RAV 2011/84
Bewijs. Welke eisen mogen aan een (getuigen)bewijsaanbod in hoger beroep worden gesteld?
HR 27-05-2011, ECLI:NL:HR:2011:BP9991
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
27 mei 2011
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann, F.B. Bakels, C.E. Drion
- Zaaknummer
10/02358
- Conclusie
A-G Spier
- LJN
BP9991
- JCDI
JCDI:ADS909005:1
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Arbeidsrecht / Arbeidsomstandigheden en beroepsschade
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Verbintenissenrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2011:BP9991, Uitspraak, Hoge Raad, 27‑05‑2011
ECLI:NL:PHR:2011:BP9991, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 25‑03‑2011
Beroepschrift, Hoge Raad, 23‑04‑2010
- Wetingang
BW art. 7:611, 658 Rv art. 166
Essentie
Bewijs. Werkgeversaansprakelijkheid.
Welke eisen mogen aan een (getuigen)bewijsaanbod in hoger beroep worden gesteld?
Samenvatting
Een werknemer heeft zijn werkgever aansprakelijk gesteld voor door hem geleden schade, omdat de werkgever zich niet als een goed werkgever zou hebben gedragen. De werkgever zou onvoldoende hebben gedaan om discriminatie op de werkvloer tegen te gaan. De werkgever heeft betwist dat van stelselmatige discriminatie sprake is geweest.
In eerste aanleg zijn de vorderingen van de werknemer afgewezen wegens het ontbreken van toereikend bewijs voor zijn stellingen. In hoger beroep heeft de werknemer aanvullende schriftelijke getuigenverklaringen overgelegd en — kennelijk — nader bewijs ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.