HR, 22-03-2016, nr. 15/02633
ECLI:NL:HR:2016:462, Conclusie: Contrair, Conclusie: Contrair
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
22-03-2016
- Zaaknummer
15/02633
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2016:462, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑03‑2016; (Herziening)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:127, Contrair
ECLI:NL:PHR:2016:127, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑01‑2016
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2016:462, Contrair
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2016-0153
Uitspraak 22‑03‑2016
Inhoudsindicatie
Herziening. De bij de aanvraag gevoegde brief van de Divisie Registratie en Informatie geeft steun aan de stelling waarop de aanvraag berust, t.w. dat de aanvrager ten tijde van de overtreding waarop de uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd betrekking heeft, beschikte over een geldig rijbewijs. Dit gegeven levert het ernstige vermoeden op dat de Kantonrechter, ware deze daarmee bekend geweest, de aanvrager van het hem tenlastegelegde zou hebben vrijgesproken.
Partij(en)
22 maart 2016
Strafkamer
nr. S 15/02633 H
CB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank Rotterdam van 17 juni 2004, nummer 10/280439-03, ingediend door P. Scholte, advocaat te Amsterdam, namens:
[aanvrager] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Kantonrechter in de Rechtbank Rotterdam heeft de aanvrager ter zake van "overtreding van artikel: WVW94 107/1" veroordeeld tot een geldboete van € 220,-, subsidiair 4 dagen hechtenis, en 1 week hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
2. De aanvraag tot herziening
2.1.
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2.
De aanvraag berust op de stelling dat sprake is van een gegeven als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv. In de aanvraag wordt daartoe aangevoerd dat de aanvrager ten tijde van de bewezenverklaarde overtreding wel over een geldig rijbewijs beschikte.
3. De conclusie van de Advocaat-Generaal
De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvraag ongegrond zal verklaren.
4. Beoordeling van de aanvraag
4.1.
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid aanhef en onder c van art. 457 Sv slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
4.2.
De aanvrager is bij de uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd veroordeeld voor het rijden zonder geldig rijbewijs op 23 maart 2003, zulks - naar hij betoogt - ten onrechte. In dat verband verwijst hij naar een bij de aanvraag gevoegde brief van de Divisie Registratie en Informatie van 23 augustus 2013 die inhoudt dat op 6 januari 1999 een rijbewijs dat geldt voor motorrijtuigen van categorie B, is afgegeven aan [aanvrager] (geboren [geboortedatum]-1978).
4.3.
Die brief geeft steun aan de stelling waarop de aanvraag berust, te weten dat de aanvrager ten tijde van de overtreding waarop de uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd betrekking heeft, beschikte over een geldig rijbewijs. Dit gegeven levert het ernstige vermoeden op dat de Kantonrechter, ware deze daarmee bekend geweest, de aanvrager van het hem tenlastegelegde zou hebben vrijgesproken.
5. Slotsom
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat hier sprake is van een gegeven als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv, zodat de aanvraag gegrond is en als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart de aanvraag tot herziening gegrond;
beveelt voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld vonnis van de Kantonrechter;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op de voet van art. 472, tweede lid, Sv opnieuw zal worden berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 maart 2016.
Mr. Balkema en mr. Ilsink zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
Conclusie 26‑01‑2016
Inhoudsindicatie
Herziening. De bij de aanvraag gevoegde brief van de Divisie Registratie en Informatie geeft steun aan de stelling waarop de aanvraag berust, t.w. dat de aanvrager ten tijde van de overtreding waarop de uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd betrekking heeft, beschikte over een geldig rijbewijs. Dit gegeven levert het ernstige vermoeden op dat de Kantonrechter, ware deze daarmee bekend geweest, de aanvrager van het hem tenlastegelegde zou hebben vrijgesproken.
Nr. 15/02633 Zitting: 26 januari 2016 | Mr. Vellinga Conclusie inzake: [aanvrager]. |
1. Aanvrager van herziening is door de kantonrechter in de Rechtbank Rotterdam bij onherroepelijk vonnis van 17 juni 2004 wegens “overtreding van artikel 107, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994”, gepleegd op 23 maart 2003, veroordeeld tot een geldboete van € 210,00, subsidiair 4 dagen hechtenis.
2. Namens de aanvrager heeft mr. P. Scholte, advocaat te Amsterdam, een aanvraag tot herziening van dit vonnis ingediend.
3. De aanvraag berust op de stelling dat verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde feit beschikte over een geldig rijbewijs.
4. Ter staving van de aanvraag zijn daarbij gevoegd een brief van de RDW, divisie registratie en informatie d.d. 23 augustus 2013, onder meer inhoudende:
“[aanvrager] geboren op: [geboortedatum]-1978 te: Dordrecht staat geregistreerd in het Centraal Rijbewijzen- en Bromfietscertificatenregister (CRB) met een Nederlands rijbewijs dat is afgegeven door de Burgemeester van de gemeente Dordrecht op: 02-04-2009 met het nummer: [001].
Cat. Eerste afgifte Geldig tot Beperkende bepalingen
AM 02-04-2009 02-04-2019
B 06-01-1999 02-04-2019”
alsmede een Uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 17 april 2011 ten name van aanvrager. Dit uittreksel vermeldt onder meer dat aanvrager meermalen ter zake van overtreding van art. 107 lid 1 WVW 1994 ten onrechte als verdachte is aangemerkt.
5. Art. 107 lid 1 WVW 1994 luidt:
“Aan de bestuurder van een motorrijtuig op de weg dient door de daartoe bevoegde autoriteit een rijbewijs te zijn afgegeven voor het besturen van motorrijtuigen van de categorie waartoe dat motorrijtuig behoort.”
6. De omstandigheid dat aanvrager, zoals hij blijkens de hiervoor aangehaalde brief van 23 augustus 2013 kennelijk wil stellen, ten tijde van de bewezenverklaarde overtreding beschikte over een rijbewijs B, sluit niet uit dat hij op 23 maart 2003 een motorrijtuig heeft bestuurd terwijl hij niet over een rijbewijs beschikte van de categorie waartoe het door hem bestuurde motorrijtuig behoorde. Hij kan bijvoorbeeld een motorrijtuig hebben bestuurd waarvan de toegestane maximum massa meer bedroeg dan 3500 kg dan wel met het door hem bestuurde motorrijtuig een aanhangwagen hebben voortbewogen waarvan de toegestane maximum massa meer bedroeg dan 750 kg (vgl. art. 15 Reglement rijbewijzen).
7. Uit het voorgaande volgt dat uit de door aanvrager genoemde omstandigheid niet het ernstige vermoeden voortvloeit dat de kantonrechter, zou hij daarmee bekend zijn geweest, de aanvrager zou hebben vrijgesproken van hetgeen ten laste van hem is bewezenverklaard.
8. De aanvraag is derhalve ongegrond.
9. Deze conclusie strekt ertoe dat de Hoge Raad de aanvraag ongegrond zal verklaren.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG