In de samenhangende zaak met griffienummer 15/04378 tegen de verdachte concludeer ik vandaag eveneens.
HR, 20-12-2016, nr. 15/04866
ECLI:NL:HR:2016:2896
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
20-12-2016
- Zaaknummer
15/04866
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2016:2896, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 20‑12‑2016; (Cassatie, Artikel 80a RO-zaken)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:1271, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2016:1271, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑11‑2016
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2016:2896, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 20‑12‑2016
Inhoudsindicatie
Klacht over denatureren verklaring getuige. HR: art. 80a RO. Samenhang met 15/04378.
Partij(en)
20 december 2016
Strafkamer
nr. S 15/04866
SG/AGE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 1 september 2015, nummer 23/001935-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft B.R. Koenders, advocaat te Amsterdam, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom - gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal - het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 december 2016.
Conclusie 08‑11‑2016
Inhoudsindicatie
Klacht over denatureren verklaring getuige. HR: art. 80a RO. Samenhang met 15/04378.
Nr. 15/04866 Zitting: 8 november 2016 | Mr. A.E. Harteveld Conclusie inzake: [verdachte] 1. |
Het gerechtshof Amsterdam heeft bij arrest van 1 september 2015 het promisvonnis van de rechtbank Noord-Holland van 28 april 2014 bevestigd, met aanvulling van een beslissing op een in hoger beroep gevoerd verweer. Bij dat vonnis was de verdachte wegens “mishandeling” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met aftrek van voorarrest, met beslissingen omtrent de vordering van de benadeelde partij, een en ander zoals in het vonnis vermeld.
Namens de verdachte is beroep in cassatie ingesteld. Mr. B.R. Koenders, advocaat te Amsterdam, heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld.
Het middel
3.1. Het middel klaagt dat het bewijs voor het knijpen in de hals van aangeefster [betrokkene] mede is gebaseerd op de gedenatureerde verklaring van de getuige [getuige]. Het hof heeft immers voor het bewijs slechts een selectief gedeelte uit die getuigenverklaring gebezigd, zodat de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met redenen is omkleed.
3.2. Het middel miskent dat het het hof vrij stond, gelet op de aan hem als feitenrechter voorbehouden selectie en waardering van het bewijsmateriaal, om een gedeelte van de verklaring van de getuige [getuige], voor zover dat naar zijn oordeel geloofwaardig en relevant is, voor het bewijs te gebruiken en andere delen van die verklaring buiten beschouwing te laten. Kennelijk heeft het hof de verklaring van [getuige] niet geloofwaardig geacht, voor zover inhoudende dat ook de mogelijkheid bestond dat verdachtes linkerhand zich in de buurt van de bovenkant van de borst van de aangeefster bevond en dat de getuige heeft gezien dat de verdachte niet de keel van de aangeefster heeft dichtgeknepen. Het hof heeft om die reden die passages uit de verklaring van [getuige] niet voor het bewijs gebruikt. Het gedeelte van de verklaring van de getuige [getuige] dat als bewijsmiddel is opgenomen, onder meer inhoudende dat de linkerhand van de verdachte in de buurt van de keel van de aangeefster is geweest, heeft door weglating van de door de steller van het middel genoemde passages mijns inziens geen andere betekenis gekregen dan zij in het verband van de gehele verklaring had. Van denaturering van de verklaring van de getuige [getuige] door het Hof is dan ook geen sprake.
3.3. Bovendien vindt de lezing van de aangeefster [betrokkene] voor zover inhoudende dat de verdachte in haar keel heeft geknepen niet alleen steun in de getuigenverklaring van [getuige], zoals de steller van het middel doet voorkomen, maar ook in de overige gebruikte bewijsmiddelen. Zo heeft de verdachte op 5 mei 2012, toen de verbalisanten naar aanleiding van een melding bij de woning van de aangeefster arriveerden, gezegd dat hij fout was geweest en dat hij had geprobeerd zijn ex te wurgen. In de geneeskundige verklaring van 7 mei 2012 opgemaakt door de arts Riepma is te lezen dat een bloeduitstorting in de hals van aangeefster is waargenomen.2.Uit ‘s hofs bevestigde bewijsvoering kan dus worden afgeleid dat de verdachte (onder meer) de aangeefster de keel heeft dichtgeknepen. Het voorgaande brengt mee dat de bewezenverklaring naar de eis der wet met redenen is omkleed.
Het middel is evident tevergeefs voorgesteld.
4. Het middel rechtvaardigt derhalve geen behandeling in cassatie.
5. Deze conclusie strekt ertoe dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk wordt verklaard.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 08‑11‑2016
Zie pag. 2 arrest van het hof. Het hof heeft het beroep op bewijsuitsluiting verworpen en geoordeeld dat de verklaring van de verdachte afgelegd ten overstaan van de politie op 5 mei 2012 zal worden gebezigd voor het bewijs. Vervolgens somt het hof de bewijsmiddelen op die toereikend zijn voor het oordeel dat de verdachte [betrokkene] in haar hals heeft geknepen.