NJ 2022/277
Procesrecht. Verzoek voorlopig getuigenverhoor; strekking; maatstaf; gronden afwijzing.
HR 15-07-2022, ECLI:NL:HR:2022:1105
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
15 juli 2022
- Magistraten
Mrs. M.J. Kroeze, S.J. Schaafsma, G.C. Makkink
- Zaaknummer
21/03491
- Conclusie
A-G mr. B.F. Assink
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS663563:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:1105, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 15‑07‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:165, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑02‑2022
Beroepschrift, Hoge Raad, 21‑09‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 12‑08‑2021
- Wetingang
Essentie
Procesrecht. Verzoek voorlopig getuigenverhoor; strekking; maatstaf; gronden afwijzing.
Samenvatting
De verzoeker tot een voorlopig getuigenverhoor dient ingevolge art. 187 lid 3, aanhef en onder a en b, Rv in zijn verzoekschrift de aard en het beloop van de vordering te vermelden, alsmede de feiten of rechten die hij wil bewijzen. Dit dient hij te doen op zodanige wijze dat voor de rechter die op het verzoek moet beslissen, voor de rechter voor wie het verhoor zal worden gehouden, alsmede voor de wederpartij voldoende duidelijk is op welk feitelijk gebeuren het verhoor betrekking zal hebben. Niet is vereist ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.