Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) Nr. 619/2011 tot vaststelling van bemonsterings- en analysemethoden voor de officiële controle van diervoeders wat betreft de aanwezigheid van genetisch gemodificeerd materiaal waarvoor de vergunningsprocedure hangende is of waarvan de vergunning is verstreken
Bijlage II Criteria voor monsterbereiding en analysemethoden
Geldend
Geldend vanaf 15-07-2011
- Bronpublicatie:
24-06-2011, PbEU 2011, L 166 (uitgifte: 25-06-2011, regelingnummer: 619/2011)
- Inwerkingtreding
15-07-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-06-2011, PbEU 2011, L 166 (uitgifte: 25-06-2011, regelingnummer: 619/2011)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
Om de aanwezigheid van in artikel 2 bedoeld gg-materiaal in diervoeders op te sporen, maken de officiële laboratoria gebruik van de in deze bijlage beschreven analysemethoden en controlevoorschriften.
- A.Bereiding van monsters voor analyse
Naast de voorschriften van bijlage II, deel A, bij Verordening (EG) nr. 152/2009 zijn de volgende bepalingen van toepassing.
- 1.Behandeling van de eindmonsters
De officiële laboratoria maken gebruik van de normen EN ISO 24276, ISO 21570, ISO 21569 en ISO 21571, die strategieën aangeven voor de homogenisering van het eindmonster in de ISO-normen (ook aangeduid als het ‘laboratoriummonster’), de reductie van het eindmonster tot het monster voor analyse, de bereiding van het testmonster en de extractie en de analyse van de doelanalyt.
- 2.Grootte van het monster voor analyse
De grootte van het monster voor analyse moet toereikend zijn voor de kwantificering van gg-materiaal in een gehalte dat overeenkomt met de MRPL, met een statistische betrouwbaarheid van 95 %.
- B.Toepassing van analysemethoden en weergave van de resultaten
In afwijking van deel C van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 152/2009 gelden de volgende regels voor de toepassing van analysemethoden en de weergave van de resultaten.
- 1.Algemene voorwaarden
De officiële laboratoria moeten voldoen aan de eisen van ISO 17025 en gebruikmaken van kwantitatieve analysemethoden die door het referentielaboratorium van de Europese Unie in samenwerking met het Europees netwerk van ggo-laboratoria zijn gevalideerd. Zij moeten ervoor zorgen dat zij, met inachtneming van de gehele analysemethode vanaf de behandeling van het laboratoriummonster van het diervoeder, in staat zijn de analyse bij een massafrequentie van 0,1 % gg-materiaal in diervoeders uit te voeren met een adequate precisie (relatieve standaardafwijking van de herhaalbaarheid kleiner dan of gelijk aan 25 %).
- 2.Regels voor de interpretatie van de resultaten
Om te zorgen voor een betrouwbaarheidsniveau van circa 95 %, wordt de uitkomst van de analyse weergegeven als × +/− U, waarbij x het analyseresultaat voor één gemeten modificatie en U de adequate uitgebreide meetonzekerheid is.
U wordt voor de gehele analysemethode door het officiële laboratorium gespecificeerd en bevestigd overeenkomstig de door het JRC opgestelde leidraad inzake de meetonzekerheid voor ggo-testlaboratoria(1).
Een voedermiddel, toevoegingsmiddel voor diervoeding of, voor mengvoeder, elk voedermiddel en toevoegingsmiddel voor diervoeding waaruit het is samengesteld, wordt als niet-conform Verordening (EG) nr. 1829/2003 beschouwd, wanneer het analyseresultaat (×) voor één gemeten modificatie min de uitgebreide meetonzekerheid (U) gelijk is aan of groter is dan 0,1 % (massafractie) gg-materiaal. Wanneer de resultaten in eerste instantie worden weergegeven als aantal gg-DNA-kopieën ten opzichte van het aantal doeltaxonspecifieke DNA-kopieën in termen van haploïdgenomen, moet dit in massafractie worden omgezet overeenkomstig de informatie die in elk validatieverslag van het EU-RL wordt verstrekt.
Voetnoten
http://www.irmm.jrc.be/html/reference_materials_catalogue/user_support/EUR22756EN.pdf