Hof 's-Gravenhage, 29-06-2012, nr. BK-11/00001
ECLI:NL:GHSGR:2012:BX0090, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
29-06-2012
- Zaaknummer
BK-11/00001
- LJN
BX0090
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2012:BX0090, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 29‑06‑2012; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBSGR:2010:BO5665, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBSGR:2010:BO5665, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Vindplaatsen
Uitspraak 29‑06‑2012
Inhoudsindicatie
Verzoek om vergoeding proceskosten. Taxatierapport wetenschappelijk van aard. Belanghebbende komt, met name gelet op het bepaalde in art. 6 Besluit tarieven in strafzaken 2003, in aanmerking voor een vergoeding van taxatiekosten van 6 x € 80 (excl. btw).
Partij(en)
GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector belasting
nummer BK-11/00001
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer van 29 juni 2012
in het geding tussen:
[X] te [Z], belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Wassenaar, de Inspecteur,
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 24 november 2010, nummer AWB 10/1977 WOZ, LJN BO5665, betreffende het hierna vermelde verzoek om vergoeding van proceskosten.
Geding in eerste aanleg
- 1.1.
Bij een ten name van belanghebbende genomen beschikking heeft de Inspecteur de waarde van de woning aan de [a-straat 1] te [Z] naar het waardepeil van 1 januari 2008 vastgesteld op € 1.683.000, welke beschikking geldt voor het jaar 2009. Tegelijk heeft de Inspecteur aan belanghebbende met betrekking tot diens woning ook een aanslag in de onroerendezaakbelasting van de gemeente Wassenaar voor het jaar 2009 naar een heffingsmaatstaf van € 1.683.000 opgelegd, welke aanslag € 1.528 bedraagt. Bij gezamenlijke uitspraak op het door belanghebbende tegen de waarde en de heffing gemaakte bezwaar heeft de Inspecteur de beschikking gewijzigd, in die zin dat de waarde is verlaagd naar € 1.480.000, en heeft hij de aanslag met inachtneming van die waarde aangepast.
- 1.2.
Bij diens uitspraak heeft de Inspecteur tevens besloten belanghebbende een vergoeding van proceskosten ten bedrage van € 523,90 toe te kennen.
- 1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Inspecteur beroep bij de rechtbank ingesteld, welk beroep uitsluitend ziet op het besluit omtrent de proceskosten. Een griffierecht van € 41 is geheven.
- 1.4.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Geding in hoger beroep
- 2.1.
Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Een griffierecht van € 111 is geheven.
- 2.2.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
- 2.3.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 15 juni 2012, gehouden te ’s-Gravenhage. Partijen zijn verschenen.
Vaststaande feiten
Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is in hoger beroep, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, het volgende komen vast te staan:
- 3.1.
In bezwaar heeft belanghebbende verzocht om een vergoeding van proceskosten ten bedrage van in totaal € 738,10: € 161 wegens het verlenen van juridische bijstand, € 571,20 wegens het opstellen van een taxatierapport en € 5,90 wegens het opvragen van uittreksels openbare registers.
- 3.2.
Het bedrag van € 571,20 betreft een declaratie, gespecificeerd: 6 uur x € 80 per uur x 1.19 (btw-factor), van [A] van WOZ-consultants te [Q] met betrekking tot een in opdracht van belanghebbende uitgevoerde taxatie, die resulteerde in een aan diens woning toe te kennen waarde van € 1.483.000.
- 3.3.
De uitspraak op bezwaar vermeldt met betrekking tot het verzoek om toekenning van een kostenvergoeding:
”(…)
In een recente uitspraak van de rechtbank Den Haag werd de gemeente Wassenaar veroordeeld in de kosten van een gelijksoortig taxatierapport, waarbij werd uitgegaan van een uurtarief van € 50,-- met als motivering dat de door deskundige verrichte werkzaamheden niet van wetenschappelijke of bijzondere aard zijn. Ook de rechtbank Rotterdam (7-8-2009, AWB 08/2069) bepaalde een uurtarief van € 50,-- voor kosten taxatierapport. Ik heb daarom besloten om de kosten als volgt te vergoeden:
- -
bezwaarschrift: 1 x € 161,-- = € 161,--
- -
taxatierapport: 6 x € 50,-- x 1,19 = € 357,--
- -
uittreksels openbare registers: € 5,90
€ 523,90
(…)”
Oordeel van de rechtbank
- 4.
De rechtbank heeft met betrekking tot het verzoek van belanghebbende overwogen:
”(…)
- 2.12.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onderdeel b, van het Besluit [Besluit proceskosten bestuursrecht] kan een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 onderscheidenlijk een vergoeding van de kosten als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, of 7:28, tweede lid, van de Awb uitsluitend betrekking hebben op kosten van een getuige, deskundige of tolk die door een partij of een belanghebbende is meegebracht of opgeroepen, dan wel van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht.
- 2.13.
De rechtbank stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat [belanghebbende] in aanmerking komt voor vergoeding van de in de bezwaarfase gemaakte kosten, dat het door [belanghebbende] overgelegde taxatierapport kwalificeert als een deskundigenverslag als bedoeld in het onder 2.12 genoemde artikel van het Besluit en dat het aantal te vergoeden uren voor het opstellen van het deskundigenverslag zes bedraagt.
- 2.14.
Met betrekking tot het onder 2.7 vermelde geschilpunt overweegt de rechtbank het volgende. Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van het Besluit wordt de vergoeding van de ter zake van het opstellen van een deskundigenverslag gemaakte kosten vastgesteld met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken. In artikel 3, eerste lid, onder a, van de laatstgenoemde wet is bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur tarieven voor de vergoedingen voor werkzaamheden worden vastgesteld. Die algemene maatregel van bestuur is het Btiz [Besluit tarieven in strafzaken 2003].
- 2.15.
Artikel 6 van het Btiz luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
’Voor werkzaamheden als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de wet, waarvoor geen speciaal tarief is bepaald, geldt, naar gelang de werkzaamheden niet of in meer of mindere mate van wetenschappelijke of bijzondere aard zijn, een tarief van ten hoogste € 81,23 per uur.’
- 2.16.
In de Nota van Toelichting bij het Btiz wordt over artikel 6, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
’In dit artikel is opgenomen de inhoud van artikel 1, eerste lid, onderdeel IV, van het ingetrokken besluit. Het artikel stelt het maximum uurtarief vast voor vergoedingen voor werkzaamheden waarvoor elders in het besluit geen speciaal tarief is bepaald. De vraag of voor deze werkzaamheden het maximum uurtarief of een lager tarief geldt, is afhankelijk van de mate van wetenschappelijke of bijzondere aard van de werkzaamheden. Door een maximumtarief op te nemen is er ruimte voor marktwerking; om deze reden is eveneens afgezien van het opnemen van een minimumtarief.’
- 2.17.
Gelet op het vorenoverwogene, met name gelet op hetgeen is opgenomen in de Nota van Toelichting bij het Btiz, is de rechtbank van oordeel dat, anders dan [belanghebbende] meent, bij de beslechting van het geschilpunt omtrent het te vergoeden uurtarief gekeken dient te worden naar de aard van de werkzaamheden die zijn verricht bij het opstellen van het (…) taxatierapport en, indien de werkzaamheden als van wetenschappelijke of bijzondere aard zijn aan te merken, naar de mate daarvan. De verrichte werkzaamheden voor het opstellen van het taxatierapport acht de rechtbank niet van wetenschappelijke of bijzondere aard. De rechtbank is van oordeel dat de door [de inspecteur] toegekende vergoeding naar een uurtarief van € 50 niet blijk geeft van een onjuiste opvatting van het bepaalde in artikel 6 van het Btiz en voorts ook recht doet aan de verrichte werkzaamheden. Aan het vorenstaande doet, gezien het forfaitaire karakter van het Besluit, niet af dat de taxateur in de onderhavige zaak daadwerkelijk een uurtarief van € 80 in rekening heeft gebracht voor het opstellen van het taxatierapport.
- 2.18.
Naar het oordeel van de rechtbank is de uitspraak op bezwaar naar behoren gemotiveerd. De rechtbank volgt [belanghebbende] dan ook niet in zijn opvatting dat [de Inspecteur] bij het doen van uitspraak op bezwaar het motiveringsbeginsel heeft geschonden. Ook in zoverre faalt het beroep van [belanghebbende].
- 2.19.
Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond.
(…)”
Geschil in hoger beroep en standpunten van partijen
- 5.1.
Partijen houdt uitsluitend het antwoord op de vraag verdeeld of belanghebbende, met name gelet op het bepaalde in artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003, in aanmerking komt voor een vergoeding van taxatiekosten van 6 x € 80 (exclusief btw), hetgeen belanghebbende verdedigt, dan wel van 6 x € 50 (exclusief btw), hetgeen de Inspecteur verdedigt.
- 5.2.
Voor de standpunten van partijen en de gronden verwijst het Hof naar de gedingstukken.
Beoordeling van het hoger beroep
- 6.1.
Het Hof merkt als tussen partijen vaststaand aan dat het taxatierapport is aan te merken als een deskundigenverslag als bedoeld in artikel 1, aanhef en onderdeel b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht en dat, zoals ook de Inspecteur ter zitting desgevraagd heeft bevestigd, het ter zake van het opstellen van het taxatierapport gedeclareerde bedrag, zowel qua uurprijs als qua aantal uren, een reële weergave van de gemaakte kosten behelst. Daarvan uitgaande komt aan belanghebbende een vergoeding van taxatiekosten toe van 6 x € 80 (exclusief btw). De stelling van de Inspecteur dat voor de vraag of in dit geval het werkelijke bedrag dan wel een deel voor vergoeding in aanmerking komt, de taxatie nog moet worden getoetst op het wetenschappelijke gehalte, faalt naar ’s Hofs oordeel, daar die stelling niet blijk geeft van een juiste opvatting over de toepassing van artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003.
- 6.2.
Voor het geval dat het Hof tot dat oordeel komt, staat tussen partijen vast dat aan belanghebbende een vergoeding van proceskosten in bezwaar toekomt van in totaal € 738,10.
- 6.3.
Het gelijk is aan de zijde van belanghebbende. Diens overige stellingen behoeven geen behandeling. Bijgevolg moet worden beslist als hierna is vermeld.
Proceskosten en griffierecht
- 7.1.
Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur ook te veroordelen in de door belanghebbende in beroep en hoger beroep gemaakte proceskosten. Op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht in verbinding met het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage stelt het Hof die kosten vast op € 983,25 wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand: 4,5 punt à € 437 x 0,5 (gewicht van de zaak). Voor een hogere vergoeding acht het Hof geen termen aanwezig. Met de vergoeding van proceskosten in bezwaar resulteert dat in een vergoeding van in totaal € 1.721,35.
- 7.2.
De griffierechten moeten aan belanghebbende worden vergoed.
Beslissing
Het Gerechtshof:
- -
vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
- -
vernietigt de uitspraak van de Inspecteur, voor zover die betrekking heeft op het besluit omtrent de proceskosten;
- -
veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op in totaal € 1.721,35; en
- -
gelast de Inspecteur de griffierechten van in totaal € 152 aan belanghebbende te vergoeden.
De uitspraak is vastgesteld door mrs. U.E. Tromp, J.T. Sanders en W.M.G. Visser, in tegenwoordigheid van de griffier mr. H.S. Sterkenburg. De beslissing is op 29 juni 2012 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
- 1.
Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
- 2.
Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- -
de naam en het adres van de indiener;
- -
de dagtekening;
- -
de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- -
de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.