Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt, tenzij anders vermeld, bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door één of meer daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Wanneer wordt verwezen naar dossierpagina’s betreffen dit de doorgenummerde pagina’s van het dossier van de regiopolitie Zeeland, district Walcheren, wijkteam Vlissingen centrum, registratienummer PL193C 2012016197.Het proces-verbaal van aangifte [benadeelde] d.d. 6 maart 2012, pagina 11, tweede alinea, en pagina 12, eerste, tweede en zesde alinea.
Rb. Zeeland-West-Brabant, 01-09-2016, nr. 12-715108-12
ECLI:NL:RBZWB:2016:5417
- Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum
01-09-2016
- Zaaknummer
12-715108-12
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBZWB:2016:5417, Uitspraak, Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 01‑09‑2016; (Op tegenspraak)
Uitspraak 01‑09‑2016
Inhoudsindicatie
geslaagd beroep op noodweerexces
Partij(en)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 12/715108-12
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 1 september 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1985 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres]
raadsman mr. M.C. van der Want, advocaat te Middelburg.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 24 oktober 2013, 11 december 2014, 24 september 2015, 11 april 2016 en 18 augustus 2016. Verdachte is ter terechtzitting van 18 augustus 2016 niet verschenen. Wel is verschenen zijn bepaaldelijk gemachtigde raadsman. De officier van justitie mr. R.C.P. Rammeloo en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
2. De tenlastelegging
Verdachte staat terecht, ter zake dat:
hij op of omstreeks 4 maart 2012 te Vlissingen ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde] van het leven te
beroven, met dat opzet die [benadeelde] met een mes een of meerma(a)l(en) in de
buik/maag(streek) heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
en voor zover terzake het onder 1 telastgelegde een veroordeling niet mocht
kunnen volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 4 maart 2012 te Vlissingen ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde] ,
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [benadeelde]
met een mes een of meerma(a)l(en) in de buik/maag(streek) heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3. De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het primair tenlastegelegde, aangezien er geen levensgevaar is voortgevloeid uit het letsel en er dus geen sprake is van poging tot doodslag. Het subsidiair tenlastegelegde kan wel wettig en overtuigend bewezen worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
[benadeelde] verklaart in zijn aangifte dat hij 4 maart 2012 thuis op zijn kamer was in Vlissingen. Hij hoorde toen dat zijn buurman zijn muziek hard aanzette. [benadeelde] is daarop naar de deur van zijn buurman gegaan en heeft op de deur geklopt. Hij heeft ook een ruitje van de deur ingeslagen. Nadat de deur was geopend stak de buurman met een mes in de buik van [benadeelde] . Deze buurman is verdachte.1.
In de letselbeschrijving van 20 juni 2012 van forensisch deskundige Vrencken met betrekking tot [benadeelde] is opgenomen dat een spoedoperatie nodig was om te beoordelen welke inwendige buikorganen waren geraakt bij de messteek. Dat bleken de maag, de lever, de alvleesklier en de long te zijn. Er was dan ook een spoedopname op de Intensive Care nodig. Acuut levensgevaar heeft niet bestaan, maar zou wel mogelijk kunnen zijn geweest, gelet op de aard van het letsel.2.
GGD-arts Vrencken heeft in een eerder telefoongesprek op 6 maart 2012 met de politie medegedeeld dat sprake was van ernstige perforatie van de maag, lever, alvleesklier en darm, alle ten gevolge van een steekwond in de maagstreek net onder het borstbeen. Er was sprake van lekken in het lichaam. [benadeelde] had hieraan kunnen sterven als hij niet middels een acute opname en operatie was geholpen.3.
Verdachte verklaart dat [benadeelde] bij hem aan de deur kwam omdat hij last zou hebben van zijn muziek. Verdachte was op zijn kamer en hij hoorde dat er iemand tegen zijn deur aan het slaan was. Hij wist dat dit [benadeelde] was. Op de tafel lag een mes. Dat mes heeft hij gepakt en hij heeft [benadeelde] daarmee vervolgens gestoken. Hij stak naar voren toe en raakte [benadeelde] ergens aan de rechterkant van zijn buik.4.
Overwegingen ten aanzien van het feit
Op grond van het bovenstaande en de bewijsmiddelen in onderling samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 4 maart 2012 te Vlissingen [benadeelde] met een mes in de buik heeft gestoken.
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of verdachte, door [benadeelde] met een mes in de buik te steken, heeft geprobeerd [benadeelde] opzettelijk van het leven te beroven en dus of sprake is van een poging tot doodslag zoals primair ten laste is gelegd.
De rechtbank overweegt in dat verband dat verdachte [benadeelde] met een mes in de buik heeft gestoken op een dusdanige manier en een dusdanige plek dat daardoor de maag, lever, alvleesklier en darm van [benadeelde] ernstig geperforeerd zijn en ook zijn long is geraakt. Het is een feit van algemene bekendheid dat de plek waar verdachte [benadeelde] in de buik heeft gestoken een kwetsbaar onderdeel van het menselijk lichaam is, omdat zich daar vitale organen bevinden. Daarbij komt dat uit de letselbeschrijving van [benadeelde] en de mededelingen van GGD-arts Vrencken volgt dat de kans op het overlijden van [benadeelde] aanmerkelijk was en dat verdachte zich dit had moeten realiseren. Door het met een mes op deze wijze steken en op deze plek in de buik van [benadeelde] heeft verdachte bewust de kans aanvaard dat [benadeelde] daardoor zodanig letsel zou oplopen dat hij als gevolg daarvan zou komen te overlijden. Het steken met een mes op deze plek in de buik kan naar de uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op het dodelijk verwonden van [benadeelde] , dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op de dood heeft aanvaard. De rechtbank concludeert dan ook dat verdachte opzet – in de zin van voorwaardelijk opzet – had op het overlijden van [benadeelde] en acht de primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
hij op of omstreeks 4 maart 2012 te Vlissingen ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde] van het leven te
beroven, met dat opzet die [benadeelde] met een mes een of meerma(a)l(en) in de
buik/maag(streek) heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat geen sprake is van noodweer. Er is niet aannemelijk geworden dat verdachte hoefde te vrezen voor dreiging van een onmiddellijke, wederrechtelijke aanranding. Het binnenkomen in de kamer was voorts niet wederrechtelijk en er was geen sprake van een aanranding van lichaam of goed. Evenmin is voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Van een hevige gemoedsbeweging die zou zijn veroorzaakt door een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding is geen sprake, zodat noodweerexces ook niet aan de orde is.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging voert primair aan dat sprake was van noodweer. Er was sprake van een dreigende ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van verdachtes lichaam en een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van een goed, te weten het raampje in de deur van verdachtes kamer. Subsidiair wordt aangevoerd dat er sprake was van een hevige gemoedsbeweging die was ontstaan door de situatie. Zonder de ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding had deze gemoedsbeweging niet plaatsgevonden. Verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Overwegingen ten aanzien van het beroep op noodweer
De rechtbank stelt voorop dat voor een geslaagd beroep op noodweer allereerst de vraag moet worden beantwoord of sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding (of een onmiddellijke dreiging daartoe) van, in dit geval, het lijf van verdachte of een goed. Indien hiervan sprake was, moet worden bezien of het noodzakelijk was dat verdachte zich verdedigde (de zogeheten subsidiariteit) en dat de manier waarop hij zich verdedigde geboden was (de zogeheten proportionaliteit).
Uit de verklaringen van [benadeelde] en verdachte maakt de rechtbank op er dat tussen hen die bewuste avond van 4 maart 2012 een conflict is ontstaan naar aanleiding van de muziek die verdachte had aangezet. [benadeelde] is voor die muziek bij verdachte aan de deur geweest.
Verdachte wilde de muziek niet zachter zetten, waarop [benadeelde] op zijn kamer de politie is gaan bellen in verband met de geluidsoverlast. Verdachte hoorde [benadeelde] met de politie bellen. Volgens verdachte heeft hij toen tegen [benadeelde] gezegd dat hij ook last had van zijn wietplanten en de stroomstoring die dat teweeg bracht. [benadeelde] verklaart dat hij verdachte hoorde roepen dat hij hem “erbij zou naaien” met zijn wietplanten. Omdat [benadeelde] niet wilde dat de politie zich met zijn wietplanten bemoeide, heeft hij opgehangen en is hij vervolgens voor de tweede maal naar de deur van verdachte gegaan. Hij heeft opnieuw op de deur geklopt, waarbij hij het raam van de deur van verdachte kapot heeft geslagen. In de woorden van [benadeelde] heeft hij “ook wel geïrriteerd” aangeklopt. Volgens verdachte sloeg [benadeelde] tegen de deur.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van een goed, te weten: het raam van de kamerdeur van verdachte. Daarnaast overweegt de rechtbank dat er die avond sprake was van een conflict tussen [benadeelde] en verdachte, waarbij [benadeelde] de politie heeft gebeld, er over en weer verwijten zijn gemaakt en [benadeelde] tot twee keer toe aan de deur van verdachte is gekomen. Die tweede keer aan de deur bij verdachte was [benadeelde] geïrriteerd en heeft hij op een dusdanige manier aangeklopt dat hij daardoor het ruitje van die kamerdeur kapot sloeg. Gezien die omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat tevens sprake was van een dreiging van een onmiddellijke wederrechtelijke aanranding van het lijf van verdachte.
De rechtbank is voorts van oordeel dat het noodzakelijk was dat verdachte zich tegen de hiervoor aangenomen (dreigende) aanranding verdedigde. Verdachte kon zich daaraan niet onttrekken. Hij bevond zich in zijn kamer die blijkens de foto’s in het dossier vrij klein is, zijn kamerdeur was niet op slot en de enige uitweg was de kamerdeur waar [benadeelde] zich bevond.
De manier waarop verdachte zich verdedigde – met een mes in de buik van [benadeelde] steken – was naar het oordeel van de rechtbank evenwel niet proportioneel en staat niet in redelijke verhouding tot de ernst van de (dreigende) aanranding. De rechtbank overweegt in dat verband dat verdachte niet heeft geprobeerd zich op een andere wijze te verdedigen, zoals door het waarschuwen van anderen die zich wellicht nog in het gebouw bevonden of door [benadeelde] weg te duwen, zoals verdachte volgens eigen zeggen eerder die avond heeft gedaan. In plaats daarvan heeft verdachte [benadeelde] direct met een mes in de buik gestoken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat aan het proportionaliteitsvereiste niet is voldaan.
Het beroep op noodweer slaagt om die reden niet en wordt verworpen. Nu er daarnaast geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten, levert dit het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Overwegingen ten aanzien van het beroep op noodweerexces
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of de overschrijding van de grenzen van de noodzakelijke verdediging het onmiddellijke gevolg is geweest van een hevige, door de (dreigende) aanranding, bij verdachte veroorzaakte gemoedsbeweging.
De rechtbank is van oordeel dat hiervan sprake is geweest en overweegt daartoe als volgt.
Uit het dossier maakt de rechtbank op dat verdachte bang was voor [benadeelde] . De rechtbank baseert zich daarbij niet alleen op de verklaring van verdachte, maar ook op zich in het dossier bevindende getuigenverklaringen. [getuige 1] heeft verklaard dat verdachte hem de vrijdag voor het steekincident heeft gezegd dat hij bang was voor zijn buurjongen. [getuige 2] heeft verklaard dat verdachte hem heeft verteld dat er een jongen in het pand woont waar hij niet goed mee overweg kan en welke jongen hem zou bedreigen. [getuige 3] heeft verklaard dat verdachte en [benadeelde] al een tijd ruzie hebben.
Over zijn angst voor [benadeelde] verklaart verdachte verder dat [benadeelde] aan vechtsport doet en groter en breder is dan hij. Ook verklaart verdachte over incidenten van [benadeelde] met andere bewoners van het pand die tot een vechtpartij hebben geleid en waarbij [benadeelde] , tijdens één vechtpartij, van een buurman moest worden afgetrokken. Eén van die incidenten wordt door [benadeelde] bevestigd.
Gelet op het vorenstaande en op hetgeen die bewuste avond 4 maart 2012 voorafgaand aan het steekincident tussen verdachte en [benadeelde] is voorgevallen, neemt de rechtbank aan dat sprake was van een hevige gemoedsbeweging bij verdachte die is veroorzaakt door de (dreigende) aanranding van een goed en verdachtes lijf en dat de overschrijding van de grenzen van noodzakelijke verdediging het gevolg is geweest van die hevige gemoedsbeweging. De rechtbank wordt in dat oordeel gesterkt door de verklaring van [benadeelde] over het steekincident. [benadeelde] verklaart dat hij zag dat verdachte in paniek was.
Dit betekent dat het beroep op noodweerexces slaagt. De rechtbank acht verdachte dan ook niet strafbaar en zal verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging.
6. De benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde] vordert een schadevergoeding van € 7.777,24 voor het tenlastegelegde feit.
Verdachte is ontslagen van alle rechtsvervolging van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
7. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
poging tot doodslag;
- verklaart verdachte niet strafbaar voor het bewezen verklaarde en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Nomes, voorzitter, mr. R.A. Borm en
mr. H.E. Goedegebuur, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.E.A.M. van de Riet, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 1 september 2016.
Mr. Nomes en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 01‑09‑2016
Letselbeschrijving [benadeelde] d.d. 20 juni 2012, pagina 21, tweede en derde alinea.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 maart 2012, pagina 23, derde tot en met negende alinea.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 5 maart 2012, pagina 105, elfde alinea, pagina 107, elfde alinea, en pagina 108, vierde, achtste, elfde en dertiende alinea.