Hof 's-Gravenhage, 19-03-2007, nr. 2200676005
ECLI:NL:GHSGR:2007:BA1002
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
19-03-2007
- Zaaknummer
2200676005
- LJN
BA1002
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2007:BA1002, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 19‑03‑2007; (Hoger beroep)
Uitspraak 19‑03‑2007
Inhoudsindicatie
Beroep op noodweer/noodweerexces wordt verworpen. Het beroep op putatief noodweer zal het hof evenwel honoreren omdat voldoende aannemelijk is dat de verdachte in de verschoonbare dwaling verkeerde dat hij zich tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding door A moest verdedigen door te handelen zoals is bewezenverklaard. Het hof neemt hierbij in aanmerking de spanningen die er gedurende de reis tussen verdachte en de overige bemanningsleden heersten, alsmede de persoon van de verdachte zoals daarvan blijkt uit het over hem uitgebrachte psychologische rapport
Partij(en)
Rolnummer: 22-006760-05
Parketnummer: 12-715103-05
Datum uitspraak: 19 maart 2007
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Middelburg van 9 november 2005 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 9 oktober 2006 en 5 maart 2007.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met een bijzondere voorwaarde.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Conclusie en standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot veroordeling van de verdachte voor het primair tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de Stichting Reclassering, met aftrek van voorarrest.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Poging tot doodslag.
Strafbaarheid van de verdachte
Ten aanzien van het thans bewezenverklaarde overweegt het hof als volgt:
Door de raadsman is op gronden - zoals in de pleitnota is weergegeven - een beroep gedaan op noodweer, dan wel noodweerexces met een mondelinge aanvulling van een beroep op putatief noodweer.
Het hof gaat uit van de aannemelijkheid van de navolgende feiten en omstandigheden.
Op [datum] lag het schip [aanduiding schip] afgemeerd in een haven te [plaats]. De bemanningsleden voerden op die zaterdag werkzaamheden uit en de schipper - het latere slachtoffer [A] - heeft gedurende enige tijd het schip verlaten om boodschappen te doen. Toen hij terugkwam aan boord, hoorde hij van onenigheden tussen de verdachte enerzijds en de 2 andere mannen anderzijds. Na een woordenwisseling in de stuurhut wilde de verdachte weer naar de machinekamer gaan om zijn werkzaamheden te vervolgen, doch de schipper verbood dit. Hij is naar de kombuis gegaan en de schipper is hem even later achternagegaan en heeft de verdachte gevraagd mee aan de wal te gaan, hetgeen de verdachte niet wilde.
[A] heeft daarop de verdachte bij de schouders gepakt.
De verdachte heeft zich weggedraaid. Verdachte rook alcoholgebruik bij [A]. Vervolgens heeft [A] de verdachte bij diens keel gepakt. Daarna heeft de verdachte zich tegen deze vermeende aanval verdedigd op de wijze zoals is bewezenverklaard.
Op grond van het vorenstaande komt het hof tot het volgende oordeel.
Onvoldoende aannemelijk is dat het bewezenverklaarde feit geboden was door de noodzakelijke verdediging tegen het handelen van [A]. Het beroep op noodweer subsidiair noodweerexces wordt dan ook verworpen.
Het beroep op putatief noodweer zal het hof evenwel honoreren omdat voldoende aannemelijk is dat de verdachte in de verschoonbare dwaling verkeerde dat hij zich tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding door [A] moest verdedigen door te handelen zoals is bewezenverklaard. Het hof neemt hierbij in aanmerking de spanningen die er gedurende de reis tussen verdachte en de overige bemanningsleden heersten, alsmede de persoon van de verdachte zoals daarvan blijkt uit het over hem uitgebrachte psychologische rapport d.d. 16 mei 2005.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45(oud), 63 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte niet strafbaar terzake van het bewezenverklaarde en ontslaat deze van alle rechtsvervolging.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door mr. P.J. Wurzer,
mr. M.P.J.G. Göbbels en mr. C.M.P. Flint-Van Noort, in bijzijn van de griffier mr. S.A. Commandeur.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 19 maart 2007.