HR, 12-02-2019, nr. 17/02377
ECLI:NL:HR:2019:213
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
12-02-2019
- Zaaknummer
17/02377
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2019:213, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 12‑02‑2019; (Cassatie, Artikel 80a RO-zaken)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:1488
ECLI:NL:PHR:2018:1488, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑12‑2018
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2019:213
- Vindplaatsen
Uitspraak 12‑02‑2019
Inhoudsindicatie
Deelneming aan criminele organisatie (art. 140.1 Sr), gewoontewitwassen (art. 420ter jo. 420bis.1.b Sr) en opzettelijk vervalst Litouws rijbewijs voorhanden hebben (art. 225.2 Sr) door samen met anderen in georganiseerd verband op zeer grote schaal gereedschappen uit bedrijfsbusjes te stelen en deze te verkopen. Uitspraak Hof innerlijk tegenstrijdig. HR: art. 80a RO. Samenhang met 17/02436, 17/02458 P, 17/02459, 17/03560 en 17/03567.
Partij(en)
12 februari 2019
Strafkamer
nr. S 17/02377
LBS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 4 mei 2017, nummer 21/005020-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.P. van der Graaf, advocaat te Utrecht, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
3 Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 februari 2019.
Conclusie 18‑12‑2018
Inhoudsindicatie
Deelneming aan criminele organisatie (art. 140.1 Sr), gewoontewitwassen (art. 420ter jo. 420bis.1.b Sr) en opzettelijk vervalst Litouws rijbewijs voorhanden hebben (art. 225.2 Sr) door samen met anderen in georganiseerd verband op zeer grote schaal gereedschappen uit bedrijfsbusjes te stelen en deze te verkopen. Uitspraak Hof innerlijk tegenstrijdig. HR: art. 80a RO. Samenhang met 17/02436, 17/02458 P, 17/02459, 17/03560 en 17/03567.
Nr. 17/02377 Zitting: 18 december 2018 | Mr. F.W. Bleichrodt Conclusie inzake: [verdachte] |
De verdachte is bij arrest van 4 mei 2017 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, vrijgesproken van het hem onder 1 ten laste gelegde, ontslagen van alle rechtsvervolging ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde wat betreft het verwerven en voorhanden hebben van geldbedragen en wegens 2. “deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven”, 3. “van het plegen van witwassen een gewoonte maken” en 4. “opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, voorhanden hebben, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 398 dagen, met aftrek als bedoeld in art. 27(a) Sr. Verder heeft het hof beslissingen genomen over in beslag genomen voorwerpen en een vordering van een benadeelde partij, één en ander zoals nader in het arrest omschreven.
De onderhavige zaak hangt samen met de zaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] (17/02436), [medeverdachte 2] (17/02458 P en 17/02459), [medeverdachte 3] (17/02460) en [medeverdachte 4] (17/03567), waarin ik vandaag eveneens zal concluderen.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. Mr. R.P. van der Graaf, advocaat te Utrecht, heeft één middel van cassatie voorgesteld.
Het middel bevat de klacht dat de uitspraak van het hof ten aanzien van de bewezenverklaring, de strafbaarheid van de verdachte en de strafoplegging innerlijk tegenstrijdig dan wel onbegrijpelijk is. Aan het middel is ten grondslag gelegd dat het hof de verdachte heeft ontslagen van alle rechtsvervolging ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde, maar vervolgens dit feit strafbaar heeft verklaard en heeft gekwalificeerd als gewoontewitwassen en de verdachte ter zake strafbaar heeft verklaard.
Ten laste van de verdachte is onder 3 bewezen verklaard dat:
“hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 januari 2011 tot en met 29 maart 2012, in Nederland, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij verdachte, geldbedragen, te weten op
- 17 mei 2011 een bedrag van € 1.000,--, en
- 16 juni 2011 een bedrag van € 2.000,-- en
- 20 juni 2011 een bedrag van € 3.000,-- en
- 28 juni 2011 een bedrag van € 2.500,--, en
- 1 juli 2011 een bedrag van € 300,--, en
- 4 juli 2011 een bedrag van € 1.000,--, en
- 18 juli 2011 een bedrag van € 1.000,--, en
- 25 oktober 2011 een bedrag van € 300,--, en
- 27 oktober 2011 een bedrag van € 1.200,--, en
- 19 januari 2012 een bedrag van € 1 000,--,
verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, terwijl hij wist dat bovenomschreven geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf”.
6. Ten aanzien van de strafbaarheid van het onder 3 bewezen verklaarde houdt het bestreden arrest het volgende in:
“Ontslag van alle rechtsvervolging
Verwerven en voorhanden hebben
Ten aanzien van de onder 3 primair ten laste gelegde geldbedragen zal het hof verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging, omdat het enkele verwerven en voorhanden hebben van deze geldbedragen die uit eigen misdrijf afkomstig zijn, niet valt te kwalificeren als witwassen nu geen sprake is geweest van het verhullen van de illegale herkomst ervan.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
(…)
Het onder 3 primair bewezen verklaarde met betrekking tot het omzetten en overdragen van geldbedragen levert op:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
(…)
BESLISSING
Het hof:
(…)
Ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging voor het verwerven en voorhanden hebben van de geldbedragen genoemd onder feit 3 primair.
Verklaart het onder 2, 3 primair (overigens) en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.”
7. Het middel berust op een verkeerde lezing van het arrest en ontbeert daarmee feitelijke grondslag. Anders dan aan het middel ten grondslag is gelegd, heeft het hof de verdachte ten aanzien van het 3 bewezen verklaarde immers niet integraal ontslagen van alle rechtsvervolging, maar slechts wat betreft het verwerven en voorhanden hebben van de geldbedragen. Het ontslag van alle rechtsvervolging strekt zich niet uit tot het omzetten en overdragen van geldbedragen. Van innerlijke tegenstrijdigheid is dan ook geen sprake. Het middel berust aldus op een verkeerde lezing van het bestreden arrest en kan wegens het ontbreken van feitelijke grondslag klaarblijkelijk niet tot cassatie leiden. Dat betekent dat de verdachte op de voet van art. 80a RO in zijn beroep in cassatie niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
8. Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het cassatieberoep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden