HR, 07-01-2014, nr. 13/04943
ECLI:NL:HR:2014:20
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
07-01-2014
- Zaaknummer
13/04943
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2014:20, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑01‑2014; (Herziening)
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2014-0007
Uitspraak 07‑01‑2014
Inhoudsindicatie
Herziening. HR wijst de aanvraag tot herziening af.
Partij(en)
7 januari 2014
Strafkamer
nr. 13/04943 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 7 juli 1998, nummer 23/003311-95, ingediend door mr. K.Chr. Spee, advocaat te Amsterdam, namens:
[aanvrager] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1956.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Utrecht van 20 september 1995 - de aanvrager ter zake van "valsheid in geschrift" veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden.
2. De aanvraag tot herziening
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvraag
3.1.
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid aanhef en onder c van art. 457 Sv slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
3.2.
In de aanvraag wordt aangevoerd dat het onderzoek van de zaak destijds zou hebben geleid tot een vrijspraak van de aanvrager, tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie of tot de toepassing van een minder zware strafbepaling indien het Hof bekend zou zijn geweest met de bij de aanvraag gevoegde verklaring van [betrokkene]. Het aangevoerde kan echter, mede gelet op de verklaring die de aanvrager ter terechtzitting in hoger beroep als verdachte heeft afgelegd en door het Hof voor het bewijs is gebezigd, niet een ernstig vermoeden wekken als hiervoor onder 3.1 vermeld.
3.3.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen vloeit voort dat de aanvraag kennelijk ongegrond is, zodat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad wijst de aanvraag tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 januari 2014.
Mr. Balkema en mr. Ilsink zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.