Hof Den Haag, 22-12-2020, nr. 2200126419
ECLI:NL:GHDHA:2020:2912
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
22-12-2020
- Zaaknummer
2200126419
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2020:2912, Uitspraak, Hof Den Haag, 22‑12‑2020; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2022:374
Uitspraak 22‑12‑2020
Inhoudsindicatie
Gepubliceerd naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2022:374.
Rolnummer: 22-001264-19
Parketnummer: 10-248637-18
Datum uitspraak: 22 december 2020
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 20 maart 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum] 1990,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte en namens de benadeelde partij [slachtoffer] naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van voorarrest en met de bijzondere voorwaarden zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep. Voorts is er een beslissing genomen omtrent de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 4 december 2018 te Hoogvliet Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer], meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in zijn (rechter onder)arm en/of in zijn (rechter)zij heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van voorarrest en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 4 december 2018 te Hoogvliet Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer], meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in zijn (rechter onder)arm en/of in zijn (rechter)zij heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot doodslag.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdediging heeft ontslag van rechtsvervolging bepleit op de grond dat sprake is van noodweerexces, althans van putatief noodweerexces.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep over de toedracht van het incident, kort samengevat en voor zover hier van belang, het volgende verklaard.
Toen de verdachte de woning van de aangever wilde verlaten heeft de aangever hem met de vuist tegen het hoofd geslagen en gezegd dat de verdachte niet weg mocht gaan. Vervolgens heeft de verdachte even op de bank in de woonkamer gezeten. Terwijl de aangever in gesprek was met de getuige [getuige] is de verdachte naar de keuken gegaan en heeft hij daar een mes gepakt, met de bedoeling om de aangever eventueel daarmee af te dreigen, zodat hij het huis van aangever zou kunnen verlaten. Toen de verdachte met het mes in de hand richting de voordeur liep, heeft de aangever hem wederom met de vuist tegen het hoofd geslagen. De aangever bleef daar maar mee doorgaan. Volgens de verdachte vreesde hij op dat moment bij elk van deze klappen dat het een fatale zou kunnen zijn, aangezien zijn schedel wegens reeds bestaand letsel kwetsbaar was, en heeft hij daarom uit paniek de aangever met het mes gestoken.
Het hof overweegt hierover als volgt.
Dat de aangever de verdachte meermalen met de vuist tegen het hoofd heeft geslagen nadat de verdachte het mes had gepakt, is niet aannemelijk geworden. De verdachte heeft dit niet eerder verklaard en dit wordt ook niet ondersteund door de verklaringen van de getuige [getuige]. Niet aannemelijk is geworden dat het handelen van de verdachte het onmiddellijke gevolg was van een hevige gemoedsbeweging, veroorzaakt door een (veronderstelde) wederrechtelijke aanranding, zodat het beroep op (putatief) noodweerexces wordt verworpen.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Onder invloed van alcohol en medicatie heeft de verdachte het slachtoffer meermaals met een mes in zijn lichaam en arm gestoken. Dit gebeurde in de woning van het slachtoffer. Het letsel was zodanig ernstig dat het slachtoffer na een operatie in het ziekenhuis heeft gelegen. Om te voorkomen dat het slachtoffer zou komen te overlijden was adequaat medisch ingrijpen nodig.
Door te handelen op de bewezenverklaarde wijze heeft de verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Gebeurtenissen als deze hebben grote impact op het slachtoffer, zoals ook blijkt uit de slachtofferverklaring. Het slachtoffer heeft verklaard nog altijd last te hebben van pijn, littekens, flashbacks en angstgevoelens.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
23 november 2020, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van andersoortige strafbare feiten.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de over verdachte beschikbare rapportages. Kort gezegd komt daaruit naar voren dat verdachte lijdt aan een alcohol- en persoonlijkheidsstoornis, dat verdachte in emotioneel opzicht zijn kinderjaren niet ontgroeid lijkt te zijn, en dat de impulsregulatie slecht ontwikkeld is. Ook is er sprake van een hoog angstniveau. Geadviseerd wordt de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten en bijzondere voorwaarden op te leggen, bestaande uit ambulante behandeling, een meldplicht, een alcohol- en drugsverbod en de mogelijkheid tot een klinische opname.
Het hof neemt de conclusies in de rapportages over en maakt deze tot de zijne. De verdachte wordt verminderd toerekeningsvatbaar geacht.
Het hof houdt rekening met het feit dat de verdachte gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis lange tijd een elektronische enkelband heeft gedragen waardoor zijn vrijheid beperkt is geweest.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Het hof zal aan het voorwaardelijke deel van de straf na te noemen door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden, met het doel recidive te voorkomen.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een bedrag van € 17.038,55, te vermeerderen met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 14.788,55, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte inhoudelijk niet betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 4.788,55 materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde.
Dit onderdeel van de vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf
4 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is daarnaast van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van
€ 5.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige zal de vordering worden afgewezen.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 9.788,55, te vermeerderen met een bedrag van € 242,- in verband met de aanvraag van een medisch advies ter vaststelling van de omvang van de schade in verband met de procedure in hoger beroep, derhalve in totaal voor een bedrag van € 10.030,55 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 1 (één) jaar, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat het de veroordeelde verboden is gedurende de volledige proeftijd alcohol/verdovende middelen te gebruiken en dat hij verplicht is ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich onder ambulante behandeling zal stellen van Fivoor forensische ambulante zorg of een soortgelijke zorginstelling voor zijn alcoholproblematiek gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich - indien een voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname aangewezen acht - voor behandeling van zijn alcoholproblematiek klinisch zal laten opnemen in een door het NIFP te indiceren instelling en zich zal houden aan de aanwijzingen die door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling worden gegeven gedurende een periode van maximaal 7 weken of zoveel korter als de (geneesheer-) directeur van die instelling verantwoord vindt.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van € 9.788,55 (negenduizend zevenhonderdachtentachtig euro en vijfenvijftig cent) bestaande uit € 4.788,55 (vierduizend zevenhonderdachtentachtig euro en vijfenvijftig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 10.030,55 (tienduizend dertig euro en vijfenvijftig cent) bestaande uit € 5.030,55 (vijfduizenddertig euro en vijfenvijftig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 85 (vijfentachtig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 4 december 2018.
Dit arrest is gewezen door mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst, mr. T.B. Trotman en mr. M.A.J. van de Kar, in bijzijn van de griffier mr. A.M. Grasman.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 22 december 2020.
Mr. M.A.J. van de Kar is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.