Hof Den Haag, 12-01-2022, nr. 200.300.964/01
ECLI:NL:GHDHA:2022:85
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
12-01-2022
- Zaaknummer
200.300.964/01
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2022:85, Uitspraak, Hof Den Haag, 12‑01‑2022; (Hoger beroep, Beschikking)
Uitspraak 12‑01‑2022
Inhoudsindicatie
Beloning voor aanvangswerkzaamheden opvolgend bewindvoerder. Uitgangspunt is een forfaitaire vergoeding. De noodzaak tot bedrijfsbeëindiging door de (op eigen verzoek) ontslagen bewindvoerder vanwege pensioen is geen uitzonderlijke omstandigheid als bedoeld in artikel 3 lid 6 van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren.
Partij(en)
GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling civiel recht
zaaknummer : 200.300.964/01
zaaknummer rechtbank : 9261379 \ BM VERZ 21-2876
beschikking van de meervoudige kamer van 12 januari 2022
inzake
Motio, budget en advies B.V.,
gevestigd te Ingen, gemeente Buren,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: Motio,
advocaat mr. W.B. Brusse te Almelo.
Als belanghebbende is aangemerkt:
[belanghebbende] ,
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de rechthebbende.
Als informant is aangemerkt:
[informant]
kantoorhoudende te [plaats] ,
hierna te noemen: [voormalig bewindvoerder] .
1. Het verloop van het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, locatie Dordrecht, van 21 juni 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).
2. Het geding in hoger beroep
2.1
Motio is op 20 september 2021 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De rechthebbende heeft geen verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof is voorts op 2 november 2021 een e-mailbericht van Motio van diezelfde datum met bijlagen ingekomen.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 3 november 2021 plaatsgevonden. Verschenen is Motio, vertegenwoordigd door [naam 1] en [naam 2] en bijgestaan door mr. Brusse.
De rechthebbende is niet verschenen. Ook [voormalig bewindvoerder] is niet verschenen, zoals aangekondigd pere-mailbericht van 29 oktober 2021.
Mr. Brusse heeft het woord gevoerd aan de hand van een overgelegde pleitnota.
3. De feiten
3.1
De rechthebbende is geboren op [geboortedatum] 1967.
3.2
Over de goederen die de rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren is bewind ingesteld. Tot 1 juli 2021 trad [voormalig bewindvoerder] op als bewindvoerder.
4. De omvang van het geschil
4.1
Bij de bestreden beschikking is [voormalig bewindvoerder] , voor zover in hoger beroep van belang, op eigen verzoek per 1 juli 2021 ontslagen als bewindvoerder en Motio benoemd als opvolgend bewindvoerder. Verder heeft de kantonrechter bepaald dat Motio geen beloning toekomt voor de aanvangswerkzaamheden.
4.2
Motio verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen (het hof begrijpt: slechts voor zover het betreft de beslissing dat haar geen beloning voor de aanvangswerkzaamheden toekomt) en, opnieuw rechtdoende, Motio alsnog een beloning toe te kennen voor de aanvangswerkzaamheden overeenkomstig het bepaalde in de Regeling curatoren, bewindvoerders en mentoren, te vermeerderen met de toepasselijke indexering van de beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren 2020, overeenkomstig de Regeling van de Minister voor Rechtsbescherming van 10 oktober 2020, nr. 2711713, houdende wijziging van de beloningen in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren. Kosten rechtens.
5. De motivering van de beslissing
Het juridisch kader
5.1
Voordat het hof overgaat tot de inhoudelijke beoordeling van het verzoek van Motio, zal het hof vermelden wat daarover in de wet en de bijbehorende regelingen staat.
5.2
In artikel 1:447 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat de bewindvoerder aanspraak heeft op beloning overeenkomstig de regels die daaromtrent bij regeling van Onze Minister van Veiligheid en Justitie zijn vastgesteld. Per 1 januari 2015 geldt de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 4 november 2014, nr. 577811 (hierna: de Regeling).
5.3
Op grond van artikel 3 lid 1 van de Regeling stelt de kantonrechter die de bewindvoerder, bedoeld in artikel 1:435 lid 7 BW, benoemt, diens beloning vast overeenkomstig het bepaalde in het tweede tot en met vijfde lid. In artikel 3 lid 5 van de Regeling is bepaald dat de kantonrechter naast de jaarbeloning in voorkomende gevallen een beloning voor aanvangswerkzaamheden toekent. Uit de toelichting bij de regeling volgt dat het uitgangspunt is dat de beloning voor rekening komt van de rechthebbende. Indien de rechthebbende de kosten van de beloning zelf niet kan dragen komen die kosten in aanmerking voor vergoeding uit de bijzondere bijstand. De beloning voor aanvangswerkzaamheden bedraagt voor het jaar 2021 € 559,-.
5.4
De toelichting bij de Regeling vermeldt verder dat onder aanvangswerkzaamheden van de bewindvoerder onder meer de volgende intakewerkzaamheden worden begrepen: het aanvragen van het bewind, de kennismaking, het bijwonen van de instellingszitting, het verzamelen en kennisnemen van stukken, het opstellen van de boedelbeschrijving (inclusief inventarisatie schulden en uitkeringen), alle reguliere werkzaamheden verband houdende met het inkomen en de werkzaamheden van rechthebbende (het aanschrijven van instanties voor bijzondere bijstand, kwijtschelding gemeentelijke lasten en langdurigheidstoeslag, huurtoeslag, zorgtoeslag, uitkeringen), het openen van een bankrekening, de inschrijving in het Kadaster, het aanmaken van een dossier, overleg over het verkopen van de woning en/of de inboedel met het oog op een verhuizing. Ook stelt de bewindvoerder in overleg met de rechthebbende een plan van aanpak op en verstrekt hij de klachtenregeling aan de rechthebbende.
5.5
Volgens artikel 3 lid 6 van de Regeling kan de kantonrechter in afwijking van het eerste lid wegens uitzonderlijke omstandigheden de beloning van de bewindvoerder op andere wijze vaststellen. In de toelichting bij de Regeling is ten aanzien van dit artikellid het volgende opgemerkt:
“Naar aanleiding van reacties op de conceptregeling is de formulering gewijzigd van ‘bijzondere omstandigheden’ in ‘uitzonderlijke omstandigheden’, om te benadrukken dat niet te snel mag worden aangenomen dat van de regeling kan worden afgeweken. Indien zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen, kan de kantonrechter door deze ingebouwde ‘noodklep’ bijvoorbeeld een hogere beloning toekennen dan door deze regeling wordt voorgeschreven. Een bijstelling van de jaarbeloning naar beneden is evenwel ook mogelijk. Wat onder uitzonderlijke omstandigheden wordt verstaan, kan niet in een limitatieve opsomming in deze regeling worden vastgesteld. Deze omstandigheden zijn immers toegesneden op de omstandigheden die zich in een specifiek geval kunnen voordoen en zijn naar hun aard niet alle voorzienbaar.”
De standpunten
5.6
Motio stelt dat de kantonrechter in strijd met de Regeling heeft gehandeld door aan haar geen beloning voor aanvangswerkzaamheden toe te kennen. Motio heeft namelijk in feite bijna alle bedrijfsactiviteiten van [voormalig bewindvoerder] overgenomen voor zover deze betrekking hebben op bewindvoering. Met het overnemen van de dossiers gaat de nodige tijd gemoeid. Zo dient Motio onder andere een boedelbeschrijving op te maken, een plan van aanpak te schrijven, stukken te verzamelen, (uitkerings)instanties aan te schrijven en een dossier aan te maken. Op grond van de Regeling heeft Motio recht op een beloning voor deze aanvangswerkzaamheden. Deze zaak heeft Motio zelfs meer tijd gekost dan gemiddeld, omdat het budget niet klopte en er niet genoeg spaargeld voorhanden was. Dat het een lopend dossier betreft, rechtvaardigt niet het korten op of het geheel niet toewijzen van de beloning. Het feit dat Motio is benoemd tot opvolgend bewindvoerder is naar het oordeel van Motio immers geen uitzonderlijke omstandigheid als bedoeld in artikel 3 lid 6 van de Regeling. Het is niet uitzonderlijk dat een bewindvoerder op verzoek wordt ontslagen omdat hij zijn bedrijfsvoering staakt, alleen al omdat een bewindvoerder op enig moment met pensioen zal gaan. Het feit dat het ontslag van [voormalig bewindvoerder] niet de keuze is van de rechthebbende, rechtvaardigt evenmin de beslissing van de kantonrechter. De Regeling, waarin een forfaitair systeem wordt gehanteerd, biedt daarvoor onvoldoende grondslag. Motio wijst nog op enkele uitspraken van gerechtshoven.
5.7
[voormalig bewindvoerder] heeft het hof schriftelijk geïnformeerd op welke wijze zij de gegevens van de rechthebbende heeft overgedragen aan Motio.
Het oordeel van het hof
5.8
Het hof constateert dat het dictum van de bestreden beschikking innerlijk tegenstrijdig is. De kantonrechter heeft beslist dat de opvolgend bewindvoerder geen beloning voor aanvangswerkzaamheden toekomt en stelt vervolgens de beloning voor de opvolgend bewindvoerder voor de aanvangswerkzaamheden overeenkomstig artikel 3 lid 5 sub a van de Regeling vast op € 559,-. Reeds daarom zal het hof de bestreden beschikking op dit onderdeel vernietigen en opnieuw recht doen. Uit de overwegingen valt op te maken dat de kantonrechter bedoeld heeft geen vergoeding vast te stellen. Ter zitting is gebleken dat Motio daadwerkelijk geen vergoeding heeft ontvangen.
5.9
Het hof stelt het volgende voorop. Een rechthebbende die niet in staat is zijn of haar vermogensrechtelijke belangen te behartigen en die daarbij de hulp van een bewindvoerder nodig heeft, moet in beginsel zelf de kosten van de werkzaamheden van deze persoon vergoeden. Uitgangspunt in de Regeling is dat een forfaitaire vergoeding wordt toegekend aan curatoren, bewindvoerders en mentoren.
5.10
Ter zitting bij het hof is gebleken dat kantonrechters in het land verschillend omgaan met de toekenning van een beloning voor aanvangswerkzaamheden in die gevallen waarin het verzoek tot ontslag van de voormalig bewindvoerder en benoeming van een opvolgend bewindvoerder niet van de rechthebbende zelf afkomstig is. Het hof overweegt als volgt. Uit het eerder genoemde juridische kader volgt dat slechts wegens uitzonderlijke omstandigheden de beloning van een bewindvoerder op een andere wijze door de rechter kan worden vastgesteld. Het hof benadrukt dat uit de toelichting bij de Regeling volgt dat uitzonderlijke omstandigheden niet te snel aangenomen mogen worden. Naar het oordeel van het hof is in de onderhavige zaak geen sprake van uitzonderlijke omstandigheden die rechtvaardigen dat kan worden afgeweken van het forfaitaire systeem. Gebleken is dat [voormalig bewindvoerder] met pensioen is gegaan. Het hof vindt het daarom alleszins redelijk dat [voormalig bewindvoerder] om haar eigen ontslag heeft verzocht en het onderhavige dossier heeft overgedragen aan Motio. Vast staat dat Motio vervolgens verschillende aanvangswerkzaamheden heeft verricht. Het hof ziet op grond van het voorgaande geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt dat Motio voor deze werkzaamheden de forfaitaire beloning ontvangt. Dat het ontslag van [voormalig bewindvoerder] en de benoeming van Motio niet de keuze is van de rechthebbende, levert naar het oordeel van het hof evenmin een uitzonderlijke omstandigheid op als bedoeld in artikel 3 lid 6 van de Regeling. Nu de noodzaak tot bedrijfsbeëindiging vanwege de pensioengerechtigde leeftijd een voorzienbare en, naar het hof aanneemt, regelmatig voorkomende omstandigheid is, is er geen sprake van uitzonderlijke omstandigheden op grond waarvan de vergoeding voor een opvolgend bewindvoerder op een andere manier dan via het forfaitaire systeem zou kunnen worden vastgesteld.
5.11
Het hof begrijpt dat het voor de rechthebbende nadelig is dat de beloning voor de aanvangswerkzaamheden van Motio voor zijn of haar rekening komt, maar dat vormt net zo min aanleiding om af te wijken van het forfaitaire systeem. Zodra sprake is van een onderbewindstelling, brengt dat nu eenmaal bepaalde kosten met zich. Het enkele feit dat deze kosten ten laste komen van de rechthebbende, kan er naar het oordeel van het hof niet toe leiden dat van een opvolgend bewindvoerder kan worden verwacht dat hij of zij werkzaamheden verricht zonder dat daar een beloning tegenover staat.
5.12
Ten overvloede overweegt het hof voorts nog dat de Regeling geen onderscheid maakt in de aanvangswerkzaamheden door een eerste bewindvoerder en de aanvangswerkzaamheden door een opvolgend bewindvoerder. Het hof kan begrijpen dat in sommige gevallen door een opvolgend bewindvoerder minder werkzaamheden worden verricht dan door een eerste bewindvoerder, omdat een en ander al in gang is gezet. De Regeling biedt echter geen ruimte om daar verschillend mee om te gaan. Evenmin biedt de Regeling ruimte om het beloningsbedrag aan te passen, omdat ook daarvoor sprake moet zijn van uitzonderlijke omstandigheden.
5.13
Van overige omstandigheden, die een inbreuk op het forfaitaire systeem wel zouden rechtvaardigen, is het hof niet gebleken.
5.14
Gelet op het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en het verzoek van Motio om haar een beloning toe te kennen voor de aanvangswerkzaamheden alsnog toewijzen.
Proceskosten
5.15
Gelet op de familierechtelijke aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren.
5.16
Dit leidt tot de volgende beslissing.
6. De beslissing
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en in zoverre opnieuw beschikkende:
stelt de beloning van Motio voor de aanvangswerkzaamheden vast op een bedrag van€ 559,-;
compenseert de proceskosten in hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.C. Olland, J.M. van de Poll en A.A.F. Donders, bijgestaan door mr. L.A.J. Brouwer als griffier en is op 12 januari 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.