Verdrag van Nice houdende wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie, de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen en sommige bijbehorende akten
Protocollen
Geldend
Geldend vanaf 11-10-2005
- Redactionele toelichting
Het Protocol betreffende het Statuut van het Hof van Justitie is opgenomen als protocol bij het Verdrag betreffende de oprichting van de Europese Unie. Het Protocol betreffende het Statuut van het Hof van Justitie is gewijzigd.
- Bronpublicatie:
03-10-2005, Trb. 2006, 11 (uitgifte: 01-01-2006, regelingnummer: 2005/696/EG 2005/696/Euratom)
- Inwerkingtreding
11-10-2005
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-10-2005, Trb. 2006, 11 (uitgifte: 01-01-2006, regelingnummer: 2005/696/EG 2005/696/Euratom)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
A. Protocol, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen
Protocol betreffende de uitbreiding van de Europese Unie
De Hoge Verdragsluitende Partijen
Hebben overeenstemming bereikt omtrent de volgende bepalingen, welke aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen worden gehecht:
Artikel 1. Intrekking van het Protocol betreffende de instellingen
Het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen gehechte Protocol betreffende de instellingen in het vooruitzicht van de uitbreiding van de Europese Unie wordt ingetrokken.
Artikel 2. Bepalingen betreffende het Europees Parlement
1
Op 1 januari 2004 en met toepassing vanaf de aanvang van de zittingsperiode 2004–2009 wordt in artikel 190, lid 2, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en in artikel 108, lid 2, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie de eerste alinea vervangen door:
Het aantal in elke lidstaat gekozen vertegenwoordigers is als volgt vastgesteld:
België | 22 |
Denemarken | 13 |
Duitsland | 99 |
Griekenland | 22 |
Spanje | 50 |
Frankrijk | 72 |
Ierland | 12 |
Italië | 72 |
Luxemburg | 6 |
Nederland | 25 |
Oostenrijk | 17 |
Portugal | 22 |
Finland | 13 |
Zweden | 18 |
Verenigd Koninkrijk | 72 ’ |
2
Behoudens lid 3 is het totale aantal vertegenwoordigers in het Europees Parlement voor de zittingsperiode 2004–2009 gelijk aan het aantal vertegenwoordigers, vermeld in artikel 190, lid 2, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en in artikel 108, lid 2, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, vermeerderd met het aantal vertegenwoordigers van de nieuwe lidstaten ingevolge de toetredingsverdragen die uiterlijk op 1 januari 2004 zijn ondertekend.
3
Indien het in lid 2 bedoelde totale aantal leden minder bedraagt dan zevenhonderdtweeëndertig, wordt op het aantal in elke lidstaat te verkiezen vertegenwoordigers naar evenredigheid een zodanige correctie toegepast, dat het totale aantal zo dicht mogelijk bij zevenhonderdtweeëndertig komt te liggen, zonder dat het aantal in elke lidstaat te verkiezen vertegenwoordigers meer bedraagt dan het aantal dat in artikel 190, lid 2, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en in artikel 108, lid 2, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie is bepaald voor de zittingsperiode 1999–2004.
De Raad neemt een besluit in die zin.
4
In afwijking van artikel 189, tweede alinea, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en artikel 107, tweede alinea, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie kan, indien toetredingsverdragen na de aanneming van het in lid 3, tweede alinea, van dit artikel bedoelde besluit van de Raad in werking treden, het aantal leden van het Europees Parlement tijdelijk meer dan zevenhonderdtweeëndertig bedragen tijdens de werkingsduur van dat besluit. De correctie bedoeld in lid 3, eerste alinea, van dit artikel wordt toegepast op het aantal in de betrokken lidstaten te verkiezen vertegenwoordigers.
Artikel 3. Bepalingen betreffende de weging van de stemmen in de Raad
1
Op 1 januari 2005:
- a.
wordt in artikel 205 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en in artikel 118 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie:
- i.
lid 2 vervangen door:
2
Voor de besluiten van de Raad waarvoor een gekwalificeerde meerderheid vereist is, worden de stemmen der leden als volgt gewogen:
België
12
Denemarken
7
Duitsland
29
Griekenland
12
Spanje
27
Frankrijk
29
Ierland
7
Italië
29
Luxemburg
4
Nederland
13
Oostenrijk
10
Portugal
12
Finland
7
Zweden
10
Verenigd Koninkrijk
29
De besluiten komen tot stand wanneer zij ten minste honderdnegenenzestig stemmen hebben verkregen en de meerderheid van de leden voorstemt, ingeval zij krachtens dit Verdrag moeten worden genomen op voorstel van de Commissie.
In de overige gevallen komen de besluiten tot stand wanneer zij ten minste honderdnegenenzestig stemmen hebben verkregen, en ten minste twee derden van de leden voorstemmen. ’
- ii.
het volgende lid 4 ingevoegd:
4
Een lid van de Raad kan verlangen dat bij besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid van stemmen wordt nagegaan of de lidstaten die de gekwalificeerde meerderheid vormen ten minste 62% van de totale bevolking van de Unie vertegenwoordigen. Indien blijkt dat niet aan deze voorwaarde is voldaan, is het besluit niet aangenomen. ’
- b.
wordt artikel 23, lid 2, derde alinea, van het Verdrag betreffende de Europese Unie vervangen door:
‛ De stemmen van de leden van de Raad worden gewogen overeenkomstig artikel 205, lid 2, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. De besluiten komen tot stand wanneer zij ten minste honderdnegenenzestig stemmen hebben verkregen en ten minste twee derden van de leden voorstemmen. Een lid van de Raad kan verlangen dat bij besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid van stemmen wordt nagegaan of de lidstaten die de gekwalificeerde meerderheid vormen ten minste 62% van de totale bevolking van de Unie vertegenwoordigen. Indien blijkt dat niet aan deze voorwaarde is voldaan, is het besluit niet aangenomen. ’
- c.
wordt artikel 34, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie vervangen door:
3
Ingeval voor de besluiten van de Raad een gekwalificeerde meerderheid van stemmen is vereist, worden de stemmen van de leden gewogen overeenkomstig artikel 205, lid 2, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en komen de besluiten tot stand wanneer zij ten minste honderdnegenenzestig stemmen hebben verkregen en ten minste twee derden van de leden voorstemmen. Een lid van de Raad kan verlangen dat bij besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid van stemmen wordt nagegaan of de lidstaten die de gekwalificeerde meerderheid vormen ten minste 62% van de totale bevolking van de Unie vertegenwoordigen. Indien blijkt dat niet aan deze voorwaarde is voldaan, is het besluit niet aangenomen. ’
2
Bij elke toetreding wordt de in artikel 205, lid 2, tweede alinea, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en in artikel 118, lid 2, tweede alinea, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie bedoelde drempel zo berekend dat de drempel van de in stemmen uitgedrukte gekwalificeerde meerderheid niet hoger ligt dan die welke volgt uit de tabel in de verklaring betreffende de uitbreiding van de Europese Unie, gehecht aan de slotakte van de conferentie die het Verdrag van Nice heeft vastgesteld.
Artikel 4. Bepalingen betreffende de Commissie
1
Op 1 november 2004 en met toepassing vanaf het tijdstip waarop voor het eerst na die datum een nieuwe Commissie in functie treedt, wordt in artikel 213 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en in artikel 126 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie lid 1 vervangen door:
1
De leden van de Commissie worden op grond van hun algemene bekwaamheid gekozen en bieden alle waarborgen voor onafhankelijkheid.
In de Commissie heeft een onderdaan van elke lidstaat zitting.
Het aantal leden van de Commissie kan door de Raad met eenparigheid van stemmen worden gewijzigd. ’
2
Zodra de Unie zevenentwintig lidstaten telt, wordt in artikel 213 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en in artikel 126 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie lid 1 vervangen door:
1
De leden van de Commissie worden op grond van hun algemene bekwaamheid gekozen en bieden alle waarborgen voor onafhankelijkheid.
Het aantal leden van de Commissie is kleiner dan het aantal lidstaten. De leden van de Commissie worden gekozen volgens een toerbeurtsysteem op voet van gelijkheid waarvan de nadere regels door de Raad met eenparigheid van stemmen worden vastgesteld.
Het aantal leden van de Commissie wordt door de Raad met eenparigheid van stemmen vastgesteld. ’
Deze wijziging is van toepassing vanaf het tijdstip waarop voor het eerst na de datum van toetreding van de zevenentwintigste lidstaat van de Unie een nieuwe Commissie in functie treedt.
3
De Raad stelt na de ondertekening van het verdrag betreffende de toetreding van de zevenentwintigste lidstaat van de Unie met eenparigheid van stemmen vast:
- —
het aantal leden van de Commissie,
- —
de nadere regels van het toerbeurtsysteem op voet van gelijkheid, met alle criteria en voorschriften voor de automatische bepaling van de samenstelling van de opeenvolgende colleges, uitgaande van de volgende beginselen:
- a.
de lidstaten worden bij het bepalen van de volgorde en de zittingsduur van hun onderdanen in de Commissie op voet van strikte gelijkheid behandeld; derhalve mag het verschil tussen het totale aantal mandaten van onderdanen van twee gegeven lidstaten nooit groter zijn dan één;
- b.
onder voorbehoud van punt a is elk van de opeenvolgende colleges zodanig samengesteld dat het gehele spectrum van de lidstaten in demografisch en geografisch opzicht op bevredigende wijze wordt weerspiegeld.
4
Iedere staat die tot de Unie toetreedt heeft er recht op dat een onderdaan vanaf het tijdstip van toetreding totdat lid 2 van toepassing wordt zitting heeft in de Commissie.
B. Protocol, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie
Dit protocol is opgenomen als Protocol betreffende het statuut van het Hof van Justitie bij het Verdrag betreffende de Europese Unie.
C. Protocollen, gehecht aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap
Protocol 1.
betreffende de financiële gevolgen van de beëindiging van het EGKS-Verdrag en betreffende het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal
De Hoge Verdragsluitende Partijen,
Geleid door de wens bepaalde vraagstukken met betrekking tot de beëindiging van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) te regelen,
Verlangend de EGKS-middelen over te dragen aan de Europese Gemeenschap,
Rekening houdend met het feit dat het wenselijk is die middelen te gebruiken voor onderzoek in sectoren die in verband staan met de kolen- en staalindustrie, en met de noodzaak daarvoor enkele bijzondere regels op te stellen,
Hebben overeenstemming bereikt omtrent de volgende bepalingen, welke aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap worden gehecht:
Artikel 1
1
Alle activa en passiva van de EGKS per 23 juli 2002 worden op 24 juli 2002 overgedragen aan de Europese Gemeenschap.
2
De nettowaarde van die activa en passiva in de balans van de EGKS per 23 juli 2002 wordt, onder voorbehoud van eventuele toe- of afname als gevolg van de liquidatieverrichtingen, beschouwd als vermogen dat, onder de benaming ‘EGKS in vereffening’ bestemd is voor onderzoek in sectoren die in verband staan met de kolen- en staalindustrie. Na afwikkeling van de liquidatie krijgt het vermogen de benaming ‘vermogen van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal’.
3
De opbrengst van dat vermogen, die ‘Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal’ wordt genoemd, wordt overeenkomstig de bepalingen van dit protocol en de op grond daarvan aangenomen besluiten uitsluitend gebruikt voor onderzoek dat buiten het kaderprogramma voor onderzoek wordt verricht in sectoren die in verband staan met de kolen- en staalindustrie.
Artikel 2
De Raad stelt op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement met eenparigheid van stemmen de bepalingen, met inbegrip van de grondbeginselen en de passende besluitvormingsprocedures, vast die nodig zijn om dit protocol uit te voeren, in het bijzonder met het oog op de aanneming van de financiële meerjarenrichtsnoeren voor het beheer van het vermogen van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal, alsmede de technische richtsnoeren voor het onderzoeksprogramma van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal.
Artikel 3
De bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap zijn van toepassing, tenzij in dit Protocol en de op grond daarvan aangenomen besluiten anders is bepaald.
Artikel 4
Dit protocol is van toepassing met ingang van 24 juli 2002.
Protocol 2.
betreffende artikel 67 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap
De Hoge Verdragsluitende Partijen,
Hebben overeenstemming bereikt omtrent de volgende bepaling, welke aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap wordt gehecht:
Enig artikel
Met ingang van 1 mei 2004 stelt de Raad de in artikel 66 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap bedoelde maatregelen op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement met gekwalificeerde meerderheid van stemmen vast.