Einde inhoudsopgave
Wet op het primair onderwijs
Artikel 131 Voorschot overschrijding
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2022
- Redactionele toelichting
Dit artikel is opnieuw ingevoegd. Art. 131 (oud) vervallen.
- Bronpublicatie:
25-02-2021, Stb. 2021, 171 (uitgifte: 07-04-2021, kamerstukken: 35605)
- Inwerkingtreding
01-04-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-03-2022, Stb. 2022, 114 (uitgifte: 16-03-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Primair onderwijs
1.
Het college van burgemeester en wethouders stelt, onderscheiden al naar gelang het basisscholen of speciale scholen voor basisonderwijs betreft, jaarlijks vast in welke mate zij voor de door de gemeente in stand gehouden scholen meer dan wel minder uitgaven zullen doen dan door het Rijk worden bekostigd. Deze vaststelling geschiedt voor het komende begrotingsjaar en het resterende deel van het vijfjarig tijdvak, bedoeld in artikel 130, eerste lid.
2.
Indien voor het komende begrotingsjaar meer uitgaven zullen worden gedaan dan door het Rijk worden bekostigd, verleent het college van burgemeester en wethouders in dat begrotingsjaar aan het bevoegd gezag van de niet door de gemeente in stand gehouden basisscholen onderscheidenlijk speciale scholen voor basisonderwijs in de gemeente een voorschot op het te verwachten overschrijdingsbedrag, bedoeld in artikel 130, eerste lid.
3.
Indien uit het besluit van het college van burgemeester en wethouders, bedoeld in het eerste lid, blijkt dat de meeruitgaven, bedoeld in het tweede lid, in de resterende jaren van het vijfjarig tijdvak geheel of ten dele worden gecompenseerd door minder uitgaven, wordt hiermee rekening gehouden bij de bepaling van de hoogte van het voorschot.
4.
Indien uit de jaarlijkse voorlopige vaststelling van de bedragen, bedoeld in artikel 132, eerste lid, blijkt dat, in afwijking van hetgeen is vastgesteld bij het besluit van het college van burgemeester en wethouders, bedoeld in het eerste lid, meer uitgaven zijn gedaan dan door het Rijk worden bekostigd, verleent het college van burgemeester en wethouders alsnog een voorschot aan het bevoegd gezag van de niet door de gemeente in stand gehouden basisscholen onderscheidenlijk speciale scholen voor basisonderwijs in de gemeente.
5.
Bij de bepaling van de hoogte van het voorschot, bedoeld in het vierde lid, is het derde lid van overeenkomstige toepassing.