HR, 26-06-2012, nr. 11/02870
ECLI:NL:HR:2012:BW9304
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
26-06-2012
- Zaaknummer
11/02870
- Conclusie
Mr. Machielse
- LJN
BW9304
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2012:BW9304, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑06‑2012
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2012:BW9304
ECLI:NL:HR:2012:BW9304, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 26‑06‑2012; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BW9304
- Vindplaatsen
Conclusie 26‑06‑2012
Mr. Machielse
Partij(en)
Nr. 11/02870
Mr. Machielse
Zitting 8 mei 2012
Conclusie inzake:
[Verdachte](1)
1.
Het Gerechtshof Amsterdam heeft verdachte op 11 februari 2010 voor "Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod" (vóór 17 maart 2003) en voor "Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod" (op en na 17 maart 2003) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren en drie maanden.
2.
Namens verdachte heeft mr. W.J. Morra, advocaat te Amsterdam, heeft beroep in cassatie ingesteld.
Mr. J.M.J.H. Coumans, eveneens advocaat te Amsterdam, heeft zich als verdachtes raadsman in cassatie gesteld.
3.
De aanzegging van art. 435 lid 1 Sv is op 27 juli 2011 niet in persoon doch op geldige wijze betekend. Mr. Coumans is bij schrijven van 27 juli 2011 en derhalve tijdig over die aanzegging en de aanvang van de termijn bericht. Binnen de in art. 437 lid 2 Sv genoemde termijn van twee maanden is in de zaak van verdachte geen schriftuur ontvangen. Het cassatieberoep is derhalve niet-ontvankelijk.
4.
Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
1 Deze zaak hangt samen met nr. 10/00958 ([medeverdachte]), in welke zaak ik vandaag ook concludeer.
Uitspraak 26‑06‑2012
Inhoudsindicatie
Nu geen schriftuur houdende middelen van cassatie is ingediend, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437.2 Sv, zodat verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.
Partij(en)
26 juni 2012
Strafkamer
nr. S 11/02870
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 11 februari 2010, nummer 23/002015-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1947, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het beroep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en N. Jörg, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 26 juni 2012.