HR, 11-09-2018, nr. 17/03682
ECLI:NL:HR:2018:1547
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11-09-2018
- Zaaknummer
17/03682
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Bijzonder strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2018:1547, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 11‑09‑2018; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:985
ECLI:NL:PHR:2018:985, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑06‑2018
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2018:1547
- Vindplaatsen
Uitspraak 11‑09‑2018
Inhoudsindicatie
Onthouden van de nodige verzorging aan twee pony’s en 372 lammeren door de pony’s op een rooster dan wel hangend in takels, vervuild door ontlasting in uitgemergelde toestand te houden en door de lammeren bij temperaturen van -3 tot 4 °C te laten onderkoelen, in hun nabijheid grote hoeveelheden kadavers van lammeren te bewaren en hen onvoldoende drinkgelegenheden te bieden waardoor zij uitgedroogd waren, art. 37 Gezondheid- en Welzijnswet voor dieren. Bewijsklachten. HR: art. 81.1 RO.
Partij(en)
11 september 2018
Strafkamer
nr. S 17/03682
KD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 2 november 2016, nummer 21/004370-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft E. Meijer, advocaat te Voorburg, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot aanpassing van de bewezenverklaring en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier A. El Mokhtari, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 september 2018.
Conclusie 12‑06‑2018
Inhoudsindicatie
Onthouden van de nodige verzorging aan twee pony’s en 372 lammeren door de pony’s op een rooster dan wel hangend in takels, vervuild door ontlasting in uitgemergelde toestand te houden en door de lammeren bij temperaturen van -3 tot 4 °C te laten onderkoelen, in hun nabijheid grote hoeveelheden kadavers van lammeren te bewaren en hen onvoldoende drinkgelegenheden te bieden waardoor zij uitgedroogd waren, art. 37 Gezondheid- en Welzijnswet voor dieren. Bewijsklachten. HR: art. 81.1 RO.
Nr. 17/03682 Zitting: 12 juni 2018 (bij vervroeging) | Mr. A.J. Machielse Conclusie inzake: [verdachte] |
1. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem, heeft verdachte op 2 november 2016 voor: overtreding van artikel 37 Gezondheid- en Welzijnswet voor dieren, meermalen gepleegd, veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur waarvan 30 uur voorwaardelijk.
2. Verdachte heeft cassatie doen instellen en mr. E. Meijer, advocaat te Voorburg, heeft een schriftuur ingezonden houdende een middel van cassatie dat in verschillende onderdelen uiteen valt.
3.1. Het hof heeft bewezenverklaard dat:
"hij op 29 maart 2013 te Randwijk in de gemeente Overbetuwe als houder van twee pony's en groot aantal lammeren (ongeveer 372 stuks), aan een groot aantal hiervan, de nodige verzorging heeft onthouden immers
- de twee pony’s (één op een rooster liggend en één in takels hangend) in uitgemergelde toestand (door salmonella diarree) heeft gehouden, vervuild door ontlasting, bij welke dieren hij, verdachte een vermijdbaar lijden had kunnen voorkomen door tijdig professionele hulp van een dierenarts of veearts in te roepen en
- bij temperaturen van 3 tot 4 graden Celsius overdag en ongeveer min 3 graden Celsius ‘s nachts een grote groep lammeren heeft laten onderkoelen door het ontbreken van (voldoende) plaatselijke bijverwarming waarbij de temperatuur voor die dieren te laag was, in deze liepen dieren te rillen en werd bij een gedeelte onderkoeling en longontsteking vastgesteld en/of
- werden in de nabije omgeving van de lammeren grote hoeveelheden kadavers van lammeren bewaard (los liggend, maar ook in tonnen, containers,) hetgeen ziekte kon voortbrengen en
- waren veel lammeren erg vermagerd/uitgedroogd door onvoldoende drinkgelegenheden".
Het hof heeft deze bewezenverklaring doen voorafgaan door de volgende overwegingen:
“Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Door de verdediging is ten aanzien van het onder het eerste gedachtestreepje ten laste gelegde aangevoerd dat, kort gezegd, de pony’s onder behandeling stonden van een dierenarts en dat verdachte de pony’s conform het advies van de dierenarts heeft behandeld.
Het hof overweegt hierover het volgende. Dierenarts Speelman heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij één van de pony’s 14 dagen voor 29 maart 2013 heeft behandeld en dat dit de laatste keer was dat hij aanwezig was. In het proces-verbaal van bevindingen op pagina 13 van het dossier relateren de verbalisanten dat beide pony’s op 29 maart niet op eigen benen konden staan. Volgens de verbalisanten zagen zij er zeer onverzorgd en slecht uit en reageerde één van de pony’s nergens meer op. In de schriftelijke verklaring van dierenarts Pouwels op pagina 21 van het dossier staat dat de pony’s ernstig vermagerd waren. Naar het oordeel van het hof volgt hieruit dat de toestand van de pony’s zodanig was dat een dierenarts (opnieuw) opgeroepen had moeten worden.
Ten aanzien van het tweede en vierde gedachtestreepje heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte op de dag van de politie-inval een veel grotere aanvoer van lammeren te verwerken kreeg dan waar hij op gerekend had. Daarnaast moet de oorzaak voor de geconstateerde ondervoeding en uitdroging gezocht worden in het feit dat de lammeren die naar het bedrijf van verdachte zijn gebracht al in slechte staat verkeerden.
Naar het oordeel van het hof is het aan verdachte om er voor te zorgen dat er voor de lammeren die hij aanneemt voldoende voorzieningen zijn om ze adequaat te verzorgen.
Daarnaast is het, gezien de constateringen van de verbalisanten en de dierenartsen Nas en Pouwels, niet aannemelijk dat van de grote hoeveelheid lammeren op het bedrijf van verdachte alleen de lammeren die op de dag van de politie-inval zijn aangekomen onderkoeld, ondervoed en/of uitgedroogd waren.
Ten aanzien van het derde gedachtestreepje heeft de raadsman aangevoerd dat uit het dossier niet blijkt wat onder het begrip ‘nabije omgeving’ valt, om welke hoeveelheden kadavers en botdelen het gaat en waarom dit gevaarlijk is.
Het hof overweegt hierover dat de verbalisanten op pagina 14 van het dossier relateren dat zij op meerdere plaatsen in de schuur meerdere dode lammeren zagen liggen en dat er in een kar tientallen dode lammeren lagen. Naar het oordeel van het hof bevinden de dode lammeren in de schuur zich in de nabije omgeving van de andere lammeren.”
3.2. De steller van schriftuur komt met allerlei klachten op tegen de onderdelen van de bewezenverklaring. De bewijsvoering zou bol staan van de hiaten en deels berusten op gissingen.
3.3. Ik geef enige onderdelen van de bewijsvoering weer:
“Op 29 maart kwamen wij, [verbalisant 1] en [verbalisant 2], ter plaatse aan de [a-straat 1] te Randwijk. Wij hebben ons laten vergezellen door de heer Nas, praktiserend dierenarts te Bemmel.
Ter plaatse spraken wij een persoon die vertelde eigenaar te zijn van de dieren in de stallen en die opgaf te zijn genaamd: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970, wonende te [a-straat 1] te Randwijk.
Het weer die dag was overdag 3 tot 4 graden en ’s nachts -3 graden.
Bij binnenkomst zagen wij een pony. Wij zagen dat deze pony in een stellage met twee banden hing. Wij zagen dat de pony kennelijk door deze banden geholpen werd op de benen te blijven staan. Wij zagen dat de banden strak om de borst en de lies van deze pony hingen. Wij zagen dat deze pony ernstig vermagerd was. Tevens zagen wij dat botdelen van onder andere de ruggenwervels en ribben uitstaken. Wij zagen dat de haren van de pony waren vervuild door ontlasting. Ook was het haardkleed dof en ruw. Dierenarts Nas constateerde zeer ernstige uitmergeling en salmonella diarree. Naast deze pony zagen wij een andere, kleinere pony op een rooster liggen. Wij zagen dat deze pony nog leefde en ook uitgemergeld was. Wij zagen dat deze pony nergens op reageerde en kennelijk de kracht niet neer had om het hoofd te heffen. Wij zagen dat het haar van de pony vervuild was door ontlasting. Dierenarts Nas constateerde uitmergeling en salmonella diarree.”
“Ondergetekende, dierenarts J.W.M. Nas uit Bemmel. Is omstreeks 18.45 uur gebeld door politieagente [verbalisant 1] om zo snel mogelijk te gaan naar [verdachte], [a-straat 1] te Randwijk.
Rond 19.30 uur aanwezig, waarbij we in zijn schuur, 2 Haflingers aantroffen. Een Haflinger van 2 jaar lag op de roosters langzaam dood te gaan en was uitgemergeld.
De andere 3-jarige Haflinger hing in takels, kon niet op zijn benen staan, en was ook verloren.
Uitmergelingsoorzaak: wormen, geen voeding, diarree en salmonella infectie.”
Als schriftelijk bescheid een veterinaire verklaring van L. Pouwels, toezichthoudend dierenarts bij de NVWA, gedateerd 8 april 2013, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (blz. 20 e.v.):
“De beide pony’s waren ernstig vermagerd, hetgeen door mij duidelijk te constateren was aan de extreem uitstekende botdelen van diverse ledematen, de ruggenwervels en de ribben. Hun vacht was sterk bevuild met ontlasting en het haarkleed was dof en ruw.
(...)
Met het kunstmatig optakelen van de pony is het welzijn van dit dier aanzienlijke schade toegebracht en dit lijden was vermijdbaar."
De pleitnota van hoger beroep voert aan dat de pony's onder doktersbehandeling stonden en dat de dierenarts van verdachte dit ter terechtzitting in eerste aanleg ook heeft verklaard. Verdachte heeft de pony’s behandeld conform de aanwijzingen die hij van zijn dierenarts kreeg en heeft dus tijdig professionele hulp ingeroepen. Dat de dieren bevuild waren door hun eigen ontlasting is op een boerenbedrijf normaal.
3.4. Het hof heeft met betrekking tot twee pony's overwogen dat dierenarts Speelman een van de pony's 14 dagen voor het aantreffen door verbalisanten heeft behandeld en dat dit de laatste keer was dat hij aanwezig was. Gelet op de toestand waarin de dierenartsen en verbalisanten de pony's aantroffen heeft het hof kunnen bewezen verklaren dat verdachte een vermijdbaar lijden had kunnen voorkomen door tijdig professionele hulp van een dierenarts of veearts in te roepen en dat het 14 dagen eerder laten komen van de veearts voor een van beide pony's volstrekt ontoereikend was. Ik wijs er bovendien op dat de schriftuur allerlei kritiek heeft op het optreden en het gebrek aan wetenschap en kennis van de dierenarts maar de conclusies die de dierenarts heeft getrokken in feitelijke aanleg niet heeft betwist dan wel dat de betwisting door de verdediging bijvoorbeeld over het tijdig inschakelen van een dierenarts door het hof is gepareerd.
Klachten over wat de door verbalisanten ingeschakelde dierenarts wel of niet zou hebben gedaan en over diens deskundigheid horen thuis in feitelijke aanleg.
3.5. Over de lammeren die verbalisanten ter plekke hebben aangetroffen is het volgende te lezen in het proces-verbaal van bevindingen dat zij hebben opgemaakt en dat het hof voor het bewijs heeft gebezigd:
“Wij zagen enkele papieren zakken liggen en hadden de indruk dat er nog iets onder lag. Nadat wij de papieren zakken hadden weggehaald zagen wij enkele dode lammeren liggen. Wij vroegen of dit de enige dode lammeren waren. Hij gaf aan dat dit het geval was. Hierop vroegen wij wat er onder de andere zakken lag. Nadat hij deze had weggehaald zagen wij meerdere doden lammeren liggen. Dit moesten we meerdere keren vragen en elke keer zagen wij meerdere doden lammeren liggen.
Wij zagen nadat de zakken weg waren een gehele kar vol met dode lammeren liggen. Dit betrof tientallen dode lammeren. Wij zijn hierop in de omgeving gaan kijken en zagen op het terrein resten van een brandstapel liggen. Wij zagen dat er schapenwol tussen de resten lag. Tevens zagen wij een dood schaap naast de brandstapel liggen. Hierop kwamen collega’s [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ter plaatse en hebben de werkzaamheden van ons overgenomen. Tevens was de veearts genaamd Nas, ter plaatse gekomen.”
Verbalisanten relateren dat het weer op 29 maart 2013 overdag 3-4° was en 's nachts -3°. Voorts is in het stamproces-verbaal te lezen:
“Wij, [verbalisant 1] en [verbalisant 2], zagen dat de schuur verder gevuld was met lammeren. Ook zagen wij dode lammeren liggen.
Dit betrof een totaal van 372 lammeren.
Wij zagen dat slechts 3 warmtelampen waren opgehangen. Wij constateerden dat de temperatuur van de melk in de melkbars laag was. Wij zagen dat de jongere lammeren in groepjes bij elkaar lagen en dat veel van de lammeren er mager uitzagen.
Wij zagen door de gehele schuur meerdere dode lammeren liggen. In de schuur zagen wij een kleine grijze container staan welke voor ongeveer de helft gevuld was met dode lammeren.
Buiten achter de grote schuur troffen wij een blauw vat aan welke voor meer dan de helft gevuld bleek met dode lammeren.”
Een veterinaire verklaring van L. Pouwels brengt verslag uit over een onderzoek aan schapenlammeren ter plekke en houdt onder meer het volgende in:
“De schapenlammeren lagen per leeftijdscategorie in grote groepen van 50-80 dieren in hokken met stro in een grote schuur. De omgevingstemperatuur voor de dieren in deze schuur was vergelijkbaar met de buitentemperatuur en deze temperatuur was voor deze dieren, zonder plaatselijke bijverwarming, veel te koud. Dit werd bevestigd nadat een aantal warmtelampen in de hokken werden geplaatst. Onder deze warmtelampen verzamelde zich direct een grote groep lammeren. Verder heb ik nog enkele tientallen dode lammeren gezien die eerder op de dag in de diverse hokken lagen en hieruit waren verwijderd. Deze dode lammeren hadden een matigeslechte buikvulling en waren vermagerd. Hiervan zijn er vijf door mij geselecteerd voor nader onderzoek bij de Gezondheidsdienst voor Dieren
(...)
Ik zag dat verschillende lammeren af en toe rillingen vertoonden over het gehele lijf. Bij nader onderzoek van deze lammeren heb ik de lichaamstemperatuur van een tiental van deze dieren gemeten en deze lag tussen 35,4 °C en 37,2 °C. Normaal behoort deze tussen de 38,5 °C en 40,5 °C te liggen voor deze dieren en bij deze dieren is dan ook sprake van onderkoeling.
De lammeren kregen onvoldoende individuele aandacht en verzorging waardoor ze steeds verder verzwakken en uiteindelijk sterven.
(...)
De lammeren die onderkoeld en ondervoed zijn lijden hiervan.”
De vijf kadavers die deze dierenarts heeft geselecteerd zijn onderzocht in het laboratorium van de Gezondheidsdienst voor Dieren en ten aanzien van alle kadavers zijn er aanwijzingen voor uitdroging en ernstige vermagering, bij twee ervan bovendien uitgebreide longontsteking en bij een ervan ook nog ernstig longoedeem.
3.6. Het hof heeft met betrekking tot de lammeren niet vastgesteld dat de slechte conditie waarin deze verkeerden veroorzaakt is door de slechte behandeling door verdachte maar dat verdachte deze dieren de nodige verzorging heeft onthouden door voor onvoldoende verwarming te zorgen gelet op de temperatuur ter plekke, terwijl er dieren bij waren die leden aan onderkoeling en longontsteking.
Het verwijt dat aan verdachte is gemaakt is dat hij leblammeren, die kunstmatig moeten worden gevoed omdat zij niet bij hun moeder kunnen blijven en die daarom al bijzonder kwetsbaar zijn, niet heeft beschermd tegen de uitzonderlijke koude begin april 2013. De warmtecapaciteit was klaarblijkelijk onvoldoende om de hoeveelheid leblammeren die was aangevoerd een gepaste verzorging te kunnen bieden. In hoger beroep heeft de advocaat van verdachte blijkens de pleitnota aangevoerd dat niet aan verdachte kan worden verweten dat het aantal aangebrachte warmtelampen en de programmering van de voederfaciliteit niet optimaal waren gelet op de onverwachte omstandigheid dat een te grote hoeveelheid lammeren werd aangevoerd terwijl het buitengewoon koud was, maar het hof heeft duidelijk gemaakt dat het aan verdachte is om ervoor te zorgen dat hij de lammeren die hij aanneemt wel adequaat verzorgt. Daarin is hij tekortgeschoten.
3.7. De cassatieprocedure is niet de arena waarin allerlei beweringen van feitelijke aard nog eens kunnen worden onderzocht bijvoorbeeld over het aantal lammeren dat op 29 maart 2013 zou zijn aangevoerd. Wat wel vaststaat is dat een tiental lammeren die zijn getemperatuurd een te lage lichaamstemperatuur bleek te hebben. Ook heeft dierenarts Pouwels geconstateerd dat de omgevingstemperatuur voor de lammeren in de schuur vergelijkbaar was met de buitentemperatuur en dat deze temperatuur zonder plaatselijke bij verwarming veel te koud was.
3.8. De laatste klacht van de schriftuur stelt - als ik het goed begrijp - dat het door het hof gestelde verband tussen de aanwezigheid van de kadavers en het gevaar voor de gezondheid wordt ontkend.
3.9. In de bewijsmiddelen is geen aanknopingspunt te vinden voor de mogelijkheid dat ziekten ontstaan door de aanwezigheid van de kadavers van de gestorven lammeren. Dat onderdeel van de bewezenverklaring wordt mijns inziens onvoldoende ondersteund door de gebezigde bewijsmiddelen, maar schrapping van dit onderdeel doet aan de aard en ernst van hetgeen resteert niet af, zodat er geen reden is op die grond te vernietigen.
4. Het voorgestelde middel faalt behoudens het onderdeel dat klaagt over het bewijs van hetgeen volgt op het derde gedachtestreepje, welk onderdeel van de bewezenverklaring zonder bezwaar kan worden geschrapt. De overige klachten kunnen met de motivering ontleend aan artikel 81 RO worden verworpen. Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging aanleiding behoort te geven.
5. Deze conclusie strekt tot aanpassing van de bewezenverklaring en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG