Einde inhoudsopgave
Wet op het financieel toezicht
Artikel 2:24 [Mededeling toezichthoudende instantie andere lidstaat]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2007
- Redactionele toelichting
Deze wet treedt in werking op een krachtens art. 179 van de Wet van 20-11-2006, Stb. 605 bepaald tijdstip.
- Bronpublicatie:
28-09-2006, Stb. 2006, 475 (uitgifte: 31-10-2006, kamerstukken: 29708)
- Inwerkingtreding
01-01-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-12-2006, Stb. 2006, 664 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Indien de Nederlandsche Bank een mededeling van het voornemen van een financiële instelling met zetel in een andere lidstaat tot het uitoefenen van haar bedrijf vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland heeft ontvangen van een toezichthoudende instantie van een andere lidstaat, deelt zij de betrokken financiële instelling onverwijld deze ontvangst mede.
2.
De Nederlandsche Bank kan binnen twee maanden na ontvangst van de mededeling die betrekking heeft op het voornemen tot het uitoefenen van het bedrijf vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor, de toezichthoudende instantie van de andere lidstaat mededelen welke voorwaarden om redenen van algemeen belang door de financiële instelling in acht moeten worden genomen bij het uitoefenen van haar bedrijf of het verlenen van financiële diensten in Nederland. De Nederlandsche Bank zendt hiervan een afschrift aan de financiële instelling.