RFR 2020/79
Gezamenlijk gezag. Moet de rechter een verzoek om toekenning van gezamenlijk gezag afwijzen als voldaan is aan het ‘klemcriterium’?
HR 27-03-2020, ECLI:NL:HR:2020:533
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
27 maart 2020
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, A.M.J. van Buchem-Spapens, T.H. Tanja-van den Broek, H.M. Wattendorff, F.J.P. Lock
- Zaaknummer
19/02804
- Conclusie
A-G mr. M.L.C.C. Lückers
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS202568:1
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Gezag en omgang
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:533, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 27‑03‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:22, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑01‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 03‑07‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 12‑06‑2019
- Wetingang
Art. 1:253c BW
Essentie
Gezamenlijk gezag. Gezag.
Moet de rechter een verzoek om toekenning van gezamenlijk gezag afwijzen als voldaan is aan het ‘klemcriterium’?
Samenvatting
De vader heeft de in 2017 uit de moeder geboren minderjarige na door de rechter verleende vervangende toestemming erkend. Het gezag over de minderjarige berust sedert de geboorte bij de moeder. In 2018 is de minderjarige onder toezicht gesteld. De vader wenst het gezag samen met de moeder uit te oefenen (art. 1:253c BW). De rechtbank wees zijn verzoek toe, welke beschikking door het hof werd bekrachtigd. Het hof overwoog dat weliswaar sprake is van het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.