Einde inhoudsopgave
Besluit nr. 1313/2013/EU betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming
Artikel 16 Bevorderen van samenhang in de respons op rampen buiten de Unie
Geldend
Geldend vanaf 21-03-2019
- Bronpublicatie:
13-03-2019, PbEU 2019, L 77 I (uitgifte: 20-03-2019, regelingnummer: 2019/420)
- Inwerkingtreding
21-03-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-03-2019, PbEU 2019, L 77 I (uitgifte: 20-03-2019, regelingnummer: 2019/420)
- Vakgebied(en)
Openbare orde en veiligheid / Algemeen
1.
Wanneer buiten de Unie een ramp plaatsvindt of dreigt plaats te vinden, kan het betrokken land via het ERCC om bijstand verzoeken. Er kan ook om bijstand worden verzocht via of door de Verenigde Naties, een VN-organisatie of een andere bevoegde internationale organisatie. Een verzoek om bijstand komt te vervallen na een maximum van 90 dagen, tenzij nieuwe elementen bij het ERCC worden ingediend die de noodzaak van voortgezette of aanvullende bijstand rechtvaardigen.
2.
Interventies als bedoeld in dit artikel, kunnen hetzij als autonome bijstandsinterventie, hetzij als bijdrage tot een door een internationale organisatie geleide interventie worden uitgevoerd. De coördinatie door de Unie wordt volledig geïntegreerd in de algemene coördinatie door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de Verenigde Naties (OCHA), waarbij de leidende rol van deze organisatie in acht wordt genomen. In geval van door de mens veroorzaakte rampen of complexe noodsituaties, ziet de Commissie toe op de conformiteit met de Europese consensus over humanitaire hulp (1), en het respect voor de humanitaire beginselen.
3.
De Commissie bevordert de samenhang in de bijstandverlening met de volgende acties:
- a)
onderhouden van een dialoog met de contactpunten van de lidstaten om ervoor te zorgen dat via het Uniemechanisme een effectieve en samenhangende Uniebijdrage inzake rampenrespons wordt geleverd tot de algehele noodhulpinspanning, in het bijzonder door:
- i)
de lidstaten onverwijld in kennis te stellen van de volledige inhoud van bijstandsverzoeken;
- ii)
het ondersteunen van een gemeenschappelijke situatie- en behoeftenanalyse, het verstrekken van technische bijstand en/of het faciliteren van de bijstandcoördinatie ter plaatse door een team van deskundigen op het gebied van civiele bescherming dat ter plaatse aanwezig is;
- iii)
het delen van relevante evaluaties en analyses met alle betrokken actoren;
- iv)
het verstrekken van een overzicht van de bijstand die door lidstaten en andere actoren wordt aangeboden;
- v)
het verstrekken van advies over het soort bijstand dat nodig is, zodat de verleende bijstand in overeenstemming is met de behoefteanalyses; en
- vi)
het verlenen van bijstand bij het oplossen van praktische moeilijkheden bij de aanvoer van hulp, op terreinen zoals doorvoer en douane;
- b)
waar mogelijk in samenwerking met het getroffen land, onmiddellijk maken van aanbevelingen op basis van de behoeften ter plaatse en van de nodige vooraf ontwikkelde plannen, doen van een verzoek aan de lidstaten om specifieke capaciteiten in te zetten en faciliteren van de coördinatie van de gevraagde bijstand;
- c)
onderhouden van contacten met het getroffen land over technische details, zoals de precieze behoefte aan bijstand, de aanvaarding van aangeboden bijstand en de praktische regeling van de lokale ontvangst en distributie van de bijstand;
- d)
onderhouden van contacten met of ondersteunen van OCHA en samenwerken met andere betrokken actoren die bijdragen tot de algehele noodhulpinspanning, om te komen tot maximale synergie en complementariteit en om overlappingen en lacunes te voorkomen; en
- e)
onderhouden van contacten met alle relevante actoren, met name in de eindfase van de bijstandsinterventie in het kader van het Uniemechanisme, om een probleemloze overdracht te bevorderen.
4.
Onverminderd de rol van de Commissie zoals omschreven in lid 3 en de noodzaak van een onmiddellijke operationele respons in het kader van het Uniemechanisme, stelt de Commissie bij de activering van het Uniemechanisme de Europese Dienst voor extern optreden op de hoogte, zodat de civiele beschermingsoperatie kan verlopen in overeenstemming met de algemene betrekkingen van de Unie met het getroffen land. Overeenkomstig artikel 2 houdt de Commissie de lidstaten volledig op de hoogte.
5.
Ter plaatse verlopen de contacten met de regering van het getroffen land in voorkomend geval via de delegatie van de Unie. Zo nodig verstrekt de delegatie van de Unie logistieke ondersteuning aan de deskundigenteams als bedoeld in lid 3, onder a), punt ii).
6.
Een lidstaat die via het Uniemechanisme om bijstand wordt verzocht, bepaalt onverwijld of hij de vereiste bijstand kan geven en stelt het ERCC via het CECIS van zijn besluit in kennis, met vermelding van de omvang en de voorwaarden van de bijstand die kan worden gegeven. Het ERCC houdt de lidstaten op de hoogte.
7.
Het Uniemechanisme kan ook worden gebruikt voor het verlenen van steun in het kader van civiele bescherming voor consulaire bijstand aan burgers van de Unie die in een derde land in een rampsituatie verkeren, indien de consulaire autoriteiten van de betrokken lidstaten een daartoe strekkend verzoek doen.
8.
Op grond van een verzoek om bijstand, kan de Commissie extra ondersteunende en aanvullende maatregelen nemen die nodig zijn om te zorgen voor samenhang in de bijstandverlening.
9.
De coördinatie via het Uniemechanisme doet geen afbreuk aan bilaterale contacten tussen lidstaten en het getroffen land, noch aan de samenwerking tussen lidstaten en de Verenigde Naties en andere bevoegde internationale organisaties. Deze bilaterale contacten kunnen worden gebruikt voor het bevorderen van de coördinatie via het Uniemechanisme.
10.
De rol van de Commissie als beschreven in dit artikel doet geen afbreuk aan de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de lidstaten voor hun teams, modules en andere ondersteuning, waaronder militaire capaciteiten. Met name geeft de steun door de Commissie geen aanleiding tot het geven van bevelen aan en het uitoefenen van toezicht op de teams, modules en andere steun van de lidstaten, die op vrijwillige basis worden ingezet in overeenstemming met de coördinatie op het niveau van het hoofdkwartier en ter plaatse.
11.
Er wordt gestreefd naar synergie met andere instrumenten van de Unie, in het bijzonder de acties die worden gefinancierd krachtens Verordening (EG) nr. 1257/96. De Commissie zorgt voor coördinatie tussen de instrumenten en ziet er, waar passend, op toe dat de acties op het gebied van civiele bescherming van de lidstaten die bijdragen tot een ruimere humanitaire respons, voor zover mogelijk uit hoofde van dit besluit gefinancierd worden.
12.
Wanneer een beroep gedaan wordt op het Uniemechanisme, houden de lidstaten die bijstand verstrekken, het ERCC volledig op de hoogte van hun activiteiten.
13.
De teams en modules van de lidstaten die ter plaatse deelnemen aan de interventie in het kader van het Uniemechanisme onderhouden nauwe contacten met het ERCC en de deskundigenteams ter plaatse, als bedoeld in lid 3, onder a), punt ii).
Voetnoten
PB C 25 van 30.1.2008, blz. 1.