Rb. Roermond, 27-04-2011, nr. 96319 / HA ZA 09-716
ECLI:NL:RBROE:2011:BQ3212
- Instantie
Rechtbank Roermond
- Datum
27-04-2011
- Zaaknummer
96319 / HA ZA 09-716
- LJN
BQ3212
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROE:2011:BQ3212, Uitspraak, Rechtbank Roermond, 27‑04‑2011; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 27‑04‑2011
Inhoudsindicatie
Zorgplicht assurantietussenpersoon.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK ROERMOND
Sector civielrecht
zaaknummer / rolnummer: 96319 / HA ZA 09-716
Vonnis van 27 april 2011
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PROJECT PARTNERS HOLLAND B.V.,
gevestigd te Helden,
eiseres,
advocaat mr. S.J.P.H. Custers- Kuijpers,
tegen
1. [gedaagde 1], H.O.D.N. [gedaagde 1] ADVIESGROEP,
wonende te [woonplaats],
2. [gedaagde 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat mr. R.J.M. Hermans.
Partijen zullen hierna PPH, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenvonnis van 10 maart 2010;
- -
de akte van PPH van 21 juli 2010 met bijlagen;
- -
het proces-verbaal van comparitie van 17 augustus 2010.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
PPH houdt zich bezig met het aankopen van projecten en objecten (registergoederen c.q. onroerende zaken) die gerestaureerd, nader ingericht en
(uit-)ontwikkeld moeten worden en die vervolgens verkocht of geëxploiteerd worden.
2.2.
[gedaagde 1] heeft een assurantiekantoor. [gedaagde 2] is bij [gedaagde 1] in dienst en fungeerde als zodanig als contactpersoon tussen PPH en [gedaagde 1].
2.3.
PPH heeft al haar opstalverzekeringen voor die registergoederen c.q. onroerende zaken ondergebracht bij [gedaagde 1].
2.4.
Omstreeks eind januari – begin februari 2007 heeft PPH een boerderij aan de Napoleonsbaan Noord 35 te Baarlo (verder aangeduid als de boerderij) in eigendom verworven.
2.5.
Op 21 maart 2008 heeft er op het kantoor van PPH te Helden een gesprek plaatsgevonden tussen mevrouw [medewerker] van PPH en [gedaagde 2], waarbij alle op dat moment lopende verzekeringen van PPH, zoals vermeld op een getypte lijst die als productie 3 bij de dagvaarding in het geding is gebracht, doorgenomen zijn.
2.6.
PPH heeft genoemde lijst, aangevuld met de handgeschreven aantekening:
“21-03/08
[..],
De verzekering v/h pand te Baarlo Napoleonsbaan-Noord (schuur) zie ik er niet bij staan! Schijnt op datum transport te zijn doorgegeven.”
in de brievenbus van het kantoor van [gedaagde 1] gedeponeerd.
2.7.
Het kantoor van [gedaagde 1] was op 21 maart 2008 in verband met goede vrijdag ’s middags gesloten; ook het kantoor van de verzekeringsmaatschappij Nationale Nederlanden was op 21 maart 2008 dicht.
2.8.
In de nacht van 23 op 24 maart 2008 is er in een pand dat grenst aan de boerderij brand ontstaan. Die brand is overgeslagen naar de boerderij, waardoor daaraan schade is ontstaan.
2.9.
Maandag 24 maart 2008 was tweede paasdag. De lijst als hiervoor vermeld onder 2.6. heeft [gedaagde 2] op dinsdag 25 maart 2008 voor het eerst gezien.
2.10.
Bij haar brief van 24 september 2008 deelt de verzekeringsmaatschappij Nationale-Nederlanden aan PPH mee dat pas na de brand een eerste verzoek werd gedaan om de boerderij te verzekeren, dat het niet mogelijk is om polisdekking te verkrijgen voor zaken die ten tijde van het aanvragen van de dekking al beschadigd/verloren gegaan zijn en dat zij voor de schade als gevolg van de brand geen vergoeding zal verlenen.
3. Het geschil
3.1.
PPH vordert samengevat - veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tot betaling van schadevergoeding nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met rente en kosten.
PPH baseert haar vordering op een toerekenbare tekortkoming in de nakoming dan wel onrechtmatig handelen van [gedaagde 1]. Die tekortkoming dan wel dat handelen bestaat volgens PPH hierin dat [gedaagde 1] er niet voor heeft gezorgd dat de boerderij tegen brand werd verzekerd. Onmiddellijk na de aankoop van de boerderij heeft PPH deze ter verzekering bij [gedaagde 1] aangemeld, maar de boerderij is toen ten onrechte niet in dekking genomen. PPH heeft op 21 maart 2008 omstreeks 13.30 uur de lijst als hiervoor vermeld onder 2.6. bij het kantoor van [gedaagde 1] in de brievenbus gedaan. Door niet te zorgen dat de boederij verzekerd werd, heeft [gedaagde 1] als assurantietussenpersoon in strijd gehandeld met haar zorgplicht jegens PPH, te meer nu PPH een vaste relatie van [gedaagde 1] was. [gedaagde 1] is jegens PPH schadeplichting geworden.
3.2.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
PPH stelt dat [gedaagde 1] op twee momenten heeft verzuimd om de boerderij te verzekeren en wel kort nadat PPH begin februari 2007 de boerderij had gekocht en op 21 maart 2008. De rechtbank zal beide momenten hierna afzonderlijk bespreken.
4.2.
Het moment in februari 2007
4.2.1.
PPH stelt dat zij op 2 februari 2007 een brief met bijlagen (productie 2 bij de dagvaarding) heeft verzonden aan [gedaagde 1] waarin zij de boerderij ter verzekering bij [gedaagde 1] heeft aangemeld. Naar het oordeel van de rechtbank staat in deze procedure niet vast dat [gedaagde 1] die brief heeft ontvangen, hetgeen een vereiste is om werking te hebben (zogenaamde ontvangsttheorie).
4.2.2.
Als de rechtbank er echter veronderstellenderwijs vanuit gaat dat die brief wel zou zijn ontvangen door [gedaagde 1] dan geldt het volgende. De brief van PPH van 2 februari 2007 houdt in: “Bijgaand ontvangt u de gegevens voor de verzekering van het pand gelegen te Baarlo Napoleonsbaan-Noord. Zie bijgaande situatieschets.” Bij die brief is gevoegd een uittrekselkadastrale kaart met daarop een gearceerd perceel met de vermelding schuur” en de aantekening “Aankoop Project Partners Holland B.V.” Op de comparitie hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] verklaard dat toezending van die brief met bijlagen niet voldoende is voor het sluiten van een verzekering. Voor het aanmelden van een verzekering en het ingaan van de voorlopige dekking is ook nog een standaardformulier vereist, dat door de toekomstige verzekeringnemer ingevuld dient te worden. Een en ander is door PPH tijdens de comparitie van partijen erkend. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben voorbeelden van zo’n standaardformulier op de comparitie overgelegd. Daaruit blijkt de rechtbank dat de (aanstaande) verzekeringnemer op dat standaardformulier gegevens dient te verstrekken, zoals de bouwaard, de dakbedekking, de bestemming en de waarde van het te verzekeren object. Gegevens die voor de verzekeraar van belang zijn om te (kunnen) beoordelen of hij het verzekeringsrisico van het object - al dan niet onder bepaalde voorwaarden - wenst te accepteren. Gesteld noch gebleken is dat PPH aan [gedaagde 1] een ingevuld standaardformulier heeft toegezonden. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat dat niet het geval is geweest. Uit hetgeen hiervoor is overwogen, trekt de rechtbank dan ook de conclusie dat de boerderij in februari 2007 niet, althans niet op de juiste wijze ter verzekering bij [gedaagde 1] is aangemeld.
4.2.3.
PPH heeft gesteld dat er gesproken kan worden van ernstig nalaten of handelen door [gedaagde 1] in strijd met de door haar te betrachten zorgplicht ten opzichte van PPH, zeker omdat PPH een vaste relatie van [gedaagde 1] was. De rechtbank overweegt hierover het volgende. Uitgangspunt is dat de aan een assurantietussenpersoon als [gedaagde 1] te stellen eisen van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid meebrengen dat hij rekening dient te houden met de (wijziging in) de feiten en omstandigheden die substantiële invloed kunnen hebben op de dekking van elk belang dat de verzekeringnemer door tussenkomst van de tussenpersoon heeft verzekerd of kennelijk beoogt te verzekeren. Overigens geldt dit alleen voor de (wijziging in) die feiten of omstandigheden die [gedaagde 1] bekend zijn. In het onderhavige geval is niet komen vast te staan dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] vóór 21 maart 2008 ervan op de hoogte waren dat de boerderij eigendom was van PPH. Ook niet door middel van toezending van de onder 4.2.1. genoemde brief nu, zoals daar overwogen, niet is komen vast te staan dat [gedaagde 1] die brief heeft ontvangen. De verantwoordelijkheid voor het (op de juiste wijze) aanvragen van de nodige of gewenste verzekeringen blijft bij de belanghebbende, in dit geval PPH, tenzij deze er door een contractueel beding of een nadrukkelijke toezegging op mag vertrouwen dat de assurantietussenpersoon eigener beweging zal toezien op het tijdig (eventueel voorlopig) verlenen van dekking. Gesteld noch gebleken is dat partijen een dergelijk beding zijn overeengekomen of dat een dergelijke toezegging is gedaan. PPH mocht evenmin op grond van de onder 4.2.1. genoemde gestelde toezending erop vertrouwen dat het pand in voorlopige dekking was genomen nu het daarvoor benodigde ingevulde standaardformulier ontbrak. De door PPH gestelde zorgplicht die [gedaagde 1] als assurantietussenpersoon jegens PPH diende te betrachten als gevolg van zijn voorafgaande bemoeienis met de verzekeringsportefeuille van PPH, acht de rechtbank dan ook niet geschonden.
4.3.
Het moment in maart 2008
4.3.1.
Partijen verschillen van mening over de vraag of - zoals PPH stelt en [gedaagde 1] betwist - de (verzekering van de) boerderij in het gesprek tussen hen van 21 maart 2008
’s morgens aan de orde is geweest en of PPH de hiervoor onder 2.6. genoemde lijst op 21 maart 2008 om ongeveer 13.30 uur in de brievenbus van het kantoor van [gedaagde 1] heeft gedeponeerd. Als de rechtbank veronderstellenderwijs uitgaat van de juistheid van de stelling van PPH, dan heeft het volgende te gelden. Vast staat dat 21 maart 2008 goede vrijdag was, dat het kantoor van [gedaagde 1] in verband daarmee op 21 maart 2008 ’s middags gesloten was en dat de verzekeringsmaatschappij Nationale Nederlanden op 21 maart 2008 eveneens gesloten was.
4.3.2.
Als de boerderij in het gesprek van 21 maart 2008 ’s morgens onderwerp van bespreking is geweest, dan was [gedaagde 1] als assurantietussenpersoon met betrekking tot objecten van PPH niet bevoegd voorlopige dekking te verlenen. Dit laatste is door PPH niet betwist. Het enkele feit dat [gedaagde 1] dekkingsbevoegd was met betrekking tot objecten van Inprosan B.V. en/of Peel & Maas betekent niet dat PPH er in gerechtvaardigd vertrouwen van mocht uitgaan dat [gedaagde 1] ook dekkingsbevoegd was met betrekking tot de objecten van PPH. Het ontbreken van die bevoegdheid bij [gedaagde 1] betekent dat het de verzekeraar, in dit geval Nationale Nederlanden, is die beslist over het al dan niet in (voorlopige) verzekeringsdekking nemen van de boerderij. Nationale Nederlanden schrijft in haar brief van 24 september 2008 dat zij pas na de brand, die plaats vond in de avond/nacht van 23 op 24 maart 2008, een eerste verzoek om de boerderij te verzekeren, heeft ontvangen. Indien de onder 2.6. genoemde lijst al als een aanvraag voor een verzekering moet worden beschouwd, immers gesteld noch gebleken is dat het eerder genoemde standaardformulier met de voor de risico-aanvaarding vereiste gegevens bij die lijst was gevoegd, dan moet die aanvraag, om haar werking te hebben, de verzekeraar wel hebben bereikt. Daarvoor heeft [gedaagde 1], wiens kantoor van vrijdag 21 maart 2008 ’s middags tot en met paasmaandag 24 maart 2008 was gesloten, pas kunnen zorgen op dinsdag 25 maart 2008 toen hij die lijst voor het eerst onder ogen kreeg. Naar het oordeel van de rechtbank gaat de zorgplicht van [gedaagde 1] als assurantietussenpersoon niet zo ver dat [gedaagde 1] zijn kantoor 7 dagen per week en 24 uren per dag ten behoeve van zijn cliëntèle moet openhouden. Onder voormelde omstandigheden kan niet worden gezegd dat [gedaagde 1] als assurantietussenpersoon of [gedaagde 2] heeft gehandeld in strijd met de zorg die zij of een van hen tegenover PPH dienen (dient) te betrachten zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot mag worden verwacht.
4.3.3.
Indien en voorzover er anders gedacht zou moeten worden over de door [gedaagde 1] ten opzichte van PPH in acht te nemen zorgplicht dan is er naar het oordeel van de rechtbank geen causaal verband tussen het handelen of nalaten van [gedaagde 1] in strijd met zijn zorgplicht en de ontstane schade. Immers, bij gebreke van een dekkingsbevoegdheid van [gedaagde 1] met betrekking tot de objecten van PPH, had [gedaagde 1] niet voor een tijdige verzekeringsdekking van de boerderij kunnen zorgen omdat het kantoor van de verzekeraar Nationale Nederlanden op 21 maart 2008 was gesloten en - naar algemeen bekend mag worden aangenomen bij een organisatie als Nationale Nederlanden - ook tijdens het daaropvolgende lange paasweekend, zodat een eventuele dekkingsaanvraag Nationale Nederlanden pas na de brand zou hebben bereikt.
4.4.
Op grond van hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, dient de vordering van PPH afgewezen te worden.
4.5.
PPH zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden begroot op:
- -
griffierecht € 262,00
- -
salaris advocaat € 904,00 (2 punten x € 452,00)
Totaal € 1.166,00.
4.6.
De vordering van [gedaagde 1] tot veroordeling van PPH in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. Nu het zogenaamde liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven voorziet in een forfaitair tarief voor die kosten en de rechtbank dat tarief pleegt te volgen, zijn die kosten nu al te begroten. De rechtbank zal de nakosten toewijzen, zoals nader in het dictum wordt bepaald.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van PPH af;
5.2.
veroordeelt PPH in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tot op heden begroot op € 1.166,00;
5.3.
veroordeelt gedaagde in de kosten die na dit vonnis ontstaan, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met € 68,00 indien PPH niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis heeft voldaan én betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, (eventueel) vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de vervaldatum van voornoemde termijn,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.M. Bomans en in het openbaar uitgesproken op 27 april 2011.?