 920 | 563 | 671 | 895 | 294 | 613 | 577 | 762 | 544 | 712 | 594 | 991 | 604 | 941 | 883 |
590 | 059 | 365 | 746 | 078 | 282 | 616 | 545 | 697 | 085 | 757 | 475 | 479 | 496 | 679 | 308 |
205 | 510 | 393 | 657 | 980 | 932 | 186 | 465 | 026 | 690 | 727 | 254 | 334 | 794 | 646 | 833 |
892 | 085 | 663 | 526 | 269 | 169 | 641 | 454 | 670 | 856 | 517 | 762 | 243 | 117 | 586 | 078 |
908 | 650 | 736 | 955 | 382 | 711 | 126 | 754 | 376 | 788 | 825 | 467 | 882 | 021 | 765 | 100 |
559 | 536 | 677 | 309 | 583 | 087 | 681 | 077 | 693 | 277 | 648 | 844 | 488 | 230 | 437 | 021 |
305 | 685 | 986 | 143 | 025 | 950 | 176 | 070 | 136 | 032 | 926 | 468 | 554 | 192 | 584 | 090 |
613 | 746 | 999 | 331 | 630 | 929 | 271 | 970 | 091 | 410 | 699 | 484 | 755 | 131 | 595 | 720 |
456 | 527 | 209 | 133 | 266 | 379 | 932 | 929 | 850 | 054 | 376 | 394 | 927 | 201 | 645 | 387 |
354 | 115 | 662 | 811 | 922 | 733 | 839 | 739 | 958 | 130 | 073 | 043 | 659 | 332 | 626 | 343 |
083 | 801 | 786 | 358 | 189 | 277 | 468 | 387 | 529 | 571 | 240 | 050 | 346 | 553 | 656 | 653 |
200 | 928 | 817 | 933 | 281 | 942 | 024 | 033 | 055 | 275 | 142 | 770 | 873 | 365 | 716 | 396 |
452 | 329 | 968 | 059 | 832 | 969 | 640 | 530 | 080 | 719 | 711 | 007 | 718 | 553 | 127 | 913 |
064 | 843 | 309 | 880 | 068 | 429 | 586 | 365 | 060 | 927 | 687 | 170 | 377 | 145 | 731 | 969 |
880 | 268 | 713 | 048 | 480 | 584 | 025 | 233 | 270 | 589 | 576 | 161 | 403 | 841 | 957 | 989 |
328 | 872 | 957 | 680 | 054 | 705 | 880 | 092 | 382 | 765 | 225 | 401 | 174 | 258 | 189 | 239 |
423 | 148 | 749 | 096 | 000 | 917 | 388 | 690 | 963 | 867 | 402 | 464 | 071 | 012 | 921 | 502 |
704 | 841 | 327 | 970 | 010 | 449 | 913 | 576 | 999 | 438 | 164 | 514 | 090 | 560 | 469 | 975 |
Bijlage 2. Sensorische beoordeling van verpakkingsmateriaal en gebruiksartikelen
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
01 ABB | 01 BAA | 01 BAA | 01 AAB | 01 AAB | 01 BAB | 01 AAB | 01 ABA |
02 BAA | 02 AAB | 02 AAB | 02 ABA | 02 ABB | 02 BBA | 02 BAB | 02 BBA |
03 BAA | 03 BBA | 03 BAB | 03 BAA | 03 BAA | 03 ABB | 03 BBA | 03 BAB |
04 ABB | 04 BAB | 04 AAB | 04 ABB | 04 BAB | 04 ABA | 04 BBA | 04 BBA |
05 BBA | 05 ABA | 05 ABB | 05 ABB | 05 ABB | 05 ABA | 05 ABA | 05 BAA |
06 ABA | 06 AAB | 06 BBA | 06 BAA | 06 ABA | 06 BAA | 06 BAA | 06 BAB |
07 ABA | 07 BAB | 07 ABB | 07 ABA | 07 AAB | 07 BAA | 07 ABB | 07 BAA |
08 BAA | 08 ABB | 08 ABB | 08 BAB | 08 BAA | 08 BAB | 08 BAB | 08 AAB |
09 BAB | 09 BAA | 09 AAB | 09 BAA | 09 BAB | 09 AAB | 09 ABA | 09 BAB |
10 BAB | 10 BBA | 10 ABA | 10 BBA | 10 AAB | 10 AAB | 10 BBA | 10 AAB |
11 AAB | 11 BAA | 11 BAA | 11 ABB | 11 BAA | 11 BBA | 11 AAB | 11 ABB |
12 BBA | 12 ABB | 12 BAA | 12 BBA | 12 BBA | 12 ABB | 12 BAA | 12 BBA |
13 AAB | 13 ABB | 13 BBA | 13 ABA | 13 BBA | 13 BBA | 13 BAB | 13 AAB |
14 ABA | 14 ABA | 14 BAB | 14 AAB | 14 ABA | 14 BAB | 14 ABB | 14 BAA |
15 AAB | 15 BBA | 15 BBA | 15 BAB | 15 ABB | 15 ABA | 15 ABA | 15 ABA |
16 ABB | 16 AAB | 16 ABA | 16 AAB | 16 BBA | 16 ABB | 16 ABB | 16 ABA |
17 BAB | 17 BAB | 17 BAB | 17 BBA | 17 BAB | 17 AAB | 17 BAA | 17 ABB |
18 BBA | 18 ABA | 18 ABA | 18 BAB | 18 ABA | 18 BAA | 18 AAB | 18 ABB |
Bijlage 3. Sensorische beoordeling van verpakkingsmateriaal en gebruiksartikelen
Resultaat van de driehoekstoets
driehoekstoets nr: | datum: | analyse nr: |
proefmateriaal: | schema nr: | |
proefwaar: | tijd-temperatuur: |
driehoek | cijfercode | combinatie | afwijkende | aanduiding | verschil | |||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
nummer | monster | goed | fout | k | m | g | ||
.. | .../.../... | ././. | ... | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
.. | .../.../... | ././. | ... | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
.. | .../.../... | ././. | ... | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
.. | .../.../... | ././. | ... | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
.. | .../.../... | ././. | ... | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
.. | .../.../... | ././. | ... | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
.. | .../.../... | ././. | ... | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
.. | .../.../... | ././. | ... | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
.. | .../.../... | ././. | ... | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
.. | .../.../... | ././. | ... | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
.. | .../.../... | ././. | ... | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
.. | .../.../... | ././. | ... | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
.. | .../.../... | ././. | ... | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
.. | .../.../... | ././. | ... | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
.. | .../.../... | ././. | ... | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
.. | .../.../... | ././. | ... | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
.. | .../.../... | ././. | ... | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
.. | .../.../... | ././. | ... | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
totaal |
CONCLUSIE:
Bijlage 4. Sensorische beoordeling van verpakkingsmateriaal en gebruiksartikelen
Proeverformulier
driehoek nr: | rangschikking: .../.../... | proever: | |
proefwaar: | datum: | analyse nr: | |
– | van de drie u aangeboden monsters zijn er twee uit dezelfde partij afkomstig. Geef door middel van de cijfercodes aan welke twee monsters, wat smaak of geur betreft, het meest op elkaar lijken: | ||
... en ... | |||
– | geef de grootte van het verschil tussen deze twee monsters en het derde aan: | ||
klein: 0 | matig groot: 0 | groot: 0 | |
– | vindt u één monster of de beide andere afwijkend van geur of smaak, probeer dan de aard van de afwijking aan te geven: | ||
monster... ruikt of smaakt naar: | |||
resp. | |||
monsters .../... ruiken of smaken naar: | |||
Niet in te vullen door de proever: | |||
aanduiding: | goed: 0 | fout: 0 |
Hoofdstuk II. Onderzoek van grond- en hulpstoffen
1. Absorptie van ultraviolet licht door vaste paraffinen en microkristallijne paraffinen
- a.
Inleiding
Deze methode is bedoeld voor het bepalen van sporen van polycyclische aromatische koolwaterstoffen in paraffinen en microkristallijne paraffinen die in aanraking komen met eet- en drinkwaren. Deze paraffinen zijn uit aardolie afkomstige mengsels van vaste koolwaterstoffen (een geringe hoeveelheid vloeibare koolwaterstoffen bevattend), onder meer bestemd om te worden gebruikt in de verpakking van eet- en drinkwaren.
- b.
Beginsel
De werkwijze omvat in principe twee fasen, te weten: fase A en fase B.
- –
fase A
Een oplossing van het paraffinemonster in isooctaan wordt bij 90 °C aan een drievoudige extractie met een mengsel van dimethylsulfoxide en orthofosforzuur (4:1, v/v) onderworpen teneinde de polycyclische aromatische koolwaterstoffen af te zonderen. Elk extract wordt bij kamertemperatuur driemaal gewassen met isooctaan. De gewassen extracten worden samengevoegd en gecentrifugeerd om eventuele gedispergeerde paraffinedeeltjes te verwijderen. Aangezien dimethylsulfoxide in het golflengtengebied tot 300 nm absorbeert, wordt het extract met water verdund en vervolgens verscheidene malen met isooctaan geëxtraheerd. De UV-extinctie van deze isooctaanoplossing wordt onder bepaalde voorgeschreven omstandigheden gemeten. Indien de UV-extinctie per cm optische weglengte aan de volgende specificatie voldoet, wordt de paraffine goedgekeurd.
golflengte(nm)
extinctie/cm optische weglengte
280 – 289 nm
ten hoogste 0,15
290 – 299 nm
ten hoogste 0,12
300 – 359 nm
ten hoogste 0,08
360 – 400 nm
ten hoogste 0,02
Indien de gevonden extincties hoger zijn dan de voorgeschreven grenzen, moet de analyse met fase B worden voortgezet.
- –
fase B
De oplossing wordt nogmaals geconcentreerd en vervolgens met natriumtetrawaterstofboraat behandeld ter verwijdering van heteroverbindingen. Na verwijdering van de overmaat natriumtetrawaterstofboraat wordt de oplossing gepercoleerd door een chromatografiekolom met een speciaal adsorptiemiddel. De polycyclische aromatische koolwaterstoffen worden uit de kolom teruggewonnen en het UV-absorptiespectrum van dit eindextract wordt gemeten. Wanneer de extinctie per cm optische weglengte de onder fase A vermelde grenzen nog steeds overschrijdt, wordt de paraffine afgekeurd.
- c.
Toestellen
- –
scheitrechters
- –
van borosilicaat glas, voorzien van normaalslijpstukken en stoppen en PTFE kranen. Inhoud 500, 1.000 en 2.000 ml
- –
van borosilicaat glas, voorzien van normaalslijpstukken 24/29 en stoppen en PTFE kranen. Inhoud 250 ml
- –
van borosilicaat glas, voorzien van normaalslijpstukken 19/26 en stoppen en PTFE kranen. Inhoud 100 ml
- –
apparatuur voor het isoleren van polycyclische aromatische koolwaterstoffen, zie Fig. 1.1
- –
chromatografiekolom, lengte 180 mm, inw. diam. 17,5 ± 0,1 mm, voorzien van een poreus grof gesinterd glazen plaatje, een PTFE kraan met afgeschuind uitstroombuisje en aan het boveneinde een normaalslijpstuk 29/32 met glazen haakjes
- –
bolvormig voorraadvat van borosilicaat glas, inhoud 500 ml, voorzien van normaalslijpstukken 29/32, een kern onderaan en een mantel bovenaan, beide voorzien van glazen haakjes
- –
een normaalslijpstuk 29/32 met glazen haakjes voor het inleiden van een stikstofstroom in het voorraadvat
Figuur 1.1. Apparatuur voor het chromatografisch scheiden van polycyclische aromatische koolwaterstoffen.
- –
apparatuur voor het zuiveren van isooctaan, zie Fig. 1.2
- –
chromatografiekolom, lengte ca. 1.200 mm, inw. diam. 50 mm, voorzien van een PTFE kraan en aan het boveneinde van een zijbuis voor de overloop
- –
een bolvormig vat van borosilicaat glas, aan de onderzijde voorzien van een PTFE kraan, door middel van een normaalslijpstuk 29/32 met glazen haakjes en aan de bovenzijde via een normaalslijpstuk 29/32 verbonden met een haakse buis voor drukegalisatie tussen kolom en voorraadvat
Figuur 1.2. Apparatuur voor het zuiveren van iso-octaan
- –
indampkolven, van borosilicaatglas, voorzien van normaalslijpstukken 29/32 en stoppen. Inhoud 250 en 500 ml
- –
apparatuur voor het afmeten van natriumtetrawaterstofboraat, maatglaasjes met kleine glazen handgrepen, inhoud overeenkomend met 0,3 g natriumtetrawaterstofboraat
- –
maatkolven, inhoud 25 ml, voorzien van stoppen
- –
apparatuur voor de reactie met natriumtetrawaterstofboraat
- –
rechte koeler, lengte 500 mm, voorzien van normaalslijpstukken 29/32
- –
droogbuis voor aansluiting op de koeler, voorzien van een normaalslijpstuk 29/32
- –
destilleerapparatuur voor oplosmiddelen
- –
thermostatisch geregelde verwarmingsmantel voor rondbodemkolven met een inhoud van 2.000 ml
- –
rondbodemkolven van borosilicaat glas, inhoud 2000 ml, met normaalslijpstuk 29/32
- –
fractioneerkolom van het vigreux-type, lengte 800 mm, diam. 30 mm, aan de onderzijde voorzien van een normaalslijpstuk 29/32 en aan de bovenzijde van een slijpstuk voor het aanbrengen van een thermometer
- –
thermometer met slijpstuk bestemd voor bovengenoemde kolom
- –
spiraalkoeler bestemd voor bovengenoemde kolom
- –
automatische destilleerapparatuur voor dubbelgedestilleerd water
- –
verwarmingsmantel voor het smelten van paraffine, konisch, met zijopening, bestemd voor gebruik met scheitrechters van 500 ml
- –
apparatuur voor het activeren van de adsorptiemiddelen
- –
zeven met een maaswijdte van 60 en 180 mesh
- –
mortier
- –
glazen plaat voor het droogproces
- –
oven geschikt voor temperaturen tot 200 °C
- –
filtreertrechters
- –
büchner filtreertrechters van porselein, diam. 120 mm
- –
büchner filtreertrechters van glas, met gesinterd glazen plaatje, type Jena G/1 of 17D/1
- –
büchner filtreertrechter als bovenstaand, voorzien van normaalslijpstuk 25/29 met op hetzelfde slijpstuk een zijbuis voor vacuüm
- –
kleine konische filtreertrechters van glas, met gesinterde glazen plaatjes, voor snelfiltreren, type G/1 of een gelijkwaardig type
- –
roterende vacuümverdamper
- –
stikstof onder druk in cilinders, zuurstofgehalte minder dan 100 ppm (v/v), cilinder voorzien van reduceerventiel
- –
spectrofotometer
- –
golflengtenbereik 220–400 nm, met een speciale spleetbreedte van 2 nm of minder. Het apparaat dient tevens aan de volgende eisen te voldoen:
- –
dupliceerbaarheid van de extinctie: ± 0,01 bij een extinctie van 0,4
- –
nauwkeurigheid van de extinctie: ± 0,05 bij een extinctie van 0,4
- –
dupliceerbaarheid van de golflengte: ± 0,2 nm
- –
nauwkeurigheid van de golflengte: ± 1,0 nm
- –
kwartscuvetten, met de volgende optische weglengten:
- –
± 1,000 cm ± 0,005 cm
- –
± 5,000 cm + 0,005 cm
- –
laboratoriumcentrifuge, toerental 2000 omw/min, voorzien van glazen centrifugebuizen met een inhoud van 250 ml.
- d.
Reagentia en zuivering van reagentia en hulpstoffen
- –
isooctaan (2,2,4-trimethylpentaan), voor spectrofotometrie. Indien nodig te zuiveren door percoleren door een kolom van geactiveerde silicagel, totdat de extinctie per cm optische weglengte bij 220 nm minder dan 0,10 bedraagt
- –
benzeen p.a., voor gebruik te destilleren
- –
aceton p.a., indien nodig te zuiveren door onder terugvloeikoeling te koken met kaliumpermanganaat, gevolgd door destillatie. De fractie tussen 5% en 95% dient te worden opgevangen
- –
10% benzeen in isooctaan: 50 ml benzeen toevoegen aan 450 ml isooctaan en mengen
- –
20% benzeen in isooctaan: 50 ml benzeen toevoegen aan 200 ml isooctaan en mengen
- –
aceton-benzeen-watermengsel: 20 ml water toevoegen aan 380 ml aceton en mengen met 200 ml benzeen
- –
n-hexadecaan, 99%, vrij van alkenen, indien nodig te zuiveren door percoleren door een kolom van geactiveerde silicagel, gevolgd door vacuümdestillatie. Vang die fracties op welke een extinctie per cm optische weglengte bij 220 nm hebben van minder dan 0,10
- –
methanol p.a., indien nodig te zuiveren door middel van destillatie
- –
dimethylsulfoxide (DMSO) voor spectrofotometrie, watergehalte ten hoogste 0,10%, bepaald volgens Karl Fischer, of met een beginvriespunt van tenminste 18,3 °C. De extinctie van DMSO wordt gemeten in een cuvet met een optische weglengte van 1 cm ten opzichte van gedestilleerd water, nadat de DMSO in de cuvet 15 min lang is gezuiverd van zuurstof door een kleine stroom stikstof door te leiden. De extinctie mag de volgende waarden niet overschrijden:
golflengte (nm)
extinctie/cm optische weglengte
261,5
1,00
264
0,64
270
0,19
275
0,07
280
0,03
300
0,010
De extinctiecurve mag in het golflengtengebied 280–400 nm geen onregelmatigheden vertonen. Indien nodig kan het DMSO volgens de methode beschreven in Bijlage 1 van deze paragraaf worden gezuiverd. Het DMSO dient in een donkergekleurde glazen fles te worden bewaard. Wegens de hygroscopische aard van DMSO dient overmatige blootstelling aan lucht te worden vermeden. Contact met metalen dient ook te worden vermeden, omdat DMSO met sommige metalen, bijvoorbeeld koper, reageert in aanwezigheid van lucht
- –
orthofosforzuur, 85% zuiver
- –
natriumtetrawaterstofboraat, 98% zuiver
- –
magnesiumoxide, 60–180 mesh, Sea Sorb 4344. of een gelijkwaardig type, gezuiverd als volgt: Was het adsorptiemiddel met 300 ml benzeen, dat vervolgens door vacuümfiltratie wordt afgescheiden. Droog het magnesiumoxide in een oven bij 100 °C. Breng vervolgens 100 g van het oxide in een groot bekerglas tezamen met 700 ml dubbelgedestilleerd water om een fijne pasta te verkrijgen. Verwarm de pasta 30 min op een waterbad; roer daarbij zo nu en dan teneinde het adsorptiemiddel volledig te bevochtigen. Filtreer af onder vacuüm door een büchnertrechter met een geschikte diameter en met filtreerpapier Schleicher en Schuell No. 597* of een gelijkwaardige soort papier. Zuig het magnesiumoxide af tot het droog is. Breng het adsorptiemiddel op een glazen plaat. Maak de grove delen fijn met een schone spatel en spreid het materiaal in een 1 à 2 cm dikke laag uit. Droog 24 uur in een oven bij 160 °C. Wrijf het magnesiumoxide in een mortier tot poeder. Zeef het poedervormige adsorptiemiddel door twee zeven met een maaswijdte van resp. 60 en 180 mesh. Gebruik het magnesiumoxide, dat op de zeef van 180 mesh achterblijft
- –
diatomeeënaarde, Celite 545 (Johns Manville Cy, USA)*
- –
mengsel van magnesiumoxide (60-180 mesh) en Celite 545, 2:1 (m/m). Breng het mengsel over in een konische kolf voorzien van glazen stop en schud 10 min krachtig om een homogeen mengsel te verkrijgen. Breng het mengsel over op een glazen plaat en spreid het in een 1 à 2 cm dikke laag uit. Verhit het mengsel 2 uur bij 160 °C ± 1°C en bewaar het daarna in een goed gesloten fles
- –
natriumsulfaat watervrij, p.a.
- –
DMSO-orthofosforzuur-isooctaanmengsels:
Breng voor elke uit te voeren analyse 300 ml DMSO in een scheitrechter van 1.000 ml en voeg 75 ml orthofosforzuur toe. Meng de inhoud van de scheitrechter en laat 10 min staan. De reactie verloopt matig exotherm. Voeg 150 ml isooctaan toe en schud om het mengsel in evenwicht te brengen. Scheid de twee lagen en bewaar ze afzonderlijk in gesloten flessen
- –
geactiveerde silicagel, Davison grade 923*. Activeer de gel door 500 g in een oven bij 160 °C 24 uur te verhitten en laat deze daarna in een exsiccator afkoelen. Bewaar de gel in een goed gesloten glazen fles – moleculaire zeef, Union Carbide*, type 4A (0,5 – 5 μm). Activeer door 24 uur verhitten op 350 ± 5°C. Laat afkoelen en bewaar in een exsiccator of in een blikken bus
- –
dubbelgedestilleerd water, verkregen door gedestilleerd water te behandelen met een kaliumpermanganaatoplossing, die met zwavelzuur is aangezuurd en daarna opnieuw te destilleren
- –
stikstof onder druk, zuurstofgehalte minder dan 100 ppm (v/v)
- –
fijne kwarts- of glaswol
- –
aluminiumfolie.
- e.
Controle van oplosmiddelen en reagentia op zuiverheid
- –
dimethylsulfoxide
Breng 120 ml dimethylsulfoxide in een scheitrechter van 500 ml, die 240 ml dubbelgedestilleerd water bevat. Meng en laat 5 à 10 min afkoelen. Voeg 40 ml isooctaan toe en extraheer door 2 min krachtig te schudden. Tap de waterige fase af in een tweede scheitrechter van 500 ml, die 40 ml isooctaan bevat en extraheer wederom 2 min onder krachtig schudden. Laat de waterige fase af. Was de twee extracten van 40 ml isooctaan driemaal afzonderlijk, telkens 1 min met 50 ml dubbelgedestilleerd water. Laat de waterige fase af. Filtreer het eerste extract over watervrij natriumsulfaat (vooraf gewassen met isooctaan) in een indampkolf van 250 ml. Was de eerste scheitrechter al zwenkende met het tweede extract en breng het oplosmiddel via hetzelfde natriumsulfaat in dezelfde indampkolf. Was in deze volgorde met 10 ml isooctaan de tweede en de eerste scheitrechter en combineer de wasvloeistof, nadat deze over natriumsulfaat is gefiltreerd, met de twee reeds gefiltreerde extracten. Voeg 1 ml n-hexadecaan toe en damp de isooctaan af op een waterbad van 80 °C met behulp van de roterende vacuümverdamper onder doorleiden van een kleine stikstofstroom, totdat een volume van 1 ml is verkregen. Voeg 10 ml isooctaan toe en damp opnieuw af onder de beschreven omstandigheden, totdat een volume van 1 ml is verkregen. Voeg wederom 10 ml isooctaan toe en damp het oplosmiddel nogmaals af. Los het overgebleven volume in 5 ml isooctaan op en breng de oplossing kwantitatief over in een maatkolf van 25 ml. Was de indampkolf vervolgens viermaal met 4 ml isooctaan, breng deze porties eveneens in de maatkolf en vul aan tot de streep met isooctaan. Bepaal de extinctie van de oplossing ten opzichte van isooctaan tussen 280 en 400 nm in civetten met een optische weglengte van 4 of 5 cm. De extinctie mag niet groter zijn dan 0,02 per cm optische weglengte
- –
isooctaan
Breng 180 ml isooctaan in een indampkolf van 250 ml tezamen met 1 ml n-hexadecaan en volg de hierboven beschreven werkwijze. De extinctie van de oplossing mag per cm optische weglengte niet groter zijn dan 0,01
- –
aceton
Breng 200 ml aceton in een indampkolf van 250 ml tezamen met 1 ml n-hexadecaan en volg de hierboven beschreven werkwijze. In dit geval moet de temperatuur van het waterbad 50 °C zijn. De extinctie van de oplossing mag per cm optische weglengte niet groter zijn dan 0,01
- –
benzeen
Breng 150 ml benzeen in een indampkolf van 250 ml tezamen met 1 ml n-hexadecaan en volg de hierboven beschreven werkwijze. In dit geval moet de temperatuur van het waterbad 70 °C zijn en de twee toevoegingen van 10 ml isooctaan moeten worden vervangen door twee toevoegingen van 10 ml methanol. De extinctie van de oplossing mag per cm optische weglengte niet groter zijn dan 0,01. Indien de extinctiecurve de voor benzeen karakteristieke pieken in het golflengtengebied van 250-260 nm vertoont, wordt opnieuw ingedampt. De bewerking wordt herhaald tot geen benzeen meer aantoonbaar is
- –
methanol
- –
Breng 10 ml methanol in een indampkolf van 250 ml tezamen met 1 ml n-hexadecaan en volg de hierboven beschreven werkwijze. In dit geval moet de temperatuur van het waterbad 50 °C zijn. De extinctie van de oplossing mag per cm optische weglengte niet groter zijn dan 0
- –
n-hexadecaan
- –
Verdun 1 ml n-hexadecaan tot 25 ml met isooctaan. De extinctie van de oplossing mag per cm optische weglengte ten opzichte van isooctaan in het golflengtengebied van 280-400 nm niet groter zijn dan 0
- –
dubbelgedestilleerd water
Controleer, indien de hierboven voor DMSO beschreven zuiverheidproef een hogere waarde oplevert dan de aangegeven grenswaarde, of het dubbelgedestilleerde water de vereiste zuiverheid heeft door dezelfde proef in afwezigheid van DMSO uit te voeren
- –
natriumsulfaat
Was 25 g watervrij sulfaat in een büchnertrechter met telkens 15 ml gezuiverde isooctaan. Het natriumsulfaat is geschikt voor gebruik, als de extinctie van de laatste hoeveelheid isooctaan gemeten ten opzichte van isooctaan in het golflengtengebied tussen 280 en 400 nm per cm optische weglengte niet meer dan 0 is. Gewoonlijk zijn drie porties isooctaan voldoende.
- f.
Reiniging van het glaswerk
Met het oog op de gevoeligheid van de methode is het noodzakelijk iedere verontreiniging te vermijden. Daartoe moet het glaswerk aan meerdere behandelingen met kaliumdichromaat-zwavelzuur worden onderworpen, gevolgd door wassen met overvloedige hoeveelheden gedestilleerd water. Bovendien dient al het glaswerk vóór gebruik met gezuiverde isooctaan te worden gewassen.
Bij toepassing van reinigingsmiddelen dient men te bedenken dat zelfs spoortjes daarvan een storende invloed kunnen hebben op de methode, doordat UV licht wordt geabsorbeerd.
Voor het smeren van kranen en slijpstukken mag geen vet worden toegepast; gebruik dient te worden gemaakt van kranen vervaardigd van PTFE. Het is raadzaam al het glaswerk onder UV licht te controleren op eventueel achtergebleven fluorescerende verontreinigingen. Aangezien bepaalde polycyclische aromatische koolwaterstoffen voor foto-oxidatie gevoelig zijn, dient de gehele werkwijze onder gedempt licht te worden uitgevoerd.
- g.
Werkwijze
- –
reagentiablanco
Voer gelijktijdig met de analyse van een monster paraffine bij dezelfde temperatuur (90 °C) de gehele werkwijze als blancoproef met de reagentia uit. De in de reagentiablancoproef verkregen UV-extinctie na de extractiefase (fase A), mag niet groter zijn dan 0,06/cm optische weglengte in het golflengtengebied tussen 280 en 400 nm. De in de blancoproef met reagentia verkregen extinctie na de chromatografiefase (fase B) mag niet groter zijn dan 0,07/cm optische weglengte in het golflengtengebied tussen 280 en 299 nm en niet groter dan 0,045 tussen 300 en 400 nm. Indien de extinctiecurve de voor benzeen karakteristieke pieken tussen 250 en 260 nm te zien geeft, dient na indampen het toevoegen van methanol gevolgd door indampen te worden herhaald tot geen benzeen meer aantoonbaar is.
- –
fase A
Breng een representatief monster paraffine van 1 kg of, indien deze hoeveelheid niet beschikbaar is, het gehele monster in een bekerglas met een inhoud voldoende voor driemaal de hoeveelheid monster en verwarm het bekerglas op een waterbad, onder regelmatig roeren, totdat alle paraffine volledig gesmolten en homogeen is. Weeg vier hoeveelheden gesmolten paraffine van elk 25 ± 0,2 g af in afzonderlijke bekerglazen van 100 ml. Voer de werkwijze in duplo uit en reserveer twee porties voor het geval herhaling van de analyse noodzakelijk is. Giet een volledig gesmolten afgewogen hoeveelheid in een scheitrechter van 500 ml (scheitrechter No. 1), die 100 ml van het vooraf in evenwicht gebrachte mengsel van DMSO-orthofosforzuur bevat, dat in de thermostatisch geregelde verwarmingsmantel tot een temperatuur van ca. 90 °C is verwarmd. Completeer het overbrengen van het monster naar de scheitrechter met hoeveelheden tevoren in evenwicht gebrachte isooctaan, onder verwarming van het bekerglas en met gebruik van een totaal isooctaanvolume van precies 50 ml. Extraheer de paraffine door enige minuten krachtig te schudden en neem hierbij de gebruikelijke voorzorgsmaatregelen in acht. Houd de temperatuur van scheitrechter No. 1 op 90 °C. Breng een serie van vier scheitrechters van 250 ml in gereedheid, waarvan er één leeg is (No. 2), en de overige elk 30 ml tevoren in evenwicht gebrachte isooctaan bevatten (scheitrechters Nos. 3, 4 en 5). Laat na volledige scheiding van de twee fasen in scheitrechter No. 1 de onderste fase zorgvuldig af in de lege scheitrechter No. 2. Laat dit extract tot kamertemperatuur afkoelen. Daarbij kunnen zich aan de oppervlakte van de vloeistof paraffinekristallen vormen. Filtreer het extract vervolgens langzaam door een prop fijne kwartswol van ca. 2 cm dik, dicht opeengepakt in een trechter met een inwendige diameter van 7 cm, in een scheitrechter No. 3. Extraheer het filtraat met het in deze scheitrechter aanwezige isooctaan door 1 min krachtig te schudden en breng na de fasescheiding de onderste fase rechtstreeks in scheitrechter No. 4.
Breng na soortgelijke extractie en scheiding de onderste fase uit scheitrechter No. 4 in scheitrechter No. 5 en extraheer deze door 1 min krachtig te schudden en laat ontmengen. Breng vervolgens de onderste fase in een scheitrechter van 2000 ml (scheitrechter No. 6). Sluit, indien een vaste paraffinelaag in scheitrechter No. 2 is achtergebleven, deze met een stop af, verwarm de trechter op een stoombad, totdat de paraffine is gesmolten, en giet de gesmolten paraffine terug in scheitrechter No. 1. Extraheer de oplossing van het paraffinemonster in scheitrechter No. 1 nu nog tweemaal op de beschreven wijze, telkens met 100 ml tevoren in evenwicht gebrachte DMSO-fosforzuurmengsel, waarbij alle boven aangegeven stadia worden doorlopen, totdat de drie extracten van DMSO-fosforzuur (3 x 100 ml) in bovengenoemde scheitrechter (scheitrechter No. 6) zijn samengevoegd.
Verdeel het extract over twee centrifugebuizen van 250 ml, en voeg aan elke buis 10 ml isooctaan toe. Centrifugeer 15 min bij 2000 omw/min en breng de inhoud van de twee buizen zorgvuldig over in de eerder gebruikte scheitrechter (scheitrechter No. 6).
Verwijder de isooctaanlaag. Voeg 480 ml dubbelgedestilleerd water toe, meng het geheel en laat dit enige minuten afkoelen. Voeg 80 ml isooctaan toe en extraheer door 2 min krachtig te schudden. Breng daarna de waterige onderlaag in een scheitrechter van 2000 ml (scheitrechter No. 7), die eveneens 80 ml isooctaan bevat. Herhaal de extractie in scheitrechter No. 7 en verwijder na fasescheiding de waterige fase.
Was elk van de twee isooctaanextracten van 80 ml, die zich in de twee scheitrechters van 2000 ml (Nos. 6 en 7) bevinden, achtereenvolgens met drie hoeveelheden dubbelgedestilleerd water van 100 ml elk. Laat het waswater na ontmengen af. De schudtijd voor deze wassingen is telkens 1 min, waarbij speciale aandacht dient te worden geschonken aan de scheiding van de fasen na deze wassingen, aangezien op het scheidingsvlak lichte emulsievorming kan optreden. Een langere wachttijd is voldoende om de emulsie te doen verdwijnen. Filtreer het eerste extract door een büchnertrechter, die 35 g gezuiverd watervrij natriumsulfaat bevat en vang het filtraat op in een indampkolf van 250 ml.
Was de scheitrechter No. 6 met het tweede isooctaanextract en filtreer door dezelfde büchnertrechter. Was in deze volgorde scheitrechters Nos. 7 en 6 met een enkele hoeveelheid isooctaan van 20 ml en filtreer door dezelfde büchnertrechter in de indampkolf.
Voeg aan dit verzamelde filtraat 1 ml n-hexadecaan toe en damp in met behulp van de roterende verdamper op een waterbad van 80 °C onder een kleine stroom stikstof en zeer weinig vacuüm.
Onderbreek het indampen, wanneer er nog iets meer dan 1 ml vloeistof over is. Voeg achtereenvolgens tweemaal 10 ml isooctaan toe. Herhaal de indamping elke keer en los het laatste indampresidu van 1 ml op in 5 ml isooctaan. Breng dit kwantitatief in een maatkolf van 25 ml, was de indampkolf viermaal, telkens met 4 ml isooctaan en vul de inhoud aan met hetzelfde oplosmiddel tot de merkstreep.
Bepaal in een cuvet met een optische weglengte van 5 cm de extinctiecurve tussen 280 en 400 nm:
- –
van de oplossing van de reagentiablanco ten opzichte van isooctaan
- –
van de oplossing verkregen met het te onderzoeken paraffinemonster ten opzichte van de oplossing van de reagentiablanco.
Zoals boven aangegeven mag de extinctie van de oplossing van de reagentiablanco in het golflengtengebied tussen 280 en 400 nm niet meer zijn dan 0,060 per cm optische weglengte. De onderzochte paraffine kan als geschikt voor gebruik worden beschouwd, als de extinctie per cm optische weglengte de volgende grenzen niet overschrijdt:
golflengte (nm)
extinctie/cm optische weglengte
280 – 289
0,15
290 – 299
0,12
300 – 359
0,08
360 – 400
0,02
Indien de extinctiewaarden deze grenzen overschrijden, gaat men als volgt te werk:
- –
fase B
Breng de isooctaanoplossing kwantitatief in een indampkolf van 250 ml en damp de oplossing in met behulp van de roterende verdamper op de reeds eerder beschreven wijze, totdat een residu van 1 ml n-hexadecaan is verkregen. Voeg hieraan 10 ml methanol toe en met behulp van het maatglaasje ca. 0,3 g natriumtetrawaterstofboraat, ervoor zorgend dat dit zout zo kort mogelijk aan de lucht wordt blootgesteld. Door het geijkte maatglaasje te gebruiken wordt dit bevorderd. Het reagens kan rechtstreeks in de kolf worden gebracht zonder dat het reagens aan het slijpstuk kleeft, waardoor het losmaken van de kolf van de koeler niet wordt bemoeilijkt. Plaats de rechte koeler snel op de kolf en bevestig aan het uiteinde daarvan een droogbuis, die moleculaire zeef A4 bevat. Laat het geheel 30 min bij omgevingstemperatuur staan, terwijl zo nu en dan wordt geschud. Verwijder daarna de koeler en damp de methanol zorgvuldig af in de roterende verdamper onder een kleine stroom stikstof en een weinig vacuüm zonder de kolf in het waterbad te dompelen, totdat een volume van 3 à 4 ml overblijft. Voeg aan de kolf 10 ml isooctaan toe en damp in tot een volume van 3 à 4 ml, voeg nogmaals 10 ml isooctaan toe en damp in tot het volume van het residu ca. 5 ml bedraagt.
Breng de vloeistof kwantitatief over in een scheitrechter van 100 ml en was de kolf met 5 ml isooctaan. Los het in de kolf achtergebleven natriumtetrawaterstofboraat op in 5 ml dubbelgedestilleerd water, bevorder volledige oplossing door voorzichtig op het waterbad te verwarmen en breng de oplossing in dezelfde scheitrechter over. Spoel de kolf met nog drie porties van 5 ml dubbelgedestilleerd water en tenslotte met 5 ml isooctaan, en laat elke hoeveelheid wasvloeistof aflopen in dezelfde scheitrechter.
Extraheer door 1 min te schudden en laat de waterige fase af in een tweede scheitrechter van 100 ml. Voeg 5 ml isooctaan toe, schud 1 min en laat de waterige fase af. Filtreer het eerste isooctaanextract van 15 ml door een konische trechter, waarin zich een filter bevindt, dat 6 g gezuiverd watervrij natriumsulfaat bevat en vang het filtraat op in een kolf van 50 ml.
Spoel de eerste scheitrechter met het tweede isooctaanextract van 5 ml en filtreer de wasvloeistof door hetzelfde filter met natriumsulfaat in de kolf van 50 ml.
Voer een laatste spoeling van de tweede en eerste scheitrechter in deze volgorde uit met één portie van 5 ml isooctaan en filtreer deze wasvloeistof eveneens door hetzelfde filter met natriumsulfaat in de kolf van 50 ml.
Breng de chromatografiekolom als volgt in gereedheid:
Weeg 14 g van het 2:1 mengsel van magnesiumoxide en Celite 545 af en breng het adsorptiemiddel in de chromatografiekolom, erop lettend, dat een gelijkmatige vulling wordt verkregen door gebruik te maken van een glazen staafje, dat aan een uiteinde is afgeplat tot een diameter, welke iets kleiner is dan die van de kolom zelf. Als men deze werkwijze volgt, zal de hoogte van de vulling 10 à 11 cm bedragen. Om te voorkomen, dat onder inwerking van licht oxidatie van polycyclische aromatische koolwaterstoffen optreedt, dient de kolom met aluminiumfolie te zijn omwikkeld.
Plaats een voorraadvat van 500 ml op de chromatografiekolom en sluit hierop de stikstoftoevoer aan. Percoleer 100 ml isooctaan door de kolom. Regel de stikstofdruk zodanig, dat de uitstroomsnelheid van isooctaan 2 à 3 ml/min bedraagt.
Neem de druk weg, even voordat de laatste hoeveelheid isooctaan het niveau van het adsorptiemiddel bereikt. Het vloeistofniveau mag niet beneden het niveau van het adsorptiemiddel dalen. Breng het isooctaanextract dat zich in de kolf van 50 ml bevindt over in de kolom en spoel de kolf met 10 ml isooctaan.
Breng achtereenvolgens het extract en de wasvloeistof op de kolom en voeg voordat het niveau van de vloeistof het niveau van het adsorptiemiddel bereikt 80 ml isooctaan aan het voorraadvat toe. Percoleer met de eerder genoemde snelheid en voeg 100 ml van een oplossing van 10% benzeen in isooctaan toe, even voordat het isooctaanniveau het niveau van het adsorptiemiddel bereikt. Zet daarna de percolatie met dezelfde snelheid voort. Voeg, even voordat het niveau van dit mengsel het niveau van het adsorptiemiddel bereikt, 25 ml toe van een oplossing van 20% benzeen in isooctaan en zet het percoleren met dezelfde snelheid voort, totdat alle vloeistof door de kolom is geleid. Verwijder de tot dit tijdstip opgevangen percolatievloeistof. Voeg aan het voorraadvat 300 ml van het acetonbenzeen-watermengsel toe en elueer met een snelheid van 2 à 3 ml/min. Vang het geëlueerde product op in een kolf van 500 ml, totdat alle vloeistof volledig uit de kolom is gelopen. Voeg 1 ml n-hexadecaan aan het eluaat toe en damp in met behulp van de roterende verdamper op een waterbad van 60 °C tot een volume van ca. 1 ml. Voeg achtereenvolgens twee porties methanol van elk 10 ml toe om de benzeen beter te verwijderen en damp telkens in tot ca. 1 ml. Voeg 5 ml isooctaan aan het laatste residu toe en breng het geheel kwantitatief over in een maatkolf van 25 ml, spoel de indampkolf vervolgens met vier delen isooctaan elk van 4 ml en vul met hetzelfde oplosmiddel aan tot de streep.
Bepaal in een cuvet met een optische weglengte van 5 cm de extinctiecurve tussen 250 en 400 nm:
- –
van de oplossing van de reagentiablanco ten opzichte van isooctaan
- –
van de oplossing van het te onderzoeken paraffinemonster ten opzichte van de oplossing van de reagentiablanco.
De extinctie van de oplossing van de reagentiablanco mag niet groter zijn dan 0,070 per cm optische weglengte tussen 280 en 299 nm en 0,045 tussen 300 en 400 nm. De extinctie van het te onderzoeken paraffinemonster moet voldoen aan de eisen aangegeven in paragraaf 1 onder b.
Wanneer één van beide spectra de karakteristieke pieken van benzeen in het gebied tussen 250 en 260 nm vertoont, damp de vloeistof dan opnieuw in, voeg 10 ml methanol toe en damp nogmaals in. Herhaal deze bewerking, neem het residu in isooctaan op, breng het geheel kwantitatief over in een maatkolf van 25 ml en vul het volume aan met isooctaan tot de merkstreep. Bepaal nogmaals de extinctie.
Bijlage 1. Werkwijze voor het bereiden van dimethylsulfoxide voor spectrofotometrie uit een minder zuiver product
- a.
Beginsel
Dimethylsulfoxide (DMSO), dat niet aan de eisen voldoet, wordt gezuiverd door het te percoleren door een chromatografiekolom, die een laag silicagel en een laag actieve kool bevat.
- b.
Apparatuur en reagentia
- –
chromatografiekolom, voor percolatie van DMSO. Lengte 150 cm, inw. diam. 2,5 cm, voorzien van slijpstukken. De onderzijde van de kolom loopt taps toe tot een inwendige diameter van 0,6 cm. De kolom is voorzien van een PTFE kraan
- –
scheitrechter, inhoud 2000 ml, voorzien van een slijpstuk, PTFE kraan en droogbuis met moleculaire zeef, type 5A, 24 uur bij 350 °C geactiveerd
- –
cilindrisch opvangvat, inhoud 1.000 ml, met een schaalverdeling in 50 ml, voorzien van slijpstuk, PTFE kraan en een droogbuis met moleculaire zeef, type 5A, 24 uur bij 350 °C geactiveerd
- –
geactiveerde silicagel, Davison grade 92345., 100-200 mesh, 24 uur bij 190 °C geactiveerd en vóór gebruik in een exsiccator afgekoeld
- –
actieve kool, 30–50 mesh, Norit N.*, of een gelijkwaardig type, 24 uur bij 190 °C geactiveerd en vóór gebruik in een exsiccator afgekoeld
- –
moleculaire zeef, Union Carbide*, type 5A, vóór gebruik 24 uur bij 350 °C geactiveerd
- –
kwartscuvetten, met een optische weglengte van 1 cm, voorzien van een goed sluitende PTFE stop.
- c.
Werkwijze
De percolatie-apparatuur wordt als volgt opgesteld:
Plaats een prop glaswol in het ondereinde van de kolom, breng 50 g silicagel in de kolom en hierop 175 g actieve kool. Plaats de scheitrechter op de kolom en sluit het cilindrische opvangvat aan de onderzijde van de kolom aan. Breng 1.600 ml van het te zuiveren DMSO in de scheitrechter en percoleer het DMSO bij atmosferische druk. De percolatiesnelheid is ca. 100 ml/uur. Verwijder de eerste fractie van 50 ml. Vang vervolgens ca. 950 ml in drie fracties van elk ca. 300 ml op.
Controleer de zuiverheid van elke fractie door de UV-extinctie te meten in een kwartscuvet van 1 cm na de inhoud van de cuvet door 15 min doorleiden van stikstof te hebben gezuiverd van zuurstof. Meet de extinctie ten opzichte van gedestilleerd water. Fracties die voldoen aan de in paragraaf 1 onder d voor DMSO vermelde specificaties zijn geschikt voor UV-spectroscopie. Herhaal het percolatieproces met verse adsorptiemiddelen als het extractiemiddel niet aan de specificatie voldoet. Voeg de bruikbare fracties bij elkaar en bewaar het DMSO onder stikstof in donkergekleurde glazen flessen, die met glazen stoppen goed zijn afgesloten. Het extractiemiddel is gereed voor gebruik.
NB: In de praktijk blijkt, dat ondanks zorgvuldige zuivering, DMSO van diverse leveranciers niet kan voldoen aan de bovengenoemde specificaties. Als kleine afwijkingen optreden, dient men in de verdere procedure daar rekening mee te houden.
2. Absorptie van ultraviolet licht door vloeibare paraffinen
- a.
Inleiding
Deze methode is bedoeld voor het bepalen van sporen van polycyclische aromatische koolwaterstoffen in vloeibare paraffinen, die in aanraking komen met voedingsmiddelen. Deze producten zijn uit aardolie afkomstige mengsels van verzadigde vloeibare koolwaterstoffen, die sporen monoaromaten bevatten.
Deze methode is niet toepasbaar op paraffinen, die toevoegsels of stoffen bevatten, die oplosbaar zijn in dimethylsulfoxide en fluorescentie vertonen of fluorescentie doven.
- b.
Beginsel
Een monster van de paraffine opgelost in n-hexaan wordt éénmaal met dimethylsulfoxide geëxtraheerd. Het extract wordt éénmaal met n-hexaan gewassen en vervolgens gecentrifugeerd om de fasenscheiding te versnellen. Het heldere extract wordt in een kwartscuvet gebracht en zuivere stikstof wordt doorgeleid om opgeloste zuurstof te verwijderen. De UV-extinctie van het extract wordt in het golflengtenbereik van 260-350 nm gemeten ten opzichte van een reagentiablanco. Indien de extinctie van het extract bij elke in dit bereik vallende golflengte niet hoger is dan 0,10 wordt de paraffine goedgekeurd.
- c.
Toestellen
- –
scheitrechters, van borosilicaat glas, voorzien van normaalslijpstukken en stoppen en PTFE kranen. Inhoud 50 ml en 100 ml
- –
pipetten van 5 ml
- –
maatcilinders, inhoud 25 ml, met schaalverdeling
- –
chromatografiekolom, zie Fig. 1.2, lengte ca. 1.200 mm, inw. diam. 50 mm, voorzien van een PTFE kraan en aan het boveneinde voorzien van een zijbuis voor de overloop
- –
een bolvormig voorraadvat van borosilicaat glas, onderaan via een normaalslijpstuk 29/32 verbonden met een PTFE kraan en bovenaan, eveneens via een normaalslijpstuk 29/32, met een haakse buis voor drukegalisatie tussen kolom en voorraadvat
- –
spectrofotometer, golflengtenbereik 220-400 nm, met een spectrale spleetbreedte van 2 nm of minder. Het apparaat dient tevens aan de volgende eisen te voldoen:
- –
dupliceerbaarheid van de extinctie: ± 0,01 bij een extinctie van 0,4
- –
nauwkeurigheid van de extinctie: ± 0,05 bij een extinctie van 0,4
- –
dupliceerbaarheid van de golflengte: ± 0,2 nm
- –
nauwkeurigheid van de golflengte: ± 1,0 nm
- –
kwartscuvetten met een optische weglengte van 1,000 ± 0,005 cm, voorzien van een goed passende PTFE stop.
NB Bij cuvetten, die zijn voorzien van een losliggend deksel, is het niet mogelijk te voorkomen, dat lucht in de cuvetten komt. Het gebruik van deze cuvetten wordt derhalve sterk afgeraden.
- –
laboratoriumcentrifuge, toerental 2.500 omw/min, voorzien van konische glazen centrifugebuizen met een inhoud van 10 ml met goed passende PTFE stoppen.
- d.
Reagentia en zuivering van reagentia en hulpstoffen
- –
n-hexaan, voor spectrofotometrie, waarvan de UV-extinctie per cm optische weglengte in het golflengtenbereik van 260-350 nm niet meer dan 0,02 bedraagt. Indien nodig kan n-hexaan voor spectrofotometrie als volgt uit ‘zuiver’ n-hexaan worden bereid:
Schud of roer 10 min lang 10 volumedelen n-hexaan krachtig met 1 volumedeel 98%-ig zwavelzuur. Laat het geheel 10 min staan en tap de zwavelzuurlaag af. Herhaal deze behandeling tot de zuurlaag kleurloos blijft. Was de hexaanlaag met een 5%-ige waterige oplossing van kaliumhydroxide, totdat het waswater alkalisch reageert. Was vervolgens met gedestilleerd water, totdat het waswater neutraal reageert. Droog de n-hexaanlaag boven geactiveerde moleculaire zeef 4A korrels en percoleer door geactiveerde silicagel, totdat het eluaat aan de bovengenoemde UV-extinctie-eis voldoet
- –
isooctaan (2,4,4-trimethylpentaan), voor spectrofotometrie, indien nodig te zuiveren door percoleren door geactiveerde silicagel, totdat de extinctie per cm optische weglengte bij 220 nm minder dan 0,10 bedraagt
- –
dimethylsulfoxide (DMSO), voor spectrofotometrie, watergehalte ten hoogste 0,10%, bepaald volgens Karl Fischer, of met een beginvriespunt van tenminste 18,3 °C. De extinctie van DMSO wordt gemeten in een cuvet met een optische weglengte van 1 cm ten opzichte van gedestilleerd water, nadat het DMSO in de cuvet 15 min lang is gezuiverd van zuurstof door een kleine stroom droge stikstof door te leiden. De extinctie mag de volgende grenzen niet overschrijden:
golflengte, nm
extinctie/cm optische weglengte
261,5
1,00
264
0,64
270
0,19
275
0,07
280
0,03
300
0,01
De extinctiecurve mag in het golflengtengebied 260-350 nm geen onregelmatigheden vertonen. Indien nodig kan het DMSO worden gezuiverd volgens de methode, beschreven in bijlage 1 van paragraaf 1. Het DMSO dient in een goed gesloten, donkergekleurde glazen fles met PTFE schroefdop te worden bewaard. Wegens de zeer hygroscopische aard van DMSO dient overmatige blootstelling aan de lucht te worden vermeden. Contact met metalen dient ook te worden vermeden: DMSO reageert met sommige metalen, bijvoorbeeld koper, in aanwezigheid van lucht
- –
naftaleen, National Bureau of Standards Material No. 577 of materiaal van gelijkwaardige zuiverheid
- –
standaard referentie-oplossing, 7,0 mg naftaleen per L isooctaan bevat.
Deze oplossing heeft een extinctie bij 275 nm van ca. 0,30 in een cuvet met een optische weglengte van 1 cm
- –
stikstof onder druk, zuurstofgehalte minder dan 10 ppm (v/v).
- –
moleculaire zeef, Union Carbide, type 446., korrels van 1,6 mm. Activeer door tenminste 24 uur bij 350±5 °C te verhitten. Bewaar de korrels in een exsiccator of in een gesloten blikken bus
- –
geactiveerde silicagel, Davison grade 12*. Activeer door 24 uur bij 190 °C te verhitten en laat daarna in een exsiccator afkoelen. Bewaar in een goed gesloten glazen fles of blik.
- e.
Behandeling van het monster en reiniging van glaswerk
Met het oog op de gevoeligheid van de methode is het noodzakelijk iedere verontreiniging te vermijden. Vermijd daarom contact tussen het paraffinemonster en elk verpakkingsmateriaal of vat van kunststof, behoudens PTFE, dat extraheerbare weekmakers, antioxidanten, UV-stabilisatoren e.d. kan bevatten. Gebruik uitsluitend flessen van bruin glas met glazen stop of PTFE stop.
Het laboratoriumglaswerk dient aan meerdere behandelingen met kaliumdichromaat-zwavelzuur te worden onderworpen, gevolgd door wassen met overvloedige hoeveelheden gedestilleerd water. Bovendien dient al het glaswerk vóór gebruik met gezuiverde n-hexaan te worden gespoeld.
Bij toepassing van reinigingsmiddelen dient men te bedenken, dat zelfs spoortjes daarvan een storende invloed kunnen hebben op de methode, doordat UV-licht wordt geabsorbeerd.
Voor het smeren van kranen en slijpstukken mag geen vet worden toegepast; gebruik dient te worden gemaakt van kranen vervaardigd van PTFE. Het is raadzaam al het glaswerk vóór gebruik onder UV-licht te controleren op eventueel aanwezige fluorescerende verontreinigingen.
Aangezien bepaalde polycyclische aromatische koolwaterstoffen gevoelig zijn voor foto-oxidatie, dient de gehele werkwijze onder gedempt licht te worden uitgevoerd.
- f.
Werkwijze
Controleer de spectrofotometer door bepaling van de extinctie van de standaard referentie-oplossing bij 275 nm in een 1 cm cuvet ten opzichte van isooctaan. Deze extinctie dient ca. 0,30 te zijn.
Meet 25 ml van het paraffinemonster af in een maatcilinder van 25 ml en breng deze hoeveelheid over in een scheitrechter van 100 ml. Meet vervolgens in hetzelfde maatglas 25 ml n-hexaan af, brengt dit in de trechter over en meng.
Voeg met behulp van een pipet 5,0 ml dimethylsulfoxide toe en schud het mengsel 2 min krachtig. Verwijder de stop van de scheitrechter, zodat de vloeistoffilm tussen het slijpstuk van de trechter en de stop in de trechter kan terugvloeien en plaats de stop daarna onmiddellijk weer op de trechter. Laat het geheel 15 min staan.
Breng de onderste laag in een scheitrechter van 50 ml, voeg 2 ml n-hexaan toe en schud het mengsel 2 min krachtig. Laat het geheel 2 min staan. Laat vervolgens het grootste deel van de onderste laag zorgvuldig af in een konische centrifugebuis met een inhoud van 10 ml, totdat het scheidingsvlak zich 1 à 2 mm boven de doorlaat van de kraan van de scheitrechter bevindt.
Sluit de centrifugebuis onmiddellijk met een PTFE stop en centrigufeer 10 min bij 2.500 omw/min. Breng de geheel heldere onderste laag, aangeduid als het ‘paraffine-extract’, over naar een cuvet met een optische weglengte van 1 cm met behulp van een pipet van 5 ml.
Indien de onderste laag niet helder is, moet opnieuw worden gecentrifugeerd, totdat deze helder is. Bereid de reagentiablanco als volgt:
Voeg 5,0 ml dimethylsulfoxide met behulp van een pipet toe aan 25 ml n-hexaan in een scheitrechter van 50 ml. Schud het geheel 2 min krachtig en laat dit vervolgens 2 min staan. Laat daarna zorgvuldig het grootste deel van de onderste laag af in een centrifugebuis met een inhoud van 10 ml, totdat het scheidingsvlak zich 1 à 2 mm boven de doorlaat van de kraan bevindt. Sluit de centrifugebuis onmiddellijk met een PTFE stop en centrifugeer 10 min bij 2.500 omw/min.
Breng de volkomen heldere onderste laag, aangeduid als ‘reagentiablanco’, met een pipet over in een 1 cm cuvet. Verwijder de zuurstof uit de inhoud van beide cuvetten door 15 min lang een kleine stroom droge stikstof (ca. 0,7 L/uur) via een toevoerbuis met een inw. diam. van ca. 5 mm, waarvan één uiteinde is uitgetrokken, tot een capillair met een inw. diam. van 0,5 mm, door te leiden. Zorg ervoor, dat de inhoud van de cuvetten niet overschuimt. Sluit de cuvetten vervolgens onmiddellijk goed af met een PTFE stop.
Opgeloste zuurstof verhoogt de UV-extinctie van dimethylsulfoxide aanzienlijk. Er kunnen gemakkelijk ernstige fouten ontstaan, als het extract dan wel de oplossing van de reagentiablanco nog een geringe hoeveelheid opgeloste zuurstof bevat. Anderzijds wordt door de aanwezigheid van meer dan ca. 1% water, als gevolg van blootstelling van het zeer hygroscopische DMSO aan de lucht, de UV-extinctie van DMSO verminderd.
Bepaal onmiddellijk na het doorleiden van stikstof de extinctie van het paraffine-extract ten opzichte van de reagentiablanco tot in twee decimalen in het golflengtenbereik van 260–350 nm. De resultaten van een duploproef, uitgevoerd door dezelfde laborant, mogen in het golflengtenbereik van 260–350 nm ten hoogste 0,02 verschillen.
- g.
Rapportering
Geef de extinctie van het paraffine-extract gemeten ten opzichte van de reagentiablanco op tot in twee decimalen bij de golflengten 260, 264, 270, 275, 280, 285, 290, 295, 300, 325 en 350 nm. Indien de extinctie bij elke aangegeven golflengte niet hoger is dan 0,10 wordt de paraffine goedgekeurd.
3. Absorptie van ultraviolet licht door montaanwassen
- a.
Inleiding
Deze methode is bedoeld voor de bepaling van sporen van polycyclische aromatische koolwaterstoffen met vier of meer gecondenseerde benzeenringen in montaanwassen, die zijn bestemd om te worden gebruikt op of in verpakkingsmaterialen of gebruiksartikelen, die in contact komen met eet- of drinkwaren.
- b.
Beginsel
De werkwijze is grotendeels dezelfde als in paragraaf 1 voor de bepaling van het gehalte aan polycyclische aromatische koolwaterstoffen van paraffine is beschreven. De montaanwassen bevatten echter naast koolwaterstoffen ook meer polaire bestanddelen, die voorafgaand aan de UV-extinctiemeting, van de aromatische verbindingen gescheiden moeten worden door adsorptiechromatografie over aluminiumoxide.
- c.
Toestellen
De toestellen zijn dezelfde als in paragraaf 1 c zijn beschreven. Echter wordt voor de adsorptiechromatografie een buis met een lengte van 1.200 mm gebruikt, voorzien van een poreus grof gesinterd glazen plaatje, een PTFE kraan en aan het boveneinde een normaalslijpstuk B 24/29 met glazen haakjes.
- d.
Reagentia en zuivering van reagentia en hulpstoffen
Voor de specificatie en de zuivering van de hierna genoemde oplosmiddelen en hulpstoffen wordt verwezen naar paragraaf 1 d.
- –
isooctaan
- –
benzeen
- –
n-hexadecaan
- –
dimethylsulfoxide
- –
orthofosforzuur
- –
dimethylsulfoxide-orthofosforzuurmengsel
- –
natriumsulfaat, watervrij
- –
isooctaan, verzadigd met dimethylsulfoxide-orthofosforzuur
- –
silicagel
- –
moleculaire zeef, type 44
- –
stikstof
- –
verwarmingsvloeistof (siliconenolie)
- –
kwarts- of glaswol
- –
aluminiumoxide, Woelm47., neutraal, activiteit I of gelijkwaardig materiaal.
Deactiveer dit aluminiumoxide als volgt:
Breng met behulp van een pipet 1 ml gedestilleerd water in een glazen fles met stop. Verdeel het water zo gelijkmatig mogelijk over de binnenwand van de fles en breng vervolgens 200 ml aluminiumoxide in de fles. Schud tot geen klontjes of vochtplekken meer zichtbaar zijn en laat vervolgens nog 2 uur staan.
Controleer de zuiverheid van de reagentia en hulpstoffen volgens paragraaf 1 en reinig het glaswerk volgens paragraaf 1 f. Verricht de reagentiablancobepaling volgens paragraaf 1 g.
- e.
Werkwijze
Voer de bepaling van het gehalte aan polycyclische aromatische verbindingen in montaanwas uit, zoals in paragraaf 1 g, fase A voor vaste paraffinen is beschreven, en wel tot de bewerking van het in isooctaan opgeloste residu van het isooctaan extract. Handel daarna als volgt:
Voeg 1 ml gezuiverde n-hexadecaan toe en damp het isooctaan onder verminderde druk af (waterstraalpomp) bij een temperatuur niet hoger dan 100 °C (siliconenoliebad) en laat langzaam stikstof door de vloeistof borrelen. Houd de kolf nog 1 uur in het oliebad.
Vul de chromatografiekolom als volgt: Breng 200 ml gedeactiveerde aluminiumoxide in de kolom. Tik onder het inbrengen voorzichtig met een stuk vacuümslang tegen de buiswand, te beginnen bij het ondereinde van de buis en dan langzaam naar boven, tot het niveau van het adsorbens niet meer zakt.
Wikkel de kolom in aluminiumfolie om foto-oxidatie van polycyclische verbindingen gedurende de chromatografische scheiding te voorkomen. Bevochtig de kolom niet. Los het uit het isooctaan verkregen residu op in 10 ml benzeen en breng de oplossing op de kolom. Spoel de kolf nog tweemaal met 5 ml benzeen na. Laat het vloeistofniveau onder lichte stikstofdruk tot even boven het adsorbensniveau komen. Breng het voorraadvat aan op het boveneinde van de chromatografiekolom en vul het met benzeen. Percoleer vervolgens met in totaal 700 ml benzeen met een snelheid van 2 à 3 ml/min. Beëindig de percolatie, als het niveau van het benzeen het niveau van het adsorbens heeft bereikt.
Breng het eluaat in gedeelten in een destillatiekolf van 250 ml en verwijder het benzeen volledig door afdampen onder verminderde druk (waterstraalpomp), waarbij een kleine stroom stikstof door de vloeistof wordt geleid. De badtemperatuur mag hierbij niet hoger zijn dan 100 °C. Beëindig het afdampen als niet meer dan 1 ml residu (de eerder toegevoegde hoeveelheid n-hexadecaan) over is.
Voeg 10 ml isooctaan toe, damp opnieuw af en herhaal dit nogmaals om het benzeen volledig te verwijderen.
Breng het residu met een weinig isooctaan kwantitatief over in een maatkolf van 25 ml, spoel de indampkolf viermaal met 4 ml isooctaan en vul de maatkolf met isooctaan aan tot de streep.
Bepaal vervolgens in een 5 cm cuvet de extinctiecurve tussen 250 en 400 nm:
- –
van de oplossing van de reagentiablanco ten opzichte van isooctaan
- –
van de oplossing van het te onderzoeken montaanwasmonster ten opzichte van de oplossing van de reagentiablanco.
De extinctie van de reagentiablanco mag niet meer zijn dan 0,070 per cm optische weglengte tussen 280 en 299 nm. De extinctie van het te onderzoeken wasmonster moet voldoen aan de volgende specificatie:
golflengte (nm)
extinctie/cm optische weglengte
280 – 289
ten hoogste 0,15
290 – 299
ten hoogste 0,12
300 – 359
ten hoogste 0,08
360 – 400
ten hoogste 0,02
Damp de vloeistof opnieuw in als één van beide spectra de karakteristieke pieken van benzeen in het gebied tussen 250 en 260 nm vertoont. Voeg dan 10 ml methanol toe en damp nogmaals in. Herhaal deze bewerking, neem het residu op in isooctaan, breng de vloeistof kwantitatief over in een maatkolf van 25 ml en vul aan met isooctaan. Bepaal dan de extinctie nogmaals.
4. De zuiverheid van roet (furnace black en channel black) en andere koolstofproducten zoals grafiet en cokespoeder
4.1. Bepaling van het met tolueen oplosbare deel
- a.
Specificatie
Het gehalte aan met tolueen extraheerbare bestanddelen van roet en andere koolstofproducten, hierna te noemen ‘roet’ mag niet meer bedragen dan 0,15%.
- b.
Beginsel
Het roet wordt in een soxhletapparaat met tolueen geëxtraheerd. Na afloop van de extractieperiode wordt het extractiemiddel afgedampt en het residu wordt gewogen.
- c.
Toestellen
- –
soxhlet extractieapparatuur
- –
extractiehulzen van papiervezel, die 10 g roet kunnen bevatten
- –
laboratoriumglaswerk
- –
droogstoof, instelbaar op 140 ± 5°C.
- d.
Reagentia
- –
tolueen.
- e.
Uitvoering van de bepaling
Droog een voldoende groot monster roet 1 uur bij 105 ± 2°C. Breng ca. 10 g roet, op 0,1 g nauwkeurig gewogen, in een met tolueen geëxtraheerde extractiehuls. Sluit de huls af met een prop van met tolueen geëxtraheerde watten en plaats de huls in het soxhlet apparaat. Extraheer het roet 8 uur met ca. 150 ml tolueen. Regel de verwarming zodanig, dat het extractiemiddel in het extractievat ca. 10 keer per uur wordt ververst.
Laat dan afkoelen, neem de kolf van het extractieapparaat af en damp het extract in tot klein volume. Breng het residu met een weinig tolueen over in een gewogen glazen schaaltje (gewicht a g) en damp de tolueen vervolgens af op een waterbad. Plaats het schaaltje daarna 2 uur in een stoof bij 140±5°C. Laat afkoelen in een exsiccator en weeg het schaaltje opnieuw (gewicht b g).
- f.
Berekening
Bereken uit het gewichtsverschil b minus a het met tolueen extraheerbare deel E van het roet met de formule:
E = 10 (b – a)%
5. Het gehalte aan oplosbare elementen van kleurstoffen en pigmenten
- a.
Specificatie
Bij extractie met 0,1 N zoutzuur mogen uit een kleurstof of een pigment (hierna te noemen ‘kleurmiddel’), gebruikt voor het kleuren van verpakkingsmateriaal of gebruiksartikelen de in Bijlage Deel A, Hoofdstuk XI, genoemde elementen tot ten hoogste de in die paragraaf aangegeven hoeveelheid, berekend op het gewicht van het kleurmiddel, in oplossing gaan.
- b.
Bepaling van de oplosbaarheid in 0,1 N zoutzuur
Breng in een konische kolf of in een bekerglas 10 g kleurmiddel en bevochtig het met een weinig ethanol. Voeg dan 150 ml 0,1 N zoutzuur van ca. 23°C toe. Roer het mengsel 15 min lang zodanig, dat het kleurmiddel geheel in suspensie is en houd hierbij de temperatuur constant op ca. 23°C. Filtreer of centrifugeer daarna de suspensie. Bepaal in het extract het gehalte aan de in Bijlage Deel A, Hoofdstuk XI, genoemde elementen volgens gebruikelijke methoden en druk het resultaat uit in percenten van het gewicht van het kleurmiddel. Toets de resultaten vervolgens aan de gestelde grenswaarden.
6. Het gehalte aan oplosbare aromatische aminen van kleurstoffen en pigmenten
- a.
Specificatie
Bij extractie met ethanolische zoutzuur mag uit een kleurstof of een pigment (hierna te noemen ‘kleurmiddel’) een hoeveelheid aromatische aminen van ten hoogste 0,05%, berekend op het gewicht van het kleurmiddel, in oplossing gaan.
- b.
Uitvoering van de bepaling
Weeg ca. 2 g kleurmiddel nauwkeurig af in een konische kolf van 300 ml met stop. Voeg 100 ml 2 N ethanolische zoutzuur en 20 ml gedestilleerd water toe. Schud de gesloten konische kolf bij kamertemperatuur 15 min krachtig met behulp van een schudmachine. Breng vervolgens de inhoud van de kolf over in een bekerglas en verdun met een drievoudige hoeveelheid gedestilleerd water. Roer het mengsel en filtreer over een glasfilter. Breng de filterkoek in een tweede konische kolf en herhaal de bewerking. Verzamel de filtraten in een maatkolf van 1 L en vul aan met gedestilleerd water.
Pipetteer 20 ml van de oplossing in een konische kolf van 100 ml en voeg 1,7 ml van een 8,8 N broomwaterstofzuuroplossing toe. Koel af tot een temperatuur tussen 0 en 5°C en voeg dan 0,4 ml van een 0,5 M natriumnitrietoplossing toe. Houd de temperatuur 5 min constant. Ontleed de overmaat natriumnitriet met 1 ml van een 1 M ammoniumsulfamaatoplossing. Zwenk krachtig en laat vervolgens enige minuten staan. Breng vervolgens 4 ml van een 0,75%-ige oplossing van het dinatriumzout van 2-naftol-3,6-disulfonzuur (R-zout) in 6M ammonia in een maatkolf van 50 ml en spoel de gediazoteerde oplossing in de konische kolf met gedestilleerd water over in de maatkolf. Laat ca. 10 min bij kamertemperatuur staan en schud vervolgens krachtig. Vul de maatkolf aan met gedestilleerd water.
Meet in een 1 cm cuvet de extinctie van de oplossing bij het maximum in de extinctiecurve. Het maximum ligt tussen 490 en 520 nm. Bepaal met een ijklijn gemaakt met aniline de concentratie van aromatische aminen in de oplossing, berekend als aniline, en druk het resultaat uit in percenten van het gewicht van het kleurmiddel.
Hoofdstuk III. Risico evaluatie van niet opzettelijk toegevoegde stoffen (NIAS) op basis van het TTC principe
Voetnoten
Verordening (EG) nr. 1935/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 inzake materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen en houdende intrekking van de Richtlijnen 80/590/EEG en 89/109/EEG (PbEG 2004, L 338).
Verordening (EG) nr. 2023/2006 van de Commissie van 22 december 2006 betreffende goede fabricagemethoden voor materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen (PbEG 2006, L 384).
Verordening (EU) nr. 10/2011 van de Commissie van 14 januari 2011 betreffende materialen en voorwerpen van kunststof, bestemd om met levensmiddelen in contact te komen (PbEU 2011, L 12).
Verordening (EG) nr. 1895/2005 van de Commissie van 18 november 2005 inzake de beperking van het gebruik van bepaalde epoxyderivaten in materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen (PbEG 2005, L 302).
Verordening (EG) nr. 282/2008 van de Commissie van 27 maart 2008 betreffende materialen en voorwerpen van gerecycleerde kunststof bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2023/2006 (PbEG 2008, L 86).
Verordening (EG) nr. 450/2009 van de Commissie van 29 mei 2009 betreffende actieve en intelligente materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen (PbEG 2009, L 135).
verordening (EU) 2017/625 van het Europees parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (PbEU 2017, L 95).
Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PbEG 2008, L 353).
Verordening (EU) nr. 231/2012 van de Commissie van 9 maart 2012 tot vaststelling van de specificaties van de in de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad opgenomen levensmiddelenadditieven (PbEU 2012, L 83).
Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake levensmiddelenadditieven (PbEG 2008, L 354).
Verordening (EG) nr. 1334/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake aroma’s en bepaalde voedselingrediënten met aromatiserende eigenschappen voor gebruik in levensmiddelen en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1601/91 van de Raad, Verordening (EG) nr. 2232/96, Verordening (EG) nr. 110/2008 en Richtlijn 2000/13/EG (PbEG 2008, L 354).
Primaire aromatische aminen reageren met vetcomponenten. Daarom dient de migratieproef te worden uitgevoerd met 3% azijnzuur.
De totale migratie-eis omvat de som van alle niet vluchtige stoffen die aan levensmiddelsimulanten worden afgegeven.
Verordening (EU) nr. 609/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 inzake voor zuigelingen en peuters bedoelde levensmiddelen, voeding voor medisch gebruik en de dagelijkse voeding volledig vervangende producten voor gewichtsbeheersing, en tot intrekking van Richtlijn 92/52/EEG van de Raad, Richtlijnen 96/8/EG, 1999/21/EG, 2006/125/EG en 2006/141/EG van de Commissie, Richtlijn 2009/39/EG van het Europees Parlement en de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 41/2009 en (EG) nr. 953/2009 van de Commissie (PbEU 2013, L 181).
Indien de migratie van een dual use additief uit een verpakking NIET een significante bijdrage kan leveren, is het niet noodzakelijk om de aanwezigheid van het additief te vermelden aan de volgende partij in de keten. Een significante bijdrage is hier gedefinieerd als een migreerbare hoeveelheid additief die maximaal 5% van de limiet in de relevante voedseltypes bedraagt.
Verordening (EU) nr. 231/2012 van de Commissie van 9 maart 2012 tot vaststelling van de specificaties van de in de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad opgenomen levensmiddelenadditieven (PbEU 2012, L 83).
Zie paragraaf 2 voor papier en karton bestemd voor gebruik als kookverpakking en voor contact met drinkwaren bij temperaturen boven 80 °C.
Deze stoffen mogen slechts worden gebruikt indien een slijmbestrijdingsmiddel dat één of meer van deze stoffen bevat op grond van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden is toegelaten.
Met de term ‘NA’ (niet aantoonbaar) wordt – voor praktische toepassing – een waarde van ten hoogste 0,05 bedoeld.
Met NA (niet aantoonbaar) wordt bedoeld een waarde van ten hoogste 0,01.
Met NA (niet aantoonbaar) wordt bedoeld een waarde van ten hoogste 0,01.
Met NA (niet aantoonbaar) wordt bedoeld een waarde van ten hoogste 0,01.
Met NA (niet aantoonbaar) wordt bedoeld een waarde van ten hoogste 0,01.
Met NA (niet aantoonbaar) wordt bedoeld een waarde van ten hoogste 0,01.
Met NA (niet aantoonbaar) wordt bedoeld een waarde van ten hoogste 0,01.
Met NA (niet aantoonbaar) wordt bedoeld een waarde van ten hoogste 0,01.
Met NA (niet aantoonbaar) wordt bedoeld een waarde van ten hoogste 0,01.
Met NA (niet aantoonbaar) wordt bedoeld een waarde van ten hoogste 0,01.
Met NA (niet aantoonbaar) wordt bedoeld een waarde van ten hoogste 0,01.
Met NA (niet aantoonbaar) wordt bedoeld een waarde van ten hoogste 0,01.
Met NA (niet aantoonbaar) wordt bedoeld een waarde van ten hoogste 0,01.
Met NA (niet aantoonbaar) wordt bedoeld een waarde van ten hoogste 0,01.
Met NA (niet aantoonbaar) wordt bedoeld een waarde van ten hoogste 0,01.
Voor praktische toepassing wordt aangenomen dat men voor een kind vijf wegwerpspenen per dag gebruikt. De specifieke migratielimiet per speen is derhalve een vijfde deel van de in de tabel vermelde waarde. Voor meermalig te gebruiken spenen en fopspenen is het in bijlage deel B, hoofdstuk I, onderdeel 4.2.1, onder 5, en onderdeel 4.2.2, onder 1, bepaalde ten aanzien van onderzoek van voorwerpen die bestemd zijn om meerdere malen met levensmiddelen in contact te komen van overeenkomstige toepassing.
SML voor de som van sym. dimethyldifenylthiuram-disulfide en di-N-pentamethyleenthiuram-tetrasulfide.
Voor praktische toepassing wordt aangenomen dat men voor een kind vijf wegwerpspenen per dag gebruikt. De specifieke migratielimiet per speen is derhalve een vijfde deel van de in de tabel vermelde waarde. Voor meermalig te gebruiken spenen en fopspenen is het in bijlage deel B, hoofdstuk I, onderdeel 4.2.1, onder 5, en onderdeel 4.2.2, onder 1, bepaalde ten aanzien van onderzoek van voorwerpen die bestemd zijn om meerdere malen met levensmiddelen in contact te komen van overeenkomstige toepassing.
SML voor de som van sym. dimethyldifenylthiuram-disulfide en di-N-pentamethyleenthiuram-tetrasulfide.
SML voor de som van sym. dimethyldifenylthiuram-disulfide en di-N-pentamethyleenthiuram-tetrasulfide.
Voor praktische toepassing wordt aangenomen dat men voor een kind vijf wegwerpspenen per dag gebruikt. De specifieke migratielimiet per speen is derhalve een vijfde deel van de in de tabel vermelde waarde. Voor meermalig te gebruiken spenen en fopspenen is het in bijlage deel B, hoofdstuk I, onderdeel 4.2.1, onder 5, en onderdeel 4.2.2, onder 1, bepaalde ten aanzien van onderzoek van voorwerpen die bestemd zijn om meerdere malen met levensmiddelen in contact te komen van overeenkomstige toepassing.
SML voor de som van tetraethylthiuramdisulfide, tetramethylthiuramdisulfide en tetramethylthiurammonosulfide
Voor praktische toepassing wordt aangenomen dat men voor een kind vijf wegwerpspenen per dag gebruikt. De specifieke migratielimiet per speen is derhalve een vijfde deel van de in de tabel vermelde waarde. Voor meermalig te gebruiken spenen en fopspenen is het in bijlage deel B, hoofdstuk I, onderdeel 4.2.1, onder 5, en onderdeel 4.2.2, onder 1, bepaalde ten aanzien van onderzoek van voorwerpen die bestemd zijn om meerdere malen met levensmiddelen in contact te komen van overeenkomstige toepassing.
SML voor de som van tetraethylthiuramdisulfide, tetramethylthiuramdisulfide en tetramethylthiurammonosulfide
SML voor de som van tetraethylthiuramdisulfide, tetramethylthiuramdisulfide en tetramethylthiurammonosulfide
Voor praktische toepassing wordt aangenomen dat men voor een kind vijf wegwerpspenen per dag gebruikt. De specifieke migratielimiet per speen is derhalve een vijfde deel van de in de tabel vermelde waarde. Voor meermalig te gebruiken spenen en fopspenen is het in bijlage deel B, hoofdstuk I, onderdeel 4.2.1, onder 5, en onderdeel 4.2.2, onder 1, bepaalde ten aanzien van onderzoek van voorwerpen die bestemd zijn om meerdere malen met levensmiddelen in contact te komen van overeenkomstige toepassing.
SML voor de som van tetraethylthiuramdisulfide, tetramethylthiuramdisulfide en tetramethylthiurammonosulfide
SML voor de som van tetraethylthiuramdisulfide, tetramethylthiuramdisulfide en tetramethylthiurammonosulfide
Voor praktische toepassing wordt aangenomen dat men voor een kind vijf wegwerpspenen per dag gebruikt. De specifieke migratielimiet per speen is derhalve een vijfde deel van de in de tabel vermelde waarde. Voor meermalig te gebruiken spenen en fopspenen is het in bijlage deel B, hoofdstuk I, onderdeel 4.2.1, onder 5, en onderdeel 4.2.2, onder 1, bepaalde ten aanzien van onderzoek van voorwerpen die bestemd zijn om meerdere malen met levensmiddelen in contact te komen van overeenkomstige toepassing.
SML voor de som van zinkdibutyldithiocarbamaat, zinkdiethyldithiocarbamaat, zinkdimethyldithiocarbamaat, zinkethylfenyldithiocarbamaat en zinkpentamethyleendithiocarbamaat.
Voor praktische toepassing wordt aangenomen dat men voor een kind vijf wegwerpspenen per dag gebruikt. De specifieke migratielimiet per speen is derhalve een vijfde deel van de in de tabel vermelde waarde. Voor meermalig te gebruiken spenen en fopspenen is het in bijlage deel B, hoofdstuk I, onderdeel 4.2.1, onder 5, en onderdeel 4.2.2, onder 1, bepaalde ten aanzien van onderzoek van voorwerpen die bestemd zijn om meerdere malen met levensmiddelen in contact te komen van overeenkomstige toepassing.
SML voor de som van zinkdibutyldithiocarbamaat, zinkdiethyldithiocarbamaat, zinkdimethyldithiocarbamaat, zinkethylfenyldithiocarbamaat en zinkpentamethyleendithiocarbamaat.
SML(T) voor zink = 5.
SML voor de som van zinkdibutyldithiocarbamaat, zinkdiethyldithiocarbamaat, zinkdimethyldithiocarbamaat, zinkethylfenyldithiocarbamaat en zinkpentamethyleendithiocarbamaat.
SML(T) voor zink = 5.
Voor praktische toepassing wordt aangenomen dat men voor een kind vijf wegwerpspenen per dag gebruikt. De specifieke migratielimiet per speen is derhalve een vijfde deel van de in de tabel vermelde waarde. Voor meermalig te gebruiken spenen en fopspenen is het in bijlage deel B, hoofdstuk I, onderdeel 4.2.1, onder 5, en onderdeel 4.2.2, onder 1, bepaalde ten aanzien van onderzoek van voorwerpen die bestemd zijn om meerdere malen met levensmiddelen in contact te komen van overeenkomstige toepassing.
SML voor de som van zinkdibutyldithiocarbamaat, zinkdiethyldithiocarbamaat, zinkdimethyldithiocarbamaat, zinkethylfenyldithiocarbamaat en zinkpentamethyleendithiocarbamaat.
SML(T) voor zink = 5.
SML voor de som van zinkdibutyldithiocarbamaat, zinkdiethyldithiocarbamaat, zinkdimethyldithiocarbamaat, zinkethylfenyldithiocarbamaat en zinkpentamethyleendithiocarbamaat.
SML(T) voor zink = 5.
Voor praktische toepassing wordt aangenomen dat men voor een kind vijf wegwerpspenen per dag gebruikt. De specifieke migratielimiet per speen is derhalve een vijfde deel van de in de tabel vermelde waarde. Voor meermalig te gebruiken spenen en fopspenen is het in bijlage deel B, hoofdstuk I, onderdeel 4.2.1, onder 5, en onderdeel 4.2.2, onder 1, bepaalde ten aanzien van onderzoek van voorwerpen die bestemd zijn om meerdere malen met levensmiddelen in contact te komen van overeenkomstige toepassing.
SML voor de som van zinkdibutyldithiocarbamaat, zinkdiethyldithiocarbamaat, zinkdimethyldithiocarbamaat, zinkethylfenyldithiocarbamaat en zinkpentamethyleendithiocarbamaat.
SML voor de som van zinkdibutyldithiocarbamaat, zinkdiethyldithiocarbamaat, zinkdimethyldithiocarbamaat, zinkethylfenyldithiocarbamaat en zinkpentamethyleendithiocarbamaat.
SML(T) voor zink = 5.
Voor praktische toepassing wordt aangenomen dat men voor een kind vijf wegwerpspenen per dag gebruikt. De specifieke migratielimiet per speen is derhalve een vijfde deel van de in de tabel vermelde waarde. Voor meermalig te gebruiken spenen en fopspenen is het in bijlage deel B, hoofdstuk I, onderdeel 4.2.1, onder 5, en onderdeel 4.2.2, onder 1, bepaalde ten aanzien van onderzoek van voorwerpen die bestemd zijn om meerdere malen met levensmiddelen in contact te komen van overeenkomstige toepassing.
SML(T) voor zink = 5.
SML(T) voor zink = 5.
Voor praktische toepassing wordt aangenomen dat men voor een kind vijf wegwerpspenen per dag gebruikt. De specifieke migratielimiet per speen is derhalve een vijfde deel van de in de tabel vermelde waarde. Voor meermalig te gebruiken spenen en fopspenen is het in bijlage deel B, hoofdstuk I, onderdeel 4.2.1, onder 5, en onderdeel 4.2.2, onder 1, bepaalde ten aanzien van onderzoek van voorwerpen die bestemd zijn om meerdere malen met levensmiddelen in contact te komen van overeenkomstige toepassing.
SML voor de som van zinkdibutyldithiocarbamaat, zinkdiethyldithiocarbamaat, zinkdimethyldithiocarbamaat, zinkethylfenyldithiocarbamaat en zinkpentamethyleendithiocarbamaat.
SML(T) voor zink = 5.
SML voor de som van zinkdibutyldithiocarbamaat, zinkdiethyldithiocarbamaat, zinkdimethyldithiocarbamaat, zinkethylfenyldithiocarbamaat en zinkpentamethyleendithiocarbamaat.
SML(T) voor zink = 5.
SML(T) voor zink = 5.
SML(T) voor zink = 5.
SML(T) voor zink = 5.
SML(T) voor zink = 5.
Voor praktische toepassing wordt aangenomen dat men voor een kind vijf wegwerpspenen per dag gebruikt. De specifieke migratielimiet per speen is derhalve een vijfde deel van de in de tabel vermelde waarde. Voor meermalig te gebruiken spenen en fopspenen is het in bijlage deel B, hoofdstuk I, onderdeel 4.2.1, onder 5, en onderdeel 4.2.2, onder 1, bepaalde ten aanzien van onderzoek van voorwerpen die bestemd zijn om meerdere malen met levensmiddelen in contact te komen van overeenkomstige toepassing.
Voor praktische toepassing wordt aangenomen dat men voor een kind vijf wegwerpspenen per dag gebruikt. De specifieke migratielimiet per speen is derhalve een vijfde deel van de in de tabel vermelde waarde. Voor meermalig te gebruiken spenen en fopspenen is het in bijlage deel B, hoofdstuk I, onderdeel 4.2.1, onder 5, en onderdeel 4.2.2, onder 1, bepaalde ten aanzien van onderzoek van voorwerpen die bestemd zijn om meerdere malen met levensmiddelen in contact te komen van overeenkomstige toepassing.
SML(T) voor zink = 5.
SML(T) voor zink = 5.
SML(T) voor zink = 5.
SML voor de som van de natriumzouten van alkyl(C8-C18)benzeensulfonaten, alkyl(C8-C18)sulfaten en alkyl(C8-C18)sulfonaten.
SML voor de som van de natriumzouten van alkyl(C8-C18)benzeensulfonaten, alkyl(C8-C18)sulfaten en alkyl(C8-C18)sulfonaten.
Voor praktische toepassing wordt aangenomen dat men voor een kind vijf wegwerpspenen per dag gebruikt. De specifieke migratielimiet per speen is derhalve een vijfde deel van de in de tabel vermelde waarde. Voor meermalig te gebruiken spenen en fopspenen is het in bijlage deel B, hoofdstuk I, onderdeel 4.2.1, onder 5, en onderdeel 4.2.2, onder 1, bepaalde ten aanzien van onderzoek van voorwerpen die bestemd zijn om meerdere malen met levensmiddelen in contact te komen van overeenkomstige toepassing.
SML(T) voor zink = 5.
SML(T) voor zink = 5.
SML voor de som van bis(2-hydroxyethyl)ether en ethaandiol.
Voor praktische toepassing wordt aangenomen dat men voor een kind vijf wegwerpspenen per dag gebruikt. De specifieke migratielimiet per speen is derhalve een vijfde deel van de in de tabel vermelde waarde. Voor meermalig te gebruiken spenen en fopspenen is het in bijlage deel B, hoofdstuk I, onderdeel 4.2.1, onder 5, en onderdeel 4.2.2, onder 1, bepaalde ten aanzien van onderzoek van voorwerpen die bestemd zijn om meerdere malen met levensmiddelen in contact te komen van overeenkomstige toepassing.
Voor praktische toepassing wordt aangenomen dat men voor een kind vijf wegwerpspenen per dag gebruikt. De specifieke migratielimiet per speen is derhalve een vijfde deel van de in de tabel vermelde waarde. Voor meermalig te gebruiken spenen en fopspenen is het in bijlage deel B, hoofdstuk I, onderdeel 4.2.1, onder 5, en onderdeel 4.2.2, onder 1, bepaalde ten aanzien van onderzoek van voorwerpen die bestemd zijn om meerdere malen met levensmiddelen in contact te komen van overeenkomstige toepassing.
Voor praktische toepassing wordt aangenomen dat men voor een kind vijf wegwerpspenen per dag gebruikt. De specifieke migratielimiet per speen is derhalve een vijfde deel van de in de tabel vermelde waarde. Voor meermalig te gebruiken spenen en fopspenen is het in bijlage deel B, hoofdstuk I, onderdeel 4.2.1, onder 5, en onderdeel 4.2.2, onder 1, bepaalde ten aanzien van onderzoek van voorwerpen die bestemd zijn om meerdere malen met levensmiddelen in contact te komen van overeenkomstige toepassing.
Met NA (niet aantoonbaar) wordt bedoeld een waarde van ten hoogste 0,01.
Met NA (niet aantoonbaar) wordt bedoeld een waarde van ten hoogste 0,01.
Met NA (niet aantoonbaar) wordt bedoeld een waarde van ten hoogste 0,01.
Met NA (niet aantoonbaar) wordt bedoeld een waarde van ten hoogste 0,01.
In bijlage deel B, hoofdstuk I, onderdeel 5.3.7 is het basisvoorschrift voor de bepaling van de afgifte van N-nitrosaminen en N-nitroseerbare verbindingen gegeven.
Voor praktische toepassing wordt aangenomen, dat men voor een kind vijf wegwerpspenen per dag gebruikt. De specifieke migratielimiet per speen is derhalve een vijfde deel van de in de tabel vermelde waarde. Voor meermalig te gebruiken spenen en fopspenen is het in bijlage deel B, hoofdstuk I, onderdeel 4.2.1, onder 5, en onderdeel 4.2.2, onder 1, bepaalde ten aanzien van onderzoek van voorwerpen die bestemd zijn om meerdere malen met levensmiddelen in contact te komen van overeenkomstige toepassing.
Met NA (niet aantoonbaar) wordt – voor praktische toepassing – bedoeld een waarde van ten hoogste 0,05.
Voor praktische toepassing wordt aangenomen, dat men voor een kind vijf wegwerpspenen per dag gebruikt. De specifieke migratielimiet per speen is derhalve een vijfde deel van de in de tabel vermelde waarde. Voor meermalig te gebruiken spenen en fopspenen is het in bijlage deel B, hoofdstuk I, onderdeel 4.2.1, onder 5, en onderdeel 4.2.2, onder 1, bepaalde ten aanzien van onderzoek van voorwerpen die bestemd zijn om meerdere malen met levensmiddelen in contact te komen van overeenkomstige toepassing.
Voor praktische toepassing wordt aangenomen, dat men voor een kind vijf wegwerpspenen per dag gebruikt. De specifieke migratielimiet per speen is derhalve een vijfde deel van de in de tabel vermelde waarde. Voor meermalig te gebruiken spenen en fopspenen is het in bijlage deel B, hoofdstuk I, onderdeel 4.2.1, onder 5, en onderdeel 4.2.2, onder 1, bepaalde ten aanzien van onderzoek van voorwerpen die bestemd zijn om meerdere malen met levensmiddelen in contact te komen van overeenkomstige toepassing.
Voor praktische toepassing wordt aangenomen, dat men voor een kind vijf wegwerpspenen per dag gebruikt. De specifieke migratielimiet per speen is derhalve een vijfde deel van de in de tabel vermelde waarde. Voor meermalig te gebruiken spenen en fopspenen is het in bijlage deel B, hoofdstuk I, onderdeel 4.2.1, onder 5, en onderdeel 4.2.2, onder 1, bepaalde ten aanzien van onderzoek van voorwerpen die bestemd zijn om meerdere malen met levensmiddelen in contact te komen van overeenkomstige toepassing.
Met NA (niet aantoonbaar) wordt – voor praktische toepassing – bedoeld een waarde van ten hoogste 0,05.
Met NA (niet aantoonbaar) wordt – voor praktische toepassing – bedoeld een waarde van ten hoogste 0,05.
Met de term ‘NA’ (niet aantoonbaar) wordt – voor praktische toepassing – bedoeld een waarde van ten hoogste 0,05.
Niet van toepassing op vertind staalplaat dat gebruikt wordt als verpakking van levensmiddelen.
Voor gepassiveerde metalen die in contact (kunnen) komen met zure levensmiddelen moet de overeenstemming met de SML voor zirkonium worden aangetoond in het voedsel zelf, of anders in 1.5% citroenzuur.
Verordening (EG) nr. 1881/2006 van de Commissie van 19 december 2006 tot vaststelling van de maximum gehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen (PbEU 2006, L 364).
De afgifte van metalen aan levensmiddelen verloopt volgens een complex proces dat afhankelijk is van de samenstelling van het levensmiddel, de aanwezigheid van zuurstof en de toepassing van temperatuursbehandelingen. Simulatie van de afgifte van metalen in bijvoorbeeld 3% azijnzuur in containers die onder praktijkomstandigheden hermetisch worden gesloten, is in een laboratoriumopstelling niet haalbaar. Wijzigingen voor het beoordelen van hermetisch gesloten verpakkingen, betreffende de overeenstemming met de eisen, zijn in voorbereiding en worden binnenkort bekend gemaakt.
Richtlijn 84/500/EEG van de Raad van 15 oktober 1984 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake keramische voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen (PbEG 1984, L 277).
Met de term ‘NA’ (niet aantoonbaar) wordt – voor praktische toepassing – bedoeld een waarde van ten hoogste 0,05.
Richtlijn 2007/42/EG van de Commissie van 29 juni 2007 inzake materialen en voorwerpen van folie van geregenereerde cellulose, bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen (PbEU 2007, L 172).
Met de term ‘NA’ (niet aantoonbaar) wordt – voor praktische toepassing – bedoeld een waarde van ten hoogste 0,05.
Met de term ‘NA’ (niet aantoonbaar) wordt – voor praktische toepassing – bedoeld een waarde van ten hoogste 0,05.
Geen analysemethode voor het bepalen van de migratie beschikbaar.
TMBPF: tetramethyl bisfenol F; TMBPF-DGE: tetramethyl bisfenol F – diglycidylether, synoniem aan tetramethyl-bis(4 hydroxyfenyl) methaan, reactieproduct met epichlorohydrine.
TMBPF: tetramethyl bisfenol F; TMBPF-DGE: tetramethyl bisfenol F – diglycidylether, synoniem aan tetramethyl-bis(4 hydroxyfenyl) methaan, reactieproduct met epichlorohydrine.
Deze SML is alleen relevant voor levensmiddelen waarvoor simulant B van toepassing is en waarbij de contacttemperatuur 70°C of hoger is. Onder andere omstandigheden worden deze reactieproducten niet gevormd.
http://crl-fcm.jrc.it/
Bijvoorbeeld, het gebruik van 3% azijnzuur in contact met rubber of met gelakt blik kan leiden tot extreme migratiewaarden die veroorzaakt worden door het soort zuur terwijl migratie in zure levensmiddelen beperkt is.
Bijvoorbeeld, het gebruik van versnelde testen bij 60 °C met 3% azijnzuur in contact met gelakt blik kan leiden tot extreme migratiewaarden die veroorzaakt worden door de combinatie van het zuur en de hoge temperatuur.
Verkrijgbaar via NEN, Postbus 5059, 2600 GB Delft
Met name migratie in 3% azijnzuur kan aanleiding geven tot gewichtsverschil van gemigreerde stof en reactie product. B.v.: door migratie van aluminium zal aluminiumacetaat ontstaan dat een aanzienlijk hoger molecuulgewicht heeft waardoor het gewicht van de totale migratie toeneemt met het acetaat deel. Door bepaling van de hoeveelheid Al kan een correctie worden uitgevoerd voor de acetaat bijdrage. Voor zouten (b.v. calciumcarbonaat) dient het gewichtsverschil tussen het gemigreerde zout en het azijnzure zout in aanmerking te worden genomen.
Er wordt aangenomen, dat de migratie in 3% azijnzuur of 10% ethanol gelijk is aan die in water.
EN 13130 verkrijgbaar via NEN, Postbus 5059, 2600 GB Delft
Er wordt aangenomen dat de migratie in water of 10% ethanol gelijk is aan die in 3% azijnzuur.
EN 13130 verkrijgbaar via NEN, Postbus 5059, 2600 GB Delft
Er wordt aangenomen, dat de migratie in 3% azijnzuur of 10% ethanol gelijk is aan die in water.
EN 13130 verkrijgbaar via NEN, Postbus 5059, 2600 GB Delft
Er wordt aangenomen, dat de migratie in 3% azijnzuur of 10% ethanol gelijk is aan die in water
EN 13130 verkrijgbaar via NEN, Postbus 5059, 2600 GB Delft
Er wordt aangenomen, dat de migratie in water of 10% ethanol gelijk is aan die in 3% azijnzuur.
‘in contact’ betekent niet alleen in direct contact, maar ook in indirect contact, bij voorbeeld met de omverpakking.
Zie artikel 3, eerste lid, onder c, van Verordening (EG) nr. 1935/2004.
De in dit algemene voorschrift gebezigde niet-specifieke aanduidingen ‘geschikt proefstuk’, ‘geschikte hoeveelheid’, etc. dienen in produktgerichte voorschriften door specifieke aanduidingen te worden vervangen.
Het noemen van specifieke merk- of handelsnamen vormt geen aanbeveling, doch is uitsluitend bedoeld als identificatie.
Het noemen van specifieke merk- of handelsnamen vormt geen aanbeveling, doch is uitsluitend bedoeld als identificatie.
Het noemen van specifieke merk- of handelsnamen vormt geen aanbeveling, doch is uitsluitend bedoeld als identificatie.
Het noemen van specifieke merk- of handelsnamen vormt geen aanbeveling, doch is uitsluitend bedoeld als identificatie.