RvdW 2015/976
Unus testis. Het kennelijk oordeel van het hof dat het bewijs dat verdachte de onder 2 en 3 tenlastegelegde ontucht heeft begaan niet alleen kan worden aangenomen o.g.v. hetgeen de aangeefster heeft verklaard maar voldoende steun vinden in ander gebezigd bewijsmateriaal is niet zonder meer begrijpelijk, nu immers de belastende inhoud van de overige bewijsmiddelen slechts is te herleiden tot de eigen verklaring van de aangeefster.
HR 08-09-2015, ECLI:NL:HR:2015:2483
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
8 september 2015
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, B.C. de Savornin Lohman, Y. Buruma
- Zaaknummer
14/02112
- Conclusie
A-G mr. T.N.B.M. Spronken
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:2483, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 08‑09‑2015
ECLI:NL:PHR:2015:1360, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 02‑06‑2015
Essentie
Unus testis. Het kennelijk oordeel van het hof dat het bewijs dat verdachte de onder 2 en 3 tenlastegelegde ontucht heeft begaan niet alleen kan worden aangenomen o.g.v. hetgeen de aangeefster heeft verklaard maar voldoende steun vinden in ander gebezigd bewijsmateriaal is niet zonder meer begrijpelijk, nu immers de belastende inhoud van de overige bewijsmiddelen slechts is te herleiden tot de eigen verklaring van de aangeefster.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 13 maart 2014, nummer 22/000586-12, in de strafzaak tegen: [verdachte]. Adv. mr. M.L. Groeneveld, te ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.