Hof Arnhem-Leeuwarden, 14-08-2018, nr. 200.201.399/01
ECLI:NL:GHARL:2018:7323
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
14-08-2018
- Zaaknummer
200.201.399/01
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2018:7323, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 14‑08‑2018; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:365, Niet ontvankelijk
Uitspraak 14‑08‑2018
Inhoudsindicatie
Op onrechtmatige daad gebaseerde vordering van moeder tegen haar dochter en schoonzoon. De stelling is dat laatstgenoemden in korte tijd de volledige opbrengst van moeders koopwoning zonder haar medeweten of toestemming ten eigen nutte hebben aangewend. Bijzondere omstandigheden die om een bijzonder motivering van het verweer tegen deze vordering vragen (moeder is bejaard en volledig afhankelijk van dochter, en de koopopbrengst, die goeddeels in contanten bij de bank is opgenomen, is in een tijdsbestek van enkele maanden geheel verdampt. Dochter heeft er bovendien op aangedrongen dat haar zus zou worden onterfd).
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.201.399/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/17/144957/HA ZA 15-342)
arrest van 14 augustus 2018
in de zaak van
1. [appellante] ,
thas wonende te [A] ,
hierna: [appellante],
2. [appellant] ,
thans wonende te [B] ,
hierna: [appellant],
appellanten,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen: [appellanten] c.s.,
advocaat: mr. B. Altena, kantoorhoudend te Leeuwarden,
tegen
[geïntimeerde] ,
thans wonende te [C] ,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: [geïntimeerde],
advocaat: mr. R. Tamourt, kantoorhoudend te Heerenveen.
Ten aanzien van het procesverloop tot 30 januari 2018 verwijst het hof naar zijn arrest van die datum.
1. Het verdere verloop van de procedure
1.1
Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit het proces-verbaal van de op 5 juli 2018 gehouden comparitie van partijen. Hierna is arrest bepaald op basis van de aldus aangevulde stukken.
2. De vaststaande feiten
In hoger beroep staat het volgende vast.
2.1.1 [geïntimeerde] is alleenstaand en is geboren [in] 1938. Zij is de moeder van [appellante] . [appellante] en [appellant] zijn getrouwd.
2.1.2 In januari 2015 is [geïntimeerde] verhuisd naar een huurhuis in [D] , in de straat waar [appellanten] c.s. een paar weken eerder ook waren gaan wonen. Voor die tijd woonde [geïntimeerde] in [C] in een koopwoning. Die heeft zij verkocht.
2.1.3 Op 11 maart 2015 is op een Rabobankrekening van [geïntimeerde] de koopsom van € 139.931,69 van de koopwoning geboekt. Periodiek werd ook de AOW-uitkering van [geïntimeerde] op die rekening overgemaakt.
2.1.4 [geïntimeerde] beschikte op enig moment ook over een ING-rekening. [appellanten] c.s. zijn in het bezit geweest van de pinpassen en pincodes van beide bankrekeningen.
2.1.5 Op 16 maart 2015 is van de Raborekening contant € 49.000,- opgenomen. Dit geld is bewaard in een kluisje van bij [appellanten] c.s. thuis.
2.1.6 Op 18 maart 2015 weigerde de bank een dergelijk transactie nogmaals uit te voeren. Diezelfde dag is € 16.500,- op de ING-rekening van [geïntimeerde] gestort.
2.1.7 Op 21 maart 2015 is voor dat bedrag een Mercedes op naam van [geïntimeerde] gekocht en betaald. Deze auto werd door [appellanten] c.s. gebruikt.
2.1.8 Op 1 april 2015 is het gehele nog resterende saldo van € 75.502,78 vanaf de Raborekening doorgestort naar de ING-rekening.
2.1.9 Vervolgens, tussen 7 april en 25 mei 2015, hebben [appellanten] c.s. regelmatig € 1.000,- ten laste van de ING-rekening gepind - blijkens de overgelegde afschriften tot een totaal van € 34.000,-.
2.1.10 [appellanten] c.s. hebben het opgenomen geld steeds in het genoemde kluisje bewaard.
2.1.11 [appellanten] c.s. hebben op 27 april 2015 ten laste van de ING-rekening voor € 2.000,- een schouw gekocht (bankafschrift ten gunste van Flamestore Sliedrecht).
2.1.12 Op 29 april 2015 is de kluis op last van de politie bij [appellanten] c.s. weggehaald, en hebben [appellanten] c.s. de bankpasjes van [geïntimeerde] moeten inleveren.
2.1.13 Op 29 april 2015 is ten laste van de ING-rekening van [geïntimeerde] € 4.000,- naar zijn eigen rekening overgeschreven, onder de vermelding `werk`.
2.1.14 [appellanten] c.s. hebben in april/mei 2015 ten laste van de ING-rekening van [geïntimeerde] voor € 16.560,- aan nieuwe inboedelgoederen gekocht. Hun oude inboedel is bij [geïntimeerde] geplaatst.
2.1.15 Van de rekeningen van [geïntimeerde] zijn in april/mei 2015 door [appellanten] c.s. diverse andere betalingen ten behoeve van henzelf gedaan, onder meer aan hun eigen schuldeisers.
2.1.16 Op 24 juni 2015 bedroeg het saldo op de ING-rekening van [geïntimeerde] nog € 1.814,71.
2.1.17 De Mercedes is op 27 juni 2015 overgeschreven op naam van [appellant] en vervolgens, op 25 augustus 2015, door [appellanten] c.s. doorverkocht. De verkoopopbrengst hebben zij behouden.
2.1.18 [geïntimeerde] heeft op 7 juli 2015 aangifte wegens verduistering gedaan tegen [appellanten] c.s. Deze partijen zijn naar aanleiding daarvan tot deels onvoorwaardelijke gevangenisstraffen veroordeeld. Tegen die beslissingen is hoger beroep ingesteld. Daarop is nog niet beslist.
3. Het geschil en de beslissing van de rechtbank
3.1
[geïntimeerde] heeft gevorderd dat de rechtbank voor recht verklaart dat [appellanten] c.s. tegenover haar onrechtmatig hebben gehandeld door het zich toe-eigenen van gelden van [geïntimeerde] , met veroordeling van die partijen tot betaling € 139.931,69, te vermeerderen met rente en kosten. De rechtbank heeft die vorderingen toegewezen.
3.2
In hoger beroep vorderen [appellanten] c.s. dat het eindvonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 13 juli 2016 wordt vernietigd, onder niet-ontvankelijkverklaring van [geïntimeerde] , althans afwijzing van haar vorderingen, kosten rechtens, en met veroordeling tot terugbetaling van al hetgeen [appellanten] c.s. meer hebben betaald dan door het hof wordt toegewezen.
4. De beoordeling
Gezamenlijke behandeling van de grieven
4.1
De grieven hebben de strekking het geschil in volle omvang ter beoordeling aan het hof voor te leggen en lenen zich daarom voor gezamenlijke, thematische behandeling.
Uitgangspunten ten aanzien van de stelplicht van beide partijen
4.2
Op [geïntimeerde] rust de plicht haar stellingen te onderbouwen en zo nodig – namelijk bij voldoende gemotiveerd verweer van de zijde van [appellanten] c.s. – te bewijzen. Aan bewijslevering kan niet worden toegekomen als [geïntimeerde] aan die stelplicht heeft voldaan, maar [appellanten] c.s. daar onvoldoende gemotiveerd verweer tegen hebben gevoerd. De beoordeling van de vraag of en in hoeverre beide partijen over en weer aan deze verplichtingen hebben voldaan, is sterk afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval en het daarover gevoerde debat. In deze zaak is in het bijzonder het volgende van belang.
4.3
[geïntimeerde] is op zesenzeventigjarige leeftijd vanuit Brabant verhuisd naar een nieuwe ouderenwoning van ongeveer 80 m2 in Friesland. Zij was met deze omgeving onbekend en verkeerde na een heupoperatie in een fysiek afhankelijke toestand. Niet gesteld of gebleken is, dat de lasten van haar huurwoning hoger waren dan gebruikelijk, of dat [geïntimeerde] - afgezien van inrichtingskosten - voor het overige bijzondere lasten had of uitgaven deed die haar AOW overstegen. Daar komt onder meer het volgende bij.
4.4
Eind april 2015 hebben [appellanten] c.s. de pinpassen van [geïntimeerde] en de kluis op last van de politie ingeleverd. In de week die daaraan vooraf ging, hebben grote uitgaven en opnames plaatsgehad: € 6.000,- aan contante opnames, meubelaankopen van in totaal € 2.640,-, de aankoop van een schouw (€ 2.000,-) en een overboeking naar de rekening van [appellant] (€ 4.000,-). Het totaal van deze bedragen beloopt bijna € 15.000,-. [appellanten] c.s. hebben ter gelegenheid van de comparities van partijen in eerste aanleg en in hoger beroep verklaard dat [geïntimeerde] – om redenen die het hof niet helder zijn geworden – de pinpassen en de kluis enkele dagen later aan [appellanten] c.s. heeft teruggegeven. Ook toen volgden binnen een week grote uitgaven en contante opnames. Dit keer ging het om totalen van respectievelijk € 13.920,- (meubels) en € 5.000,- Twee maanden nadien, op 2 juli 2015, heeft [appellante] aan haar moeder geschreven `Heel veel succes met de verhuizing. Wij hebben geen geld meer jammer genoeg Op is op dat zij ik toch hebben niks meer.` Enkele dagen daarna volgde een aangifte van [geïntimeerde] tegen [appellanten] c.s. wegens verduistering.
4.5
Hoe verstoord de relatie tussen deze partijen op dat moment was, blijkt uit de handgeschreven brieven die [appellante] in de woning van [geïntimeerde] heeft achtergelaten. Daarin schrijft zij onder meer het volgende.
Ophouden met dat dom gedoe.
(…)
PS Ik zie en weet alles
ja houdt mij niet meer voor de gek
(…)
je zit uren achter de TV, de dag erop doe je niks
je wandelt niet, zit de hele tijd stom te puzzelen en de hele dag op je luie gat
Als je mij nog kwader wil maken moet je met die domme dingen aankomen
Steeds over [E]
en achter mij rug haar schrijven
als je wil dat je binnenkort achter mijn kist wil lopen
ga dan zo door en steeds heb je het over geld of de politie bellen
1 KEER DAM DRAAI IK DOOR, JE BENT GEWAARSCHUWD
(…)
Als je niet wil dat ik HELEMAAL DOORDRAAI
want dat gebeurt
ik heb al genoeg moeten verdragen
ik kan die flauwe luk niet meer aan en jij blijft ook doorgaan
ophouden en gedraag je als een "normale moeder"
(…)
ga eens iets nuttigs doen
Verzorg je beter, je loopt erbij als Nel uit de peel
(…)
Ophouden, ik heb elke dag ruzie en jij blijft ook doorgaan
En [E] geven wat is dat voor onzin heeft die niet genoeg gehad ze doet nooit niks
voor jou
[appellant] en ik werken ons kapot
En jij begint over geld geven aan die heks
JE MAAKT ME STAPELGEK EN 1 KEER
DRAAI IK DOOR
DRAAI IK HELEMAAL DOOR
DAN LOOP JE ACHTER MIJN KIST
ophouden met je egoistisch gedoe,
je vraagt ook nooit wat aan hoe het gaat ofzo
ik moet jou gezeur/geklaag de hele dag aanhoren
DOE NORNIAA.L
MET JE GEK GEDOE
EM VERANDER DIE INSTELLING
LIEVER LUI DAN MOE
(…)
Als je zo doorgaat, je bereikt er niks mee, je hebt jezelf het hardste geen kast etc.
geen tegels in berging
geen hulp meer, etc.
en straks weer pijn in je rug
Wat heb ik voor een moeder
Schaam je maar eens
Bid maar ipv schelden
Amen
(…)
De buurvrouw, daar kan ik ook tegen zeggen hoe jij bent
ik zal daar ook eens een boekje over jou opendoen
Als je ons zwart maakt dat kan ik over jou ook
Stiekum gedoe, je maakt zelf ruzie en liegt en dan regen andere ons zwart maken
Ik zal ook eens vertellen wat de waarheid is
Je laat ons alles doen en doet zelf niks
en dan zitten klagen
dat je het hier niet naar je zin hebt
vrouw met 2 gezichten
gehuichel tegen anderen en proberen andere voor je karretje te spannen
hou maar op en laat ons met rust we willen geen contact meer niet jou, je bent een
oneerlijk iemand
ik zal ook eens tegen de buren vertellen hou jij bent met je toneelspel
(…)
Heel veel succes met de verhuizing.
Wij hebben geen geld meer jammer genoeg
Op is op dat zij ik toch
hebben niks meer
God beschermt je
of te veel
God zij met u
(…)
Derde wereldoorlog start wellicht deze zomer
een 3e wereldoorlog is niet ondenkbaar
waar maak je je nog druk over
Over geld/verhuizen, er komt een 3e wereldoorlog
kijk maar naar het nieuws
P.S. Alles is op > geld hebben we niet meer en ook niet meer nodig mat nucleaire
wapens ben je in 3 minuten dood
als as ben je gekomen
als as zul je gaan
dit is de waarheid
zit je te zeuren over ons en over geld
je weet niet half wat er gaande is in de wereld
Je zit alleen maar te puzzelen
en in de buurt en maatschappelijk werk roddelen over ons, en ons overal zwart maken
hou het nieuws maar in de gaten
mvg
4.6
Het beeld dat hieruit opdoemt, staat haaks op het beeld van een liefhebbende dochter dat [appellante] in deze procedure van zichzelf schetst. Uit deze brieven blijkt dat [appellante] kwaad was, omdat haar moeder weer contact had opgenomen met haar oudere zus [E] , en deze dochter niet had onterfd, zoals [geïntimeerde] [appellante] had toegezegd. Het hof komt daar nog op terug. Blijkens de aangifte maakt [geïntimeerde] op haar beurt haar dochter het verwijt dat deze haar vermogen nagenoeg geheel heeft geconsumeerd.
4.7
Dit laatste laat in het licht van de vaststaande feiten geen andere uitleg toe dan dat [geïntimeerde] begin juli 2015 tot de conclusie is gekomen dat haar vermogen in een periode van enkele maanden is verdampt door opnames en uitgaven die [appellanten] c.s. hebben gedaan, en dat daarvoor in haar ogen geen rechtvaardiging bestond. Als toch sprake is geweest van aanzienlijke schenkingen, zoals [appellanten] c.s. betogen, dan vraagt dat verweer dan ook om een nadere en overtuigende onderbouwing. Hetzelfde geldt voor de bewering dat [geïntimeerde] uiteindelijk nog wel degelijk over een groot deel van haar vermogen beschikte (volgens [appellanten] c.s. circa € 48.000,- aan contanten).
Deze op [appellanten] c.s. rustende motiveringsplicht in het kader van het door hen te voeren verweer wordt nog verzwaard door het feit dat [appellante] , ondanks aandringen van het hof, niet heeft kunnen uitleggen wat de aanleiding was tot het maken van de geciteerde opmerking over het ontbreken van financiële middelen (op is op).
4.8
Verder is van belang dat [appellante] erop heeft aangedrongen dat haar zus zou worden onterfd. Onduidelijk is waarom zij meende daarvoor bij herhaling, in april, mei en juni 2015, namens haar moeder de notaris te moeten benaderen. Belangrijker is echter de reden die zij daarvoor heeft gegeven, namelijk dat de ruzie tussen beide zussen te zijner tijd problemen zou opleveren bij de verdeling van de boedel. Het was volgens [appellante] om die reden beter dat haar zus daar geen aanspraak op zou kunnen maken.
4.9
Deze redenering gaat niet op. In geval van onterving zou [E] in de lezing van [appellante] immers een substantiële erfenis mislopen. Daarvoor bestaat geen rechtvaardiging, nu er geen aanwijzingen voor zijn dat ook de relatie tussen moeder en [E] verstoord was geraakt. Daar komt bij dat de inboedel bestond uit door [appellante] afgedankt meubilair. De waarde ervan - ook de emotionele waarde - was verwaarloosbaar. Het te verdelen vermogen bestond verder alleen uit het (eventuele) restant van de koopopbrengst van een woning. Omtrent andere relevante boedelbestanddelen is niets gesteld of gebleken. Niet valt in te zien dat een verdeling van enkel een geldsom tussen twee gelijkgerechtigde zussen (volgens [appellanten] c.s. nog circa € 48.000,- aan contanten) tot complicaties zou kunnen leiden.
4.10
Naar de werkelijke reden die [appellante] heeft gehad voor de druk die zij over de erfenis op haar moeder en de notaris heeft uitgeoefend, kan slechts worden gegist. Vast staat hoe dan ook, dat [E] te maken zou hebben gekregen met een bankrekening waarvan het saldo van bijna anderhalve ton in een paar maanden tijd was verdampt, vrijwel direct nadat haar moeder bij haar zus in de straat was komen te wonen. Daardoor dringt zich als meest waarschijnlijke mogelijkheid op, dat het de bedoeling van [appellante] is geweest kritische vragen daarover te voorkomen.
4.11
Gelet op het voorgaande, en gelet op de omvang van de vaststaande uitgaven en onttrekkingen door [appellanten] c.s., heeft [geïntimeerde] – op enkele onderdelen na, waarover hierna meer – ruimschoots aan haar stelplicht voldaan. Op [appellanten] c.s. ligt in het licht van dit alles een bijzonder zware motiveringsplicht ten aanzien van hun verweer tegen haar vorderingen.
4.12
Als verweer volstaat niet de enkele, niet nader onderbouwde en zeer algemene opmerking dat [appellanten] c.s. uit eigen vermogen € 20.000,- hebben besteed aan het renoveren van de oude woning van [geïntimeerde] , en dat zij om die reden gul was als het ging om het betalen van zaken voor [appellanten] c.s. uit haar eigen vermogen (grieven onder 8). Het hof zal hierna bespreken of [appellanten] c.s. de afzonderlijke schadeposten wel afdoende hebben bestreden.
De afzonderlijke posten: contante opnames
4.13
[appellanten] c.s. hebben benadrukt dat de contante opnames alle zijn gedaan omdat het eigen vermogen van haar moeder aan het verlenen van huurtoeslag in de weg zou kunnen staan. Voor de verdere beoordeling is niet van belang of dat juist is. Ook is niet relevant of [geïntimeerde] persoonlijk € 49.000,- aan contanten heeft opgenomen; het gaat erom dat die opnames zijn gedaan, en om de vraag wat met dat geld vervolgens is gebeurd.
4.14
[appellanten] c.s. hebben niet bestreden dat de eerste contante opname van bijna een halve ton in de kluis is gestopt die zich bij [appellanten] c.s. bevond, en dat hetzelfde geldt – zo hebben [appellanten] c.s. ter gelegenheid van de comparitie in hoger beroep verklaard – voor de nadien contant opgenomen bedragen van opgeteld € 34.000,-. Op dit totaal van € 83.000,- komt in mindering € 16.500,-. Dat bedrag is volgens [appellanten] c.s. uit de kluis gehaald en teruggestort om de koopprijs van de Mercedes te kunnen betalen. Alles bij elkaar zou volgens deze berekening dus € 66.500,- aan contanten zijn overgebleven. Het hof kan zonder toelichting - die ontbreekt - niet volgen hoe [appellanten] c.s. in hun berekeningen kunnen uitkomen op een restant van € 48.000,- (of, zoals in eerste aanleg is verklaard, €20.000,- dan wel, zoals ter zitting in hoger beroep is gezegd, € 49.000,-).
4.15
Vast staat dat de kluis waar dit geld in heeft gezeten op last van de politie op 29 april 2015 bij [appellanten] c.s. is weggehaald, tezamen met de bankpasjes van [geïntimeerde] . [appellante] heeft ook verklaard dat de kluis enkele dagen later is geretourneerd. Voor zover zij en haar man bedoelen te betogen dat de kluis op dat moment leeg was (wat het hof niet in hun stellingen heeft kunnen ontdekken), dan had het ten minste voor de hand gelegen dat zij dat zouden hebben geconstateerd. Hieromtrent is echter niets gesteld of gebleken, ook in dit hoger beroep niet. Dit terwijl [appellanten] c.s. ook na eind april nog grote sommen contant geld (telkens € 1.000,-) hebben opgenomen, welke bedragen zij naar eigen zeggen telkens in de kluis hebben gedeponeerd. Evenmin is aangevoerd dat [geïntimeerde] dit geld of een deel ervan zelf uit de kluis heeft gehaald.
4.16
De stelling dat later, toen [geïntimeerde] terug verhuisde naar Brabant, nog € 48.000,- of enig ander bedrag aan contanten in de kluis heeft gezeten, is zonder nadere toelichting net zo ongeloofwaardig, omdat al in juli aangifte was gedaan van verduistering daarvan. Al met al blijkt uit niets dat enig bedrag aan contant geld toen nog aanwezig was, laat staan dat het in de kluis zat die [geïntimeerde] volgens [appellanten] c.s. uiteindelijk - het hof begrijpt: voor de tweede keer - terug heeft gekregen.
4.17
De vraag wat [appellanten] c.s. uiteindelijk, in enkele maanden, tijd met € 66.500 - aan contanten hebben gedaan, is tot op de dag van vandaag onbeantwoord gebleven, zodat het ervoor moet worden gehouden dat [appellanten] c.s. zich dit bedrag hebben toegeëigend. In zoverre komt de vordering voor toewijzing in aanmerking.
4.18
Dat moet worden uitgegaan van een groter bedrag aan contanten dan € 66.500,-, is door [geïntimeerde] niet onderbouwd.
De afzonderlijke posten: de Mercedes
4.19
Door overschrijving van de auto op naam van [appellant] en het voortgezette gebruik ervan door beiden, zijn [appellanten] c.s. zich eind juni 2015 als bezitters van de Mercedes gaan gedragen. Hun verweer dat zij daartoe gerechtigd waren, is ertoe beperkt dat [geïntimeerde] niet langer voor de vaste lasten van die auto wilde opdraaien. Dat standpunt is onbegrijpelijk, omdat de verhoudingen tussen [appellante] en haar moeder op dat moment al waren geëscaleerd (de aankoop van de auto is zelfs in de aangifte betrokken), en omdat deze handelwijze niet gepaard ging met betaling van enige vergoeding voor de waarde van de auto. Ook het bedrag van € 16.500,- waarmee de auto is aangekocht, is dus toewijsbaar.
De afzonderlijke posten: de schouw en schulden van [appellant]
4.20
Ten aanzien van de aankoop van de schouw (€ 2.000,-) en overboeking van € 4.000,- op de rekening van [appellant] neemt het hof over wat de rechtbank heeft overwogen. Wat de overboeking betreft kan daaraan worden toegevoegd dat ter zitting van het hof elke nadere verantwoording is uitgebleven - zowel wat betreft de achtergrond van de overboeking, als wat betreft het moment waarop die plaatsvond. Dat was namelijk dezelfde dag dat de pinpas en de kluis door de politie werden ingenomen (29 april 2015). Aanleiding voor die actie was bestudering van de bankafschriften van [geïntimeerde] . Uit die afschriften blijkt dat de schouw twee dagen voordien is betaald.
Al met al is de vordering dus ook tot een bedrag van € 6.000,- toewijsbaar.
De afzonderlijke posten: andere betalingen en opnames
4.21
Voor het overige heeft [geïntimeerde] zich beroepen op een groot aantal niet door haar verrichte aankopen en een afzonderlijke opname. Blijkens haar aangifte gaat het daarbij om het volgende.
€ 442,82 Wensink Leeuwarden (afschrift 2 pagina 9)
€ 245,- Create2Fit (afschrift 2 pagina 13)
€ 500,- Opname ING Stiens (afschrift 2 pagina 14)
€ 215,- Nynke Edelsmid (afschrift 3 pagina 2)
€ 291,- Fixers (afschrift 3 pagina 3)
€ 511,96 LijstenOrnament (afschrift 3 pagina 3)
€ 199,90 Nostalux (afschrift 3 pagina 7)
€ 1.268,90 Nostalux (afschrift 3 pagina 7)
€ 653,90 Tommy Teleshopping (afschrift 3 pagina 10}
€ 233,95 IKEA (afschrift 3 pagina 10)
€ 559,90 Nostalux (afschrift 3 pagina 11)
€ 325,- Conrad (afschrift 3 pagina 12)
€ 521,60 Formido (afschrift 3 pagina 15)
€ 248,95 IKEA (afschrift 4 pagina 1)
€ 549,- BCC (afschrift 4 pagina 2)
€ 544,- Roobol Woontextiel (afschrift 4 pagina 3)
€ 259,70 Jan Sikkes (afschrift 5 pagina 5)
4.22
Ook deze uitgaven en deze opname moeten het zonder gemotiveerd verweer stellen, waarbij vast staat dat [geïntimeerde] zelf niet over een computer beschikte en op het internet geen aankopen kon doen. Dat betekent dat de vordering tot een totaal van (afgerond) € 7.570,- ook als onvoldoende gemotiveerd bestreden vast staat.
De afzonderlijke posten: meubels en niet gespecificeerde crediteringen
4.23
Ten slotte is nog sprake van € 16.560,- aan meubelaankopen bij Manhattan Woonstyle. Die vordering is wel afdoende bestreden met het verweer dat [geïntimeerde] erin heeft toegestemd dat [appellante] op haar kosten meubels zou kopen. [geïntimeerde] heeft dat namelijk ter gelegenheid van de comparitie in eerste aanleg erkend. Nu zij niet heeft aangevoerd dat daar financiële grenzen aan waren gesteld (zo ja, welke), en omdat vast staat dat zij zelf de gehele inboedel van [appellante] heeft overgenomen, schiet zij in de onderbouwing van dit deel van de vordering tekort. In zoverre moet die vordering stranden. Dat geldt ook voor al het meerdere dat zij in hoofdsom heeft gevorderd.
De conclusie
4.24
Een afzonderlijke beoordeling van de grieven kan achterwege blijven, omdat die hiervoor inhoudelijk al afdoende zijn behandeld. Een en ander betekent dat de vordering toewijsbaar is tot een totaal van € 96.570,- (66.500 + 16.500 + 6.000 + 7.570 ). Het bestreden vonnis zal worden vernietigd, onder toewijzing van dat bedrag. De proceskostenveroordeling in eerste aanleg blijft in stand. Ook in hoger beroep zullen [appellanten] c.s. als de (overwegend) in het ongelijk gestelde partijen de proceskosten moeten dragen (2 punten, tariefgroep IV).
5. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 13 juli 2016 uitsluitend zover [appellanten] c.s. daarin onder 6.2 zijn veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde] van € 139.931,69, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 21 oktober 2015 tot de dag van volledige betaling;
doet in zoverre opnieuw recht:
veroordeelt [appellanten] c.s. tot betaling aan [geïntimeerde] van € 96.570,- , vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 21 oktober 2015 tot aan de dag van algehele voldoening;
bekrachtigt het genoemde eindvonnis voor het overige;
veroordeelt [appellanten] c.s. in de kosten van dit hoger beroep, tot aan deze uitspraak begroot op € 314,- aan verschotten en € 3.918,- aan salaris voor de advocaat;
verklaart dit arrest ten aanzien van de daarin uitgesproken veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af;
Dit arrest is gewezen door mr. M.W. Zandbergen, mr. M.M.A. Wind en mr. G.T. de Jong en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
14 augustus 2018.