Einde inhoudsopgave
Omgevingsbesluit
Artikel 5.8 (advies en instemming andere besluiten)
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
16-12-2020, Stb. 2021, 22 (uitgifte: 21-01-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
16-09-2020, Stb. 2020, 400 (uitgifte: 28-10-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
03-07-2018, Stb. 2018, 290 (uitgifte: 31-08-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Vakgebied(en)
Omgevingsrecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Omgevingswet
1.
Het bestuursorgaan dat op grond van de wet, de Wegenverkeerswet 1994 of de Wegenwet bevoegd zou zijn om de besluiten, bedoeld in artikel 5.7, eerste lid, te nemen, is adviseur voor dat onderdeel van het projectbesluit.
2.
Het in het eerste lid bedoelde onderdeel van het projectbesluit behoeft ook instemming van het adviserende bestuursorgaan, waarbij geen instemming is vereist als:
- a.
het projectbesluit wordt vastgesteld door Onze Minister die het aangaat als bedoeld in artikel 5.44 van de wet; of
- b.
het projectbesluit wordt vastgesteld door gedeputeerde staten en het projectbesluit geldt als besluit waarvoor een ander bestuursorgaan, met uitzondering van een bestuursorgaan van het Rijk, het adviserende bestuursorgaan is.
3.
Instemming wordt alleen onthouden op dezelfde gronden als die, waarop een aanvraag om een besluit kan worden afgewezen.