NJB 2019/1570:Tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf: in de gevallen waarin art. 22b Sr de oplegging van een taakstraf niet toeliet, kan ook geen taakstraf worden gelast in plaats van het geven van een last tot tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf. Voor zover bij de beslissing op de in art. 14g lid 1 Sr bedoelde vordering de vraag aan de orde komt of aan de in art. 22b lid 2 Sr genoemde voorwaarden wordt voldaan, moet onder ‘het door hem begane feit’ worden verstaan het feit ter zake waarvan de verdachte is veroordeeld tot de voorwaardelijk opgelegde straf waarvan de tenuitvoerlegging wordt gevorderd. In casu is het kennelijke oordeel van het Hof dat in het onderhavige geval is voldaan aan de voorwaarden van art. 22b lid 2 Sr en dat daarom geen taakstraf mag worden gelast in plaats van het geven van een last tot tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf, ontoereikend gemotiveerd, reeds omdat het Hof niet heeft vastgesteld dat de verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan het gepleegde feit wegens een soortgelijk feit een taakstraf is opgelegd