Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Gelderland-Zuid, district Stad Nijmegen, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL081N 2013104321, gesloten op 20 oktober 2013 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
Rb. Gelderland, 09-04-2014, nr. 05/189262-13
ECLI:NL:RBGEL:2014:2398
- Instantie
Rechtbank Gelderland
- Datum
09-04-2014
- Zaaknummer
05/189262-13
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGEL:2014:2398, Uitspraak, Rechtbank Gelderland, 09‑04‑2014
Uitspraak 09‑04‑2014
Inhoudsindicatie
De rechtbank Gelderland heeft een 34-jarige man veroordeeld tot een werkstraf van 240 uur en zes maanden voorwaardelijke gevangenisstraf wegens (onder meer: zware) mishandeling van zijn partner/echtgenote. De man heeft zijn toen acht maanden zwangere partner tegen haar buik geschopt, waarna zij een spoedkeizersnede heeft moeten ondergaan.
Partij(en)
RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/189262-13
Datum zitting : 12 februari 2014 en 26 maart 2014
Datum uitspraak : 9 april 2014
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum 1] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
raadsman: mr. B. Vreke, advocaat te Nijmegen.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 oktober 2013 in de gemeente Groesbeek, opzettelijk mishandelend zijn echtgenoot, althans een persoon, te weten [slachtoffer 1], (met kracht) met een maglite, althans met een hard voorwerp, in/op/tegen de be(e)n(en) en/of de arm(en) en/of de rug en/of de borst(en), en/althans (elders) in/op/tegen het lichaam heeft geslagen, en/of heeft geslagen en/of geschopt op en/of tegen haar rug en/of schouder en/of be(e)nen, althans tegen haar lichaam, waardoor deze [slachtoffer 1] letsel (diverse blauwe plek(ken)) heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
2.
hij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van [geboortedatum 2]
[geboortedatum 2] tot en met 15 oktober 2013, in de gemeente Groesbeek, opzettelijk mishandelend zijn echtgenoot, althans een persoon, te weten [slachtoffer 1]
[slachtoffer 1] en/of zijn dochter genaamd [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 2]
[geboortedatum 2]), - in bovengenoemde periode voornoemde [slachtoffer 1] stelselmatig heeft mishandeld
door (telkens) die [slachtoffer 1] (met kracht) in/op/tegen het (gehele) lichaam te
hebben geslagen/gestompt en/of geschopt en/of - in bovengenoemde periode die [slachtoffer 2] in/op/tegen het lichaam heeft geschopt en/of geslagen en/althans die [slachtoffer 2] (met kracht) heeft geduwd, waardoor deze [slachtoffer 1] letsel (diverse blauwe plekken en/of
bloeduitstortingen) heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
primair
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2010 tot en met [geboortedatum 2], in de gemeente Groesbeek aan [slachtoffer 1], zijnde zijn levensgezel/partner, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, te weten een afdrijving van haar vrucht, door die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal (telkens) (met kracht en/of ongecontroleerd) tegen haar (onder)buik en/of tegen haar zij, althans tegen haar lichaam te schoppen en/of te trappen,
althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling leidt:
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2010 tot en met [geboortedatum 2], in de gemeente Groesbeek, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd [slachtoffer 1], zijnde zijn levensgezel/partner, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] (die toen om en nabij de 8 maanden zwanger was) meermalen, althans eenmaal (telkens) (met kracht en/of ongecontroleerd) tegen haar (onder)buik en/of tegen haar zij, althans in/op/tegen tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling leidt:
meer subsidiair
hij in of omstreeks de periode 01 juli 2010 tot en met [geboortedatum 2], in de gemeente Groesbeek, althans in Nederland opzettelijk mishandelend zijn levensgezel/partner, althans een persoon genaamd [slachtoffer 1], met dat opzet die [slachtoffer 1] (die toen om en nabij de 8 maanden
zwanger was) meermalen, althans eenmaal (telkens) (met kracht en/of ongecontroleerd) tegen
haar (onder)buik en/of tegen haar zij, althans in/op/tegen tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt, waardoor deze [slachtoffer 1] letsel (bloeduitstorting(en) en/of een gescheurde placenta) heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 26 maart 2014 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. B. Vreke, advocaat te Nijmegen.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd en is ter terechtzitting verschenen:
[slachtoffer 1]
De officier van justitie, mr. M. Zwartjes, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs1.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft op 16 oktober 2013 zijn echtgenote, [slachtoffer 1] (hierna te noemen: [slachtoffer 1]) met een maglite op haar rug en op haar arm geslagen2.. Hierdoor heeft [slachtoffer 1] diverse blauwe plekken bekomen en pijn ondervonden3..
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] met de maglite op de borst heeft geslagen noch dat hij [slachtoffer 1] heeft geschopt, aangezien verdachte dit bestrijdt en er ook geen foto’s zijn van letsel op de borst.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte en [slachtoffer 1] hebben sinds oktober 2008 een relatie en zijn op 28 november 2012 getrouwd.4.Verdachte heeft in de periode van [geboortedatum 2] tot en met 15 oktober 2013 [slachtoffer 1] meerdere malen geduwd waardoor deze [slachtoffer 1] diverse blauwe plekken heeft bekomen5..
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat met uitzondering van de tenlastegelegde mishandeling van [slachtoffer 2] wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 2 tenlastegelegde mishandeling van [slachtoffer 1].
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ontkend dat hij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in periode [geboortedatum 2] tot en met 15 oktober 2013 meerdere malen heeft geschopt en geslagen. De raadsman heeft dan ook vrijspraak bepleit nu er geen wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft mishandeld.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft in de periode van 1 juli 2010 tot en met [geboortedatum 2] in Groesbeek [slachtoffer 1], die toen 8 maanden zwanger was, met de knie in onderbuik geraakt6..
Op [geboortedatum 2] is [slachtoffer 1], 36 weken zwanger, bevallen door middel van een keizersnede7.. Hieraan voorafgaand was in het ziekenhuis onderzoek verricht en bij een echo geconstateerd dat er geen kindbewegingen waren, dat sprake was van een verhoogde hartslag van de foetus en dat de Kleihauer Betke test een positieve uitslag gaf, hetgeen wijst op een mogelijke foetomaternale transfusie8..
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Zij heeft daartoe gesteld - kort samengevat - dat verdachte [slachtoffer 1], die 8 maanden zwanger was, meerdere malen met kracht met zijn been in haar buik heeft geraakt ten gevolge waarvan het medisch noodzakelijk was het kind vroegtijdig en met een keizersnede ter wereld te brengen. De officier van justitie meent dat, gelet op de nevenschikking ‘afdrijving of dood van de vrucht van een vrouw’ in artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht, de afdrijving ook kan zien op een vrucht die wordt afgedreven en blijft leven. Daarom is er in dit geval sprake van zwaar lichamelijk letsel in de vorm van afdrijving van de vrucht in de vorm van een vroegtijdige keizersnede en dus van zware mishandeling.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte per ongeluk met zijn knie tegen de buik van [slachtoffer 1] is aangekomen en verdachte het schoppen heeft ontkend zodat er geen sprake is van opzet of voorwaardelijke opzet op het toebrengen van letsel. Voorts heeft de raadsman bestreden dat een spoedbevalling met een keizersnede gelijk te stellen is met het afdrijven van de vrucht zoals bedoeld in art. 82 van het Wetboek van Strafrecht.
Beoordeling door de rechtbank ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde
De rechtbank overweegt allereerst het volgende.
Verdachte is met zijn verklaring ter terechtzitting van 26 maart 2014 deels afgeweken van de verklaringen die hij bij de politie heeft afgelegd. De rechtbank hecht meer geloof aan de verklaringen van verdachte zoals afgelegd bij de politie. Deze verklaringen zijn gedetailleerd en vrij kort na de aanhouding door verdachte afgelegd. Tevens zijn deze verklaringen aan verdachte voorgehouden of voorgelezen, waarna hij in zijn verklaringen heeft volhard en deze heeft ondertekend. Op grond van dit alles acht de rechtbank het niet aannemelijk dat verdachte woorden in de mond zijn gelegd.
Daar komt nog bij dat de verklaringen die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd niet consistent zijn. Zo heeft verdachte ter terechtzitting enerzijds gezegd dat hij zijn dochter wel eens een “draai om de oren” gaf en anderzijds heeft hij verklaard dat hij zijn dochter nooit heeft geslagen noch anderszins fysiek pijn heeft gedaan. Daarnaast heeft verdachte in eerste instantie ter terechtzitting verklaard dat hij [slachtoffer 1], toen zij 8 maanden zwanger was, alleen heeft vastgepakt en dat [slachtoffer 1] toen ineens een steek in haar buik voelde en vervolgens, “bij nader inzien”, heeft hij verklaard dat hij haar bij een draaiende beweging, misschien met de knie, in haar buik heeft geraakt. Ook op grond hiervan hecht de rechtbank aan de ter terechtzitting afgelegde verklaringen minder geloof dan aan de bij de politie afgelegde verklaringen.
Ten aanzien van feit 1:
[slachtoffer 1] heeft in haar aangifte verklaard dat zij door verdachte tegen haar linkerbeen is geschopt en met een maglite op haar linkerarm, rug en borst is geslagen. [slachtoffer 1] heeft teven blauwe plekken op linkerbovenarm, been en rug getoond9..
Verdachte heeft bij de politie als volgt verklaard:
“Ik sloeg [slachtoffer 1] vervolgens op haar schouder. (…) Ik duwde haar weg. Ik was een soort van de controle kwijt. (…) Ik heb [slachtoffer 1] nog een klap na gegeven. Ik kwam er verbaal niet uit en heb het fysiek gedaan. (…)
V (verbalisant): Heb je haar geslagen en geschopt
A: Ja dat heb ik gedaan. Ik heb niet vanuit noodweer gehandeld of omdat ze mij geslagen had. Ik had dat nooit mogen doen.(…) het ging wel met kracht.
V: Hoe vaak heb je haar geschopt
A: 1 of twee keer.(…)
V: Hoe vaak heb je haar geslagen
A: In totaal 3 keer.(….)
Vervolgens heb ik de maglite gepakt en [slachtoffer 1] op haar rug geslagen. Dit is op het schouderblad geweest (…)”10..
“Ik heb haar toen met die maglite geslagen op de arm en de rug (…)”11.
Op grond van het vorenstaande oordeelt de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] heeft mishandeld door haar tegen het been te schoppen en tegen haar schouder te slaan alsmede door met een maglite tegen haar arm en op haar rug te slaan.
Ten aanzien van feit 2:
Met de raadsman en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte [slachtoffer 2] op de ten laste gelegde wijze heeft mishandeld. Verdachte heeft dit steeds ontkend. Zijn verklaring ter terechtzitting over ‘een draai om de oren’ is te algemeen om hierin overtuigend bewijs te vinden. Naast de aangifte van [slachtoffer 1] is daarvoor geen ander bewijs aangetroffen. De rechtbank zal verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging partieel vrijspreken.
De rechtbank acht echter wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van [geboortedatum 2] tot en met 15 oktober 2013 [slachtoffer 1] meerdere malen heeft geslagen en geschopt. Hiertoe overweegt zij dat [slachtoffer 1] in haar aangifte heeft verklaard dat zij een half jaar na de geboorte van hun dochter zeker één keer in de twee weken bij elke ruzie door verdachte is geschopt of geslagen en dat zij hiervan altijd blauwe plekken op armen of benen had12.. Verdachte heeft tegen de politie verklaard dat hij [slachtoffer 1] wel heeft geschopt en geslagen in het verleden13..
Bovenstaande verklaringen worden ondersteund door de verklaring van de vader van verdachte . De vader heeft op 18 oktober 2013 onder andere tegenover de politie verklaard:
“Eerder is er ook al sprake geweest van mishandelingen door [verdachte] richting [slachtoffer 1]. (…) [slachtoffer 1] heeft ons de afgelopen 2 jaren meerdere keren verteld dat er problemen waren. (…) [slachtoffer 1] vertelde ons dat ze ruzie had gehad met [verdachte] en dat ze dan een blauwe plek op had gelopen. (…)”14..
Ook de verklaring van de buurvrouw van verdachte en [slachtoffer 1] ondersteunt de verklaringen van [slachtoffer 1] en verdachte. Zij heeft als volgt verklaard:
“Ik kan u vertellen dat het zeker één keer per maand voorkomt dat [slachtoffer 1] en [verdachte] ruzie hebben. Ik hoor dan geschreeuw en gehuil. Ik hoor altijd [slachtoffer 1] schreeuwen. Ik hoor dan dat zij naar boven vlucht. De ruzies duren meestal meer dan een half uur, en zijn dan ook echt knallend. Ik hoor ook vaak deuren dichtknallen. Ik hoor ook vaak dat [slachtoffer 1] roept “Stop [verdachte]!”of “Schei daarmee uit!”15..
Aangezien verdachte en [slachtoffer 1] niet de gehele tenlastegelegde periode getrouwd waren, zal de rechtbank de tenlastegelegde periode splitsen in een periode dat sprake is van mishandeling van [slachtoffer 1] en een periode dat sprake is van mishandeling van zijn echtgenote, [slachtoffer 1].
Ten aanzien van feit 3:
[slachtoffer 1] heeft in haar aangifte als volgt verklaard:
“[verdachte] kwam achter mij aan en binnen pakte hij mij bij mijn shirt vast, aan de voorzijde met twee handen ter hoogte van mijn nek. Er werd niks door [verdachte] gezegd, maar hij haalde twee of drie keer met kracht uit met zijn rechterbeen. Zijn voet raakte mijn zij en ik had hiervan enorme pijn. Later was er ook een enorme bloeduitstorting zichtbaar op de plaats waar [verdachte] mij getrapt had. Vrijwel gelijk nadat [verdachte] mij in mijn zij had getrapt, besefte hij blijkbaar wat hij gedaan had en belde gelijk een verloskundige. Deze is vervolgens bij ons thuis geweest. (…) stuurde de verloskundige mij door naar het ziekenhuis. Ik ben met [verdachte] gelijk naar het Canisius ziekenhuis in Nijmegen gegaan16..
Verdachte heeft op 16 oktober 2013 tegenover de politie verklaard:
“[slachtoffer 1] was dus 8 maanden zwanger. De bevalling is eerder tot stand gekomen en dat is mijn schuld. Dit wist alleen mijn moeder en mijn schoonmoeder nu. (…) Het kwam door mij omdat er iets in het vruchtwater was gekomen doordat ik met mijn knie tegen de buik van [slachtoffer 1] ben aangekomen. Ik heb een opmerking gemaakt en ik kreeg een klap in mijn gezicht. Ik heb daarop gereageerd en heb [slachtoffer 1] een keer met kracht geschopt en mijn been is in haar onderbuik terecht gekomen toen ze 8 maanden zwanger was. Dit is niet bewust geweest maar is daarbij uitgekomen. Dit heeft de bevalling opgewekt en toen zijn wij ter controle naar het ziekenhuis gegaan en is [slachtoffer 2] met spoed gehaald. (…)”17..
Uit het verslag vertaling medische informatie van GGD Gelderland Zuid komt naar voren dat [slachtoffer 1] op [geboortedatum 2] is verwezen naar de gynaecoloog in verband met een stomp buiktrauma waarna [slachtoffer 1] minder leven (kindbewegingen) voelde:
“In het ziekenhuis is onderzoek verricht: echo en CTG (cardiotocografie).(…) De echo liet geen kindbeweging zien. Het CTG was tachycard, dat wil zeggen dat er sprake was van een verhoogde hartslag van de foetus. Vervolgens was de Kleihauer Betke test positief. Dit wijst op een mogelijke foetomaternele transfusie. In verband met de verdenking op foetomaternele transfusie is op [geboortedatum 2] een keizersnede verricht(…) en is mevrouw bij 36 weken 0 dagen bevallen van een dochter [slachtoffer 2]. Op het operatieverslag staan geen bijzonderheden vermeld, de operatie lijkt ongecompliceerd verlopen te zijn. (…)18.”.
Op grond van de hiervoor vermelde verklaringen van [slachtoffer 1] en verdachte stelt de rechtbank vast dat verdachte [slachtoffer 1] ten minste éénmaal met kracht in de buik heeft geschopt, terwijl [slachtoffer 1] op dat moment acht maanden zwanger was. Uit de genoemde medische informatie blijkt dat nog diezelfde dag aan stomp buiktrauma toegeschreven verschijnselen zijn opgetreden, zoals afwezigheid van kindbewegingen, een verhoogde hartslag van het kind en een positieve Kleihauer Betke-tekst en dat op grond daarvan onmiddellijk medisch ingrijpen in de vorm van een keizersnede noodzakelijk werd geacht. Er zijn geen aanwijzingen dat het stompe buiktrauma iets anders is of kan zijn geweest dan de schop die verdachte [slachtoffer 1] heeft gegeven. Dit voor verdachte voorzienbare gevolg – het moeten toepassen van een keizersnede in verband met de door de schop opgetreden verschijnselen – kan redelijkerwijs aan verdachte worden toegerekend als gevolg van zijn handelen. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat een harde schop in de buik van een acht maanden zwangere vrouw ertoe kan leiden dat bij moeder en/of ongeboren kind zodanig letsel optreedt dat de zwangerschap wordt afgebroken of door medisch ingrijpen kunstmatig moet worden afgebroken.
In het verlengde hiervan oordeelt de rechtbank dat - hoewel de rechtbank geen aanwijzingen heeft dat verdachte met zijn schop tegen de buik van de acht maanden zwangere [slachtoffer 1] het oogmerk had een dergelijk gevolg teweeg te brengen - hij door die schop op zijn minst bewust de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Aldus is sprake van voorwaardelijk opzet van verdachte op dit gevolg.
Daarmee komt de rechtbank toe aan beantwoording van de vraag of dit gevolg van de schop - de keizersnede - kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel, bestaande uit afdrijving van de vrucht, zoals ten laste gelegd.
Art. 82, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht begrijpt onder zwaar lichamelijk letsel onder meer ‘afdrijving of dood van de vrucht van een vrouw’. De wetsgeschiedenis biedt geen duidelijkheid over de vraag of de wetgever onder ‘afdrijving van de vrucht’ heeft willen vatten het geval dat de afgedreven vrucht blijft leven, zoals de officier van justitie heeft betoogd. Uit de nevenschikking in deze formulering - ‘afdrijving of dood’ - leidt de rechtbank echter af dat van afdrijving van de vrucht ook sprake kan zijn ingeval, zoals hier, de vrucht blijft leven. Deze nevenschikking zou anders zinledig zijn.
Anders dan de verdediging, beantwoordt de rechtbank de vraag of een spoedbevalling door middel van een keizersnede valt te brengen onder ‘afdrijving van de vrucht’ bevestigend. De betekenis die de wetgever in art. 82 van het Wetboek van Strafrecht aan deze term wilde geven valt wederom niet uit de wetsgeschiedenis af te leiden. Binnen de context van art. 82 van het Wetboek van Strafrecht houdt deze term naar het oordeel van de rechtbank in de kern in, dat de vrucht het lichaam van de vrouw verlaat zonder dat deze vrouw dat (al) wil. Daarbij neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat vrouwen die een kind verwachten in het algemeen pas willen bevallen nadat de vrucht zich gedurende de volle negen maanden van de zwangerschap heeft kunnen ontwikkelen en nadat de bevalling op natuurlijke wijze op gang is gekomen. Hoewel de meeste vruchten - naar eveneens algemeen bekend is - het lichaam van de vrouw via het geboortekanaal verlaten, komt ook het uitvoeren van een keizersnede er in de kern op neer dat de vrucht het lichaam van de vrouw verlaat. In een geval waarin om medische redenen - met spoed en voortijdig - een keizersnede moet worden uitgevoerd, doet zich in wezen ook het geval voor dat de vrucht - in zoverre - tegen de wil van de moeder het lichaam verlaat. Deze uitleg van ‘afdrijving van de vrucht’ past naar het oordeel van de rechtbank ook bij de andere in art. 82, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht gegeven voorbeelden van zwaar lichamelijk letsel. Het gaat in die bepaling immers om vormen van letsel met blijvende, onomkeerbare gevolgen. Daarvan is ook sprake indien een vrouw tegen haar wil voortijdig en op niet-natuurlijke wijze heeft moeten bevallen door middel van een keizersnede. Niet alleen heeft zij dan een buikoperatie (met blijvend litteken) moeten ondergaan, haar is voor altijd (de kans op) een natuurlijke bevalling van dít kind na een voldragen zwangerschap ontnomen.
Op grond van het voorgaande staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte [slachtoffer 1], toen die acht maanden zwanger was, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht bestaande uit afdrijving van de vrucht, doordat hij haar met kracht tegen haar buik heeft geschopt en daardoor haar voortijdige bevalling door middel van een keizersnede heeft veroorzaakt.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op 16 oktober 2013 in de gemeente Groesbeek, opzettelijk mishandelend zijn echtgenoot, te weten [slachtoffer 1], met kracht met een maglite, op/tegen de arm en de rug heeft geslagen, en heeft geslagen en/of geschopt op of tegen haar rug en schouder en been, waardoor deze [slachtoffer 1] letsel (diverse blauwe plekken) heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
hij in de periode van [geboortedatum 2] tot 28 november 2012, in de gemeente Groesbeek, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1] en
- stelselmatig heeft mishandeld door telkens die [slachtoffer 1] (met kracht) op/tegen het lichaam te hebben geslagen en/of geschopt waardoor deze [slachtoffer 1] letsel (diverse blauwe plekken en/of bloeduitstortingen) heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
en
hij in de periode van 28 november 2012 tot en met 15 oktober 2013, in de gemeente Groesbeek, opzettelijk mishandelend zijn echtgenoot, [slachtoffer 1] stelselmatig heeft mishandeld door telkens die [slachtoffer 1] (met kracht) op/tegen het lichaam te hebben geslagen en/of geschopt
waardoor deze [slachtoffer 1] letsel (diverse blauwe plekken en/of bloeduitstortingen) heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
3.
primair
hij op [geboortedatum 2], in de gemeente Groesbeek aan [slachtoffer 1], zijnde zijn levensgezel/partner, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, te weten een afdrijving van haar vrucht, door die [slachtoffer 1] eenmaal met kracht tegen haar (onder)buik en/of tegen haar zij te schoppen,
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Mishandeling, begaan tegen zijn echtgenoot.
Ten aanzien van feit 2:
Mishandeling, meermalen gepleegd,
en
mishandeling, begaan tegen zijn echtgenoot, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 3 primair:
Zware mishandeling.
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder de feiten 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde op te leggen reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt ambulante behandeling en voorts tot het verrichten van 180 uren werkstraf subsidiair 90 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft naar voren gebracht dat het verdachte duidelijk is dat hij gestraft moet worden. De raadsman heeft bepleit dat bij het opleggen van een straf wel rekening gehouden moet worden met de persoonlijk omstandigheden van verdachte en dat oplopende frustraties de oorzaak zijn geweest. Verdachte heeft inmiddels zelf hulp gezocht en ziet in dat hij daar baat bij heeft. Hij is derhalve ten volle bereid zich aan de bijzondere voorwaarden te houden, aldus de raadsman.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 18 februari 2014 en
een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland gedateerd 7 januari 2014, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn partner, vanaf enig moment zijn echtgenote. Hij heeft haar onder meer gedurende een periode van ongeveer 3 jaren meerdere malen geslagen en geschopt alsmede haar met een maglite op haar rug en arm geslagen, dit laatste in aanwezigheid van hun jonge kind. Voorts heeft verdachte zijn partner toen zij 8 maanden zwanger was zodanig in de buik geschopt dat hun kind met spoed, vroegtijdig en met een keizersnede ter wereld gebracht moest worden. Huiselijk geweld, zoals dat door verdachte is gepleegd, is zeer ernstig. Juist in de eigen woonomgeving dient men zich veilig te kunnen voelen. De lichamelijke integriteit van het slachtoffer is op ernstige en indringende wijze aangetast door verdachte. De rechtbank is van oordeel dat geweld niet de oplossing mag zijn voor huiselijke conflicten en rekent deze feiten verdachte dan ook zwaar aan, te meer waar een jong kind hiervan een aantal malen getuige heeft moeten zijn. Het is algemeen bekend dat waarneming van mishandelingen, al helemaal als het de ouders onderling betreft, schadelijk is voor de ontwikkeling van kinderen.
Uit het uittreksel uit het justitiële documentatieregister volgt dat verdachte al eerder voor mishandeling is veroordeeld.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend zou zijn. Echter, gelet op alle omstandigheden van het geval, waaronder het feit dat verdachte zelf hulp heeft gezocht in verband met zijn agressieregulatieproblematiek, dat de echtscheiding inmiddels heeft plaatsgevonden en dat de omgang van verdachte met zijn dochter zojuist op gang is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat in plaats van onvoorwaardelijke gevangenisstraf een werkstraf voor de maximale duur als passende sanctie kan worden opgelegd. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat daarnaast een forse voorwaardelijke gevangenisstraf met de door de Reclassering geformuleerde bijzondere voorwaarden geboden is. Vanwege de onzekerheid of en hoe de aan verdachte aan te bieden behandeling zal aanslaan terwijl de reële mogelijkheid bestaat dat verdachte in het kader van de omgangsregeling met zijn dochter met spanningen en frustraties te maken krijgt, acht de rechtbank een proeftijd van drie jaren noodzakelijk. Aangezien er daarom – mede in aanmerking genomen het door de ouders van verdachte gerelateerde, gewelddadige gedrag van hun zoon in het verleden – ernstig rekening mee moet worden houden dat, zolang verdachte niet adequaat is behandeld, hij wederom een misdrijf zou kunnen begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal de rechtbank bevelen dat de op te leggen voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de bewezenverklaarde feiten. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.140,00, bestaande uit immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot betaling van het bedrag van € 1.140,00 toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 22 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat het gevorderde immateriële schadebedrag enigszins bovenmatig is nu de gestelde psychische problemen niet nader onderbouwd zijn. De raadsman verzoekt het gevorderde schadebedrag te matigen.
Beoordeling door de rechtbank
Aan de benadeelde partij is door de bewezenverklaarde strafbare feiten rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Verdachte heeft aan de benadeelde partij, zijn partner/echtgenote, binnen de huiselijke sfeer - die voor haar veilig had moeten zijn - gedurende langere periode immers (deels zelfs als zwaar te kwalificeren) lichamelijk letsel toegebracht. In het verlengde hiervan is zonder meer aannemelijk dat benadeelde partij daarvan ook psychische nadelige gevolgen heeft ondervonden waarvoor enig smartengeld op zijn plaats is. Het hiertegen gerichte verweer is onvoldoende onderbouwd. De door benadeelde partij ondervonden immateriële schade is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Rekening houdend met de aard, de ernst en de frequentie van de gedragingen van verdachte en met de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen aan smartengeld plegen toe te kennen, is het gevorderde bedrag alleszins billijk en zal dit bedrag dan ook worden toegewezen. Voor de ingangsdatum van de wettelijke rente zal worden aangesloten bij een moment gelegen in het midden van de periode waarbinnen de mishandelingen hebben plaatsgevonden: 1 maart 2012.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat:
4. veroordeelde zich binnen 3 werkdagen na de datum waarop dit vonnis is uitgesproken tussen 09.00 -10:30 uur moet melden aan de balie van Reclassering Nederland, Stieltjesstraat 1 te Nijmegen. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en zich houden aan de aanwijzingen van de reclassering;
5. veroordeelde zich zal laten onderzoeken door en zich onder behandeling zal stellen bij Kairos of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
het verrichten van een werkstraf gedurende 240 (tweehonderdveertig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 120 (honderdtwintig) dagen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht geheel in mindering wordt gebracht, te weten 6 (zes) uren, zijnde 3 (drie) dagen hechtenis.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer 1], te betalen € 1.140,- (elfhonderdveertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, vermeerderd met de ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken kosten.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], te betalen € 1.140,- (elfhonderdveertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 22 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. M.M.L.A.T. Doll (voorzitter), mr. C.M.E. Lagarde en mr. Y. van Wezel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.B. Moll van Charante, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 april 2014.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 09‑04‑2014
Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] p. 7, verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 maart 2014.
Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] p. 7-8.
Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1], p. 5.
Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] p. 6, verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 maart 2014.
Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] p. 6, verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 maart 2014.
Schriftelijk bescheid inhoudende een medische verklaring van [gynaecoloog], gynaecoloog, d.d. 10 augustus 2010.
Schriftelijk bescheid inhoudende verslag vertaling medische informatie van GGD Gelderland-Zuid.
Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] p. 7-8.
Proces-verbaal van verhoor verdachte p. 45-46.
Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 maart 2014.
Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] p. 6.
Proces-verbaal van verhoor verdachte p.47
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1]. P. 19.
Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] p. 14.
Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] p.6.
Proces-vervaal van verhoor verdachte p. 46.
Schriftelijk bescheid inhoudende een verslag vertaling medische informatie van GGD Gelderland-Zuid