Hof Arnhem, 02-02-2010, nr. 24-003133-07
ECLI:NL:GHARN:2010:BL1716
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
02-02-2010
- Magistraten
Mrs. K. Lahuis, D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, G.M. Meijer-Campfens
- Zaaknummer
24-003133-07
- LJN
BL1716
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:2010:BL1716, Uitspraak, Hof Arnhem, 02‑02‑2010
Uitspraak 02‑02‑2010
Mrs. K. Lahuis, D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, G.M. Meijer-Campfens
Partij(en)
Arrest van 2 februari 2010 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 3 december 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1984] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.A.C. van den Brink, advocaat te Almere.
Het vonnis waartegen het beroep is gericht
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep op 23 juni 2009 en 19 januari 2010, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal vrijspreken en ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 30 uren met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
De tenlastelegging is in eerste aanleg gewijzigd overeenkomstig de vordering van de officier van justitie. Aan verdachte is, zoals gewijzigd, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 september 2007 te [plaats], gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [naam], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een bierfles, althans een hard voorwerp, op het hoofd geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 22 september 2007 te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend [naam] (met kracht) met een (bier)fles, althans met een hard en/of glazen voorwerp, op het hoofd heeft geslagen, tengevolge waarvan die [naam] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Vrijspraak
Aan verdachte is primair ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Het hof is van oordeel dat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende feiten en omstandigheden naar voren zijn gekomen waaruit zou kunnen worden afgeleid dat verdachte door het enkele slaan met een bierfles tegen het (achter)hoofd van aangever, een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel, dan wel een poging daartoe, van aangever in het leven heeft geroepen. Nu het ten laste gelegde (voorwaardelijke)opzet niet bewezen kan worden, dient verdachte ten aanzien van het primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 22 september 2007 te [plaats], opzettelijk mishandelend [naam] met een bierfles op het hoofd heeft geslagen, tengevolge waarvan die [naam] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Subsidiair:
mishandeling.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 22 september 2007 op een festival in [plaats] schuldig gemaakt aan mishandeling van [naam] door laatstgenoemde met een bierflesje op het (achter)hoofd te slaan. Door aldus te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van die [naam].
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met de door het hof gehanteerde oriëntatiepunten voor straftoemeting, die in beginsel ter zake van een dergelijk delict de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één maand impliceren.
Het hof houdt tevens rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 18 januari 2010, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld. Verdachte heeft zich na het plegen van onderhavig feit niet opnieuw schuldig gemaakt aan het plegen van strafbare feiten.
Het hof neemt voorts in aanmerking de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze door hem en door zijn raadsman ter terechtzitting van het hof naar voren zijn gebracht.
Gelet op het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, ziet het hof aanleiding af te wijken van de — in beginsel onvoorwaardelijk — op te leggen gevangenisstraf. Het hof zal aan verdachte een taakstraf, in de vorm van een werkstraf opleggen.
Het hof acht evenwel een hogere werkstraf dan die door de advocaat-generaal gevorderd, passend en geboden gelet op de ernst van het feit.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte subsidiair ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van zestig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van dertig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. K. Lahuis, voorzitter, mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo en mr. G.M. Meijer-Campfens, in tegenwoordigheid van mr. L.W. van Campen als griffier.
Mr. Lahuis is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.