Hof Arnhem-Leeuwarden, 16-01-2019, nr. WAHV 200.205.991
ECLI:NL:GHARL:2019:338
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
16-01-2019
- Zaaknummer
WAHV 200.205.991
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2019:338, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 16‑01‑2019; (Hoger beroep)
Uitspraak 16‑01‑2019
Inhoudsindicatie
Snelheidsovertreding, bij wegwerkzaamheden (bord J16)? Uit de verklaring van de verbalisant of de foto van de gedraging blijkt niet van de aanwezigheid van bord J16. De enkele omschrijving bij de feitgegevens dat sprake is van wegwerkzaamheden, is onvoldoende voor de vaststelling dat de gedraging is verricht onder de strafverzwarende omstandigheid van wegwerkzaamheden. Het hof wijzigt de gedraging in een 'reguliere' snelheidsovertreding.
Partij(en)
WAHV 200.205.991
16 januari 2019
CJIB 193182513
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland
van 21 oktober 2016
betreffende
[betrokkene] B.V. (hierna te noemen: betrokkene),
gevestigd te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt mr. [B] ,
kantoorhoudende te [C] .
De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
Op 16 juli 2018 en 27 augustus 2018 zijn nog brieven van de gemachtigde van de betrokkene ontvangen.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld om daarop te reageren. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
Beoordeling
1. De kantonrechter heeft het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard omdat geen gronden van het beroep zijn aangevoerd en dit verzuim niet is hersteld nadat daartoe gelegenheid was geboden.
2. De gemachtigde van de betrokkene voert in hoger beroep onder meer aan dat het beroepschrift dat is ingediend bij de kantonrechter wel gronden bevat. Daarom moet de uitspraak van de kantonrechter worden vernietigd.
3. Ingevolge artikel 6:5, eerste lid, sub d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient een beroepschrift de gronden van het beroep te bevatten. Indien niet is voldaan aan dat vereiste kan het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
4. In het beroepschrift van 29 februari 2016 tegen de beslissing van de officier van justitie wordt namens de betrokkene de verweten gedraging ontkend. Dit is gelet op vaste jurisprudentie aan te merken als een grond. Daarom bestond er voor de kantonrechter niet de bevoegdheid om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. Dit brengt mee dat in de brief waarin gronden zijn opgevraagd niet hoefde te worden gewezen op de gevolgen van het niet aanvullen van de gronden van het beroep.
5. Gelet op het voorgaande heeft de kantonrechter het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Het hof zal die beslissing vernietigen en doen wat de kantonrechter had moeten doen, namelijk het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie beoordelen.
6. De gemachtigde voert tegen de beslissing van de officier van justitie onder meer aan dat de hoorplicht is geschonden.
7. Het hof stelt vast dat het verzoek om te worden gehoord in administratief beroep op de juiste wijze is gedaan en dat zich geen andere uitzonderingsgevallen voordoen. De officier van justitie had de gemachtigde dan ook moeten horen. Het hof zal daarom - in het licht van bestendige, bekende en niet nader te bespreken vaste rechtspraak van het hof op dit punt - de beslissing van de officier van justitie vernietigen en het beroep van de gemachtigde tegen de opgelegde sanctie beoordelen.
8. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 193,- opgelegd ter zake van “overschrijding maximum snelheid op autosnelwegen, met 19 km/h (verkeersbord A1 + wegwerkzaamheden)”, welke gedraging zou zijn verricht op 20 oktober 2015 om 13.37 uur op de A12 rechts bij hmp 116,4 te Ede met het voertuig met het kenteken [00-YYY-0] .
9. De gemachtigde van de betrokkene ontkent niet dat met het voertuig van de betrokkene op voornoemde plaats met de gemeten snelheid is gereden, maar voert aan dat er ten tijde van de gedraging geen sprake was van wegwerkzaamheden. Ten tijde van de gedraging waren ook geen borden J16 (wegwerkzaamheden) geplaatst. Er stonden alleen informatieve borden van Rijkswaterstaat dat wegwerkzaamheden zouden gaan plaatsvinden. Daarom is de verhoging van de sanctie in verband met werkzaamheden niet terecht.
10. De verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht houdt onder meer het volgende in:
“Pleeglocatie: A12 re hmp 116,4. borden bij 115,5 (…)De werkelijke snelheid stelde ik vast m.b.v. een voor de meting getest, geijkt en op de voorgeschreven wijze gebruikt snelheidsmeetmiddel.Gemeten (afgelezen) snelheid: 113 km per uur.Werkelijke (gecorrigeerde) snelheid: 109 km per uur.Toegestane snelheid: 90 km per uur.Overschrijding met: 19 km per uur.Overtreden artikel: 62 jo. bord A1 RVV 1990”
11. Het dossier bevat ook een foto van de gedraging. Op de foto is een voertuig zichtbaar voorzien van het kenteken [00-YYY-0] . De gegevens in de databalken bij de foto komen overeen met de in het zaakoverzicht van het CJIB vermelde gegevens.
12. Het verweer van de gemachtigde treft doel. Uit de stukken blijkt niet dat de snelheidsoverschrijding is verricht "bij wegwerkzaamheden". Daartoe is immers vereist dat er een bord J16 "werk in uitvoering" van kracht is voor het wegvak waar de snelheidsoverschrijding is verricht. Uit de verklaring van de verbalisant, zoals opgenomen in het zaakoverzicht, of uit de foto blijkt niet van de aanwezigheid van het bord J16. De enkele omschrijving bij de feitgegevens dat sprake is van wegwerkzaamheden is onvoldoende voor de vaststelling dat de gedraging is verricht onder de strafverzwarende omstandigheid van wegwerkzaamheden.
13. Het voorgaande brengt mee dat het hof het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond zal verklaren en de feitcode, de omschrijving van de gedraging, alsmede het bedrag van de sanctie zal wijzigen. Het teveel aan zekerheid gestelde moet worden gerestitueerd.
14. Namens de betrokkene is verzocht om vergoeding van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Naar het oordeel van het hof komen de gevraagde kosten voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van het administratief beroepschrift, het beroepschrift bij de kantonrechter en het hoger beroepschrift dienen in totaal drie punten te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 512,- en gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 768,-.
Beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie;
verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond;
wijzigt de inleidende beschikking in zoverre, dat de omschrijving van de gedraging en de feitcode worden vastgesteld op “overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom, met 19 km/h (verkeersbord A1), feitcode VM019” en het bedrag van de sanctie op “€ 152,-”;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 Wahv teveel tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan hem wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 768,-, over te maken op rekeningnummer [00000] t.n.v. [B] te [C] .
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Wijmenga als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.