HR, 13-09-2011, nr. 11/00686 H
ECLI:NL:HR:2011:BS1705
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
13-09-2011
- Zaaknummer
11/00686 H
- LJN
BS1705
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2011:BS1705, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 13‑09‑2011; (Herziening)
- Vindplaatsen
Uitspraak 13‑09‑2011
Inhoudsindicatie
Herziening.
13 september 2011
Strafkamer
nr. 11/00686 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank te Leeuwarden, van 26 augustus 2010, nummer 17/033540-10, ingediend door:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Kantonrechter heeft de aanvrager ter zake van "overtreding van het bepaalde in artikel 72 Wet personenvervoer 2000 jo. 52, lid ld Besluit personenvervoer 2000", veroordeeld tot een geldboete van € 75,-, subsidiair 1 dag hechtenis.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvrage
3.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden van feitelijke aard die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
3.2. Art. 459 Sv schrijft voor dat de aanvrage tot herziening inhoudt de omstandigheid als hiervoor bedoeld, waarop zij steunt, en verder een opgave bevat van de bewijsmiddelen waaruit van die omstandigheid kan blijken.
3.3. De aanvrager stelt onder meer dat hij nog nooit door de (spoorweg)politie is bekeurd, dat het vaker voorkomt dat een persoon zich voor hem uitgeeft en dat hij op de pleegdatum was gedetineerd. De aanvrage bevat echter geen opgave van bewijsmiddelen waaruit van een en ander kan blijken.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de aanvrage niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 13 september 2011.