Rb. Utrecht, 11-05-2011, nr. 292115 / HA ZA 10-1874
ECLI:NL:RBUTR:2011:BT2863
- Instantie
Rechtbank Utrecht
- Datum
11-05-2011
- Zaaknummer
292115 / HA ZA 10-1874
- LJN
BT2863
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBUTR:2011:BT2863, Uitspraak, Rechtbank Utrecht, 11‑05‑2011; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 11‑05‑2011
Inhoudsindicatie
Ontbinding van aannemingsovereenkomst.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector Civiel
Handelskamer
zaaknummer / rolnummer: 292115 / HA ZA 10-1874
Vonnis van 11 mei 2011
in de zaak van
1. [eiser sub 1],
2. [eiseres sub 2],
beiden wonende te Utrecht,
eisers,
advocaat mr. R. Wolters,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DUTCH DESIGN GROUP B.V.,
handelende onder de naam Senso Gietvloeren,
gevestigd te Rhenen,
gedaagde,
advocaat mr. J. van Zinderen.
Partijen zullen hierna, in mannelijk enkelvoud, [eisers] en Senso worden genoemd.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenvonnis van 17 november 2010
- -
het proces-verbaal van comparitie van 2 maart 2011.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
In mei 2008 hebben partijen een aannemingsovereenkomst gesloten waarbij Senso zich heeft verplicht om in opdracht en voor rekening van [eisers] in diens woning een gietvloer aan te brengen van ongeveer 145 vierkante meter. Tevens zijn partijen overeengekomen dat Senso de houten ondervloer voorbewerkt en egaliseert. Voor alle werkzaamheden is in totaal een bedrag van € 16.100,01 door Senso gefactureerd en door [eisers] betaald. In de opdrachtbevestiging is bepaald dat de “Garantievoorwaarden Senso” van toepassing zijn. In de garantievoorwaarden is onder meer bepaald dat de garantie niet geldt voor scheurvorming veroorzaakt door extreme werking in de ondergrond of dampspanning door vochtwerking vanuit de ondergrond.
De werkzaamheden hebben in mei 2008 plaatsgevonden.
2.2.
Kort na de oplevering vertoonde de gietvloer gebreken. Na sommatie van de zijde van [eisers], heeft Senso bij brief van 3 november 2008 meegedeeld “alle punten kosteloos te herstellen” en “ bereid te zijn mee te denken in een praktische oplossing voor verhuizen en verblijf elders”. Partijen hebben vervolgens gecorrespondeerd over de bijkomende kosten (verhuizing en opslag, kosten in verband met demontage van een inloopkast en de kosten voor tijdelijke huisvesting) en de vraag wie aansprakelijk is voor het doortekenen van de naden en de ondervloer. Bij brief van 1 mei 2009 heeft Senso aan [eisers] bevestigd dat de herstelwerkzaamheden (het vervangen van de gietvloer) zullen plaatsvinden van 13 tot en met 15 mei 2009.
2.3.
Bij fax van 13 mei 2009 deelt Senso aan de raadsman van [eisers] onder meer het volgende mee:
“Zoals aangegeven in eerdere correspondentie kunnen wij geen garantie geven op werking vanuit de ondervloer en wij zijn hiervoor dan ook niet verantwoordelijk. Wij geven u nogmaals aan dat cliënt dient zorg te dragen voor een deugdelijke ondervloer, zodat wij onze werkzaamheden kunnen uitvoeren. Wij hebben aangeboden dit tegen betaling voor uw cliënt te doen, maar hierop is niet gereageerd.
Wij wijzen uw cliënt erop dat de ondervloer niet aan onze eisen voldoet en dat we derhalve geen garantie kunnen geven op dat het zich niet opnieuw zal voordoen.”
Senso verzoekt voorts voornoemde fax voor akkoord te ondertekenen. [eisers] is niet op dit verzoek ingegaan. Senso heeft daarop de vloer op genoemde data niet vervangen.
2.4.
[eisers] heeft vervolgens door de firma CED Nomex te Capelle aan de IJssel een expertiserapport over de vloer laten opmaken. CED Nomex stelt onder meer dat in de gietvloer gebreken en onvolkomenheden zijn geconstateerd en dat de gebreken vooral betrekking hebben op de wijze waarop de ondervloer is voorbereid en de gietvloer is gelegd en afgewerkt. CED Nomex noemt onder meer de volgende gebreken: het tekenen van de plaatnaden van de houten vloerplaten door de toplaag, slordige afwerking in de keuken, een in glans afwijkende rechthoek, vlekken en bobbels in de vloer, verkleuring van de gietvloer en het door de vloer heen steken van schroefkoppen.
Hierna volgt weer correspondentie tussen partijen over herstel van de vloer.
2.5.
Bij brief van 31 maart 2010 aan Senso ontbindt de raadsman van [eisers] de aannemingsovereenkomst omdat Senso, ondanks verzoeken en sommaties, weigerachtig blijft om tot herstel over te gaan. Tevens verzoekt, en voor zover nodig sommeert, de raadsman Senso een bedrag te betalen van € 21.240,01 ter zake de reeds betaalde aanneemsom en aanvullende schadevergoeding.
2.6.
Vervolgens gaan partijen weer met elkaar in overleg om te bezien of alsnog tot een oplossing te komen is. Bij e-mail van 27 juli 2010 heeft de raadsman van [eisers] Senso meegedeeld dat de gemaakte herstelafspraak (d.d. 10 juni 2010), ondanks sommatie, niet is nagekomen en dat de afspraak buitengerechtelijk wordt ontbonden.
3. Het geschil
3.1.
[eisers] vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
- 1.
te verklaren voor recht dat de overeenkomst van aanneming van werk is ontbonden, althans deze alsnog te ontbinden;
- 2.
te verklaren voor recht dat de overeengekomen regeling d.d. 10 juni 2010 buitengerechtelijk is ontbonden, althans deze alsnog te ontbinden;
- 3.
Senso te veroordelen tot betaling aan hem van het bedrag van € 23.144,14, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 maart 2010, althans vanaf een in goede justitie te bepalen datum;
een en ander met veroordeling van Senso in de kosten van de procedure, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf die 14 dagen, alsmede met veroordeling van Senso in de nakosten.
3.2.
Senso voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat de door Senso geleverde vloer gebreken vertoont en dat Senso in beginsel gehouden is gebreken te herstellen. Partijen hebben in verschillende perioden uitgebreid overleg gevoerd en kennelijk ook concrete afspraken gemaakt over het installeren van een nieuwe gietvloer. Tot deze installatie is het echter niet gekomen omdat Senso aanvullende voorwaarden heeft gesteld, die niet door [eisers] zijn aanvaard. Senso heeft zich op het standpunt gesteld dat zij geen garantie hoeft te geven op toekomstige gebreken aan de vloer die verband houden met werking vanuit, dan wel constructieve fouten aan de houten ondervloer. Daarnaast heeft Senso aan [eisers] nieuwe algemene voorwaarden overgelegd, die volgens haar van toepassing zijn op de herstelwerkzaamheden.
- 4.2.
[eisers] heeft de garantie-uitsluiting en de nieuwe voorwaarden niet aanvaard omdat hij daartoe in zijn visie niet was gehouden. Op advies van Senso is immers de ondervloer door Senso tegen extra kosten tot tweemaal toe gerepareerd en geëgaliseerd. [eisers] verbindt daaraan de conclusie dat hij erop mocht vertrouwen dat de ondervloer zonder meer geschikt is om een gietvloer op aan te brengen en dat gebreken die in de toekomst ontstaan door problemen met de ondervloer, onder de garantie vallen. Daarnaast gelden onverkort de algemene voorwaarden die van toepassing waren bij het aangaan van de aannemingsovereenkomst. Een en ander komt erop neer dat Senso niet gerechtigd is nadere voorwaarden te stellen en dat zij toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de aannemingsovereenkomst en de nadere overeenkomsten betreffende herstel en aanpassing van de ondervloer. [eisers] heeft lang onderhandeld met Senso over het herstel en haar in het verleden verschillende keren in de gelegenheid gesteld om de herstelwerkzaamheden te verrichten maar Senso heeft dit ten onrechte geweigerd, omdat [eisers] de aanvullende voorwaarden niet wenste te aanvaarden. In mei 2009 heeft Senso op de dag dat de werkzaamheden zouden aanvangen en [eisers] de woning al ontruimd had, nog nadere voorwaarden gesteld.
Ieder vertrouwen in Senso en in een goed herstel van de vloer is thans verdwenen. De ontbinding van de overeenkomst, met alle daaruit voortvloeiende verplichtingen, is derhalve gerechtvaardigd, aldus [eisers]. Daarnaast vordert [eisers] aanvullende schadevergoeding.
- 4.3.
De rechtbank deelt deze mening van [eisers] met betrekking tot de ontbinding. Daarbij is het volgende van belang.
Artikel 6:265 BW bepaalt dat, kort gezegd, een tekortkoming in de nakoming van een verbintenis, de wederpartij de bevoegdheid geeft om te ontbinden, tenzij de tekortkoming de ontbinding niet rechtvaardigt. Dit laatste is niet het geval. Niet, althans onvoldoende, heeft Senso de door CED Nomex in haar rapport genoemde gebreken weersproken. Alleen al de door Senso erkende verkleuring van de vloer is van zodanige aard dat de vloer, ook in de visie van Senso, moet worden vervangen.
De rechtbank begrijpt het verweer van Senso aldus dat zij stelt terecht haar herstelverplichting te hebben opgeschort omdat [eisers] heeft geweigerd de nadere voorwaarden en garantie-uitsluiting te aanvaarden. Dit verweer wordt niet gehonoreerd.
- 4.4.
Senso kan ten aanzien van de herstelwerkzaamheden geen nieuwe, afwijkende algemene voorwaarden bedingen. De verplichting tot herstel vloeit immers voort uit de verbintenis uit de aannemingsovereenkomst en heeft tot doel alsnog te voldoen aan hetgeen op grond van die overeenkomst verwacht mocht worden. Er ligt, met andere woorden, geen nieuwe, op zichzelf staande overeenkomst ten grondslag aan de herstelwerkzaamheden. [eisers] stond dus in zijn recht toen hij weigerde de nieuwe voorwaarden te aanvaarden.
- 4.5.
Met betrekking tot de door Senso verlangde uitsluiting van aansprakelijkheid ten aanzien van de ondervloer, is ook het gelijk aan de zijde van [eisers].
Senso doet een beroep op artikel 7:754 jo 7:760 lid 2 BW met haar stelling dat zij de ondervloer deugdelijk heeft voorbewerkt maar dat constructieve gebreken aan de vloer voor rekening en risico komen van [eisers].
Dit verweer gaat niet op. Vooropgesteld wordt dat slechts een rechtsgeldig beroep op artikel 7:760 lid 2 BW kan worden gedaan in het geval de aannemer zijn waarschuwingsplicht als bedoeld in artikel 7:754 BW niet heeft geschonden. Dat Senso heeft gewaarschuwd voor de gevolgen van een mogelijk ondeugdelijk ondervloer, is gesteld noch gebleken. Integendeel, Senso heeft door haar handelwijze bij [eisers] terecht het idee doen postvatten dat de ondervloer voor geen enkel probleem zou gaan zorgen. Daarbij is het volgende van belang.
- 4.6.
Senso is, zoals zij zelf ook aangeeft, zeer ervaren met het aanbrengen van gietvloeren op houten ondervloeren. Van Senso mag dan ook verwacht worden dat zij als expert op dit gebied haar opdrachtgevers goed informeert over de risico’s, (on)mogelijkheden en te verwachten gevolgen van een gietvloer op een houten vloer. Als dan, zoals in het onderhavige geval aan de orde is geweest, Senso in eerste instantie adviseert de ondervloer voor te bewerken, om vervolgens, nadat de ondervloer is bewerkt, het nodig te vinden de ondervloer nog verder te bewerken, een en ander tegen betaling van een bedrag van in totaal € 4.850,01, dan kan Senso, behoudens bijzondere omstandigheden die niet zijn gesteld, geen uitsluiting van garantie bedingen. [eisers] mocht er als niet-deskundige vanuit gaan dat de ondervloer in orde was gemaakt en geen problemen meer zou opleveren, zowel direct na de installatie als in de toekomst. Hoogst aannemelijk is het daarenboven dat [eisers] de keuze voor een gietvloer mede heeft bepaald aan de hand van hetgeen Senso heeft geadviseerd ten aanzien van werkzaamheden aan de ondervloer.
- 4.7.
Uit het bovenstaande volgt dat [eisers] de aannemingsovereenkomst op goede gronden heeft ontbonden in maart 2010. Omdat partijen nadien wederom in overleg zijn getreden, gaat de rechtbank er vanuit dat aan die ontbinding de rechtskracht is komen te ontvallen en zal bij vonnis van heden alsnog de ontbinding worden uitgesproken. Gesteld noch gebleken is wat het belang is voor [eisers] bij ontbinding van de regeling d.d. 10 juni 2010, nu deze laatste afspraak een uitwerking is van de verplichtingen die voortvloeien uit de aannemingsovereenkomst. Dit deel van de vordering komt dus niet voor toewijzing in aanmerking.
- 4.8.
De volgende vraag die beantwoord moet worden is welke gevolgen de ontbinding in de onderhavige zaak heeft. Bij ontbinding ontstaan er aan de zijde van beide partijen ongedaanmakingsverbintenissen; alle geleverde prestaties dienen in beginsel teruggegeven te worden, tenzij de aard van de prestatie zich daartegen verzet. Vast staat dat de gietvloer niet met behoud van enige waarde verwijderd kan worden. Uit artikel 6:272 lid 2 BW volgt dan dat moet worden vastgesteld of de imperfecte vloer en de bewerkte ondervloer voor [eisers] nog waarde hebben en, zo ja, welk bedrag daarmee gemoeid is.
- 4.9.
De rechtbank is van oordeel dat in ieder geval de gietvloer zelf geen waarde heeft omdat deze, nog los van andere gebreken, in zijn geheel verkleurd is (gelig in plaats van het overeengekomen lichtgrijs) en daarmee geen enkele waarde geacht kan worden te hebben voor [eisers]. Voor betaling door [eisers] van enig bedrag ter zake de gietvloer is derhalve geen aanleiding. Dat ligt anders ten aanzien van de ondervloer. Niet is gebleken dat Senso tekortgeschoten is in haar verplichtingen ten aanzien van het herstel van de ondervloer; na de twee bewerkingen is de ondervloer afgewerkt en geëgaliseerd. Dit resultaat wordt geacht van waarde te zijn voor [eisers]; bij het installeren van een andere vloerafwerking in de toekomst heeft [eisers] voordeel bij de werkzaamheden aan de ondervloer. De rechtbank bepaalt de vergoeding voor de waarde van de ondervloer op het bedrag dat [eisers] ter zake aan Senso heeft betaald (€ 4.850,01). Het feit dat CED Nomex concludeert dat op de slaapverdieping op enkele plekken schroefkoppen van de ondervloer door de toplaag steken, is van dusdanig ondergeschikt belang dat dit niet afdoet aan het oordeel omtrent de waarde van de ondervloer.
Uit het vorengaande volgt dat de ongedaanmakingsverbintenis aan de zijde van Senso zich beperkt tot de aanneemsom voor de gietvloer (€ 11.250,--).
- 4.10.
Voorts heeft [eisers] nog aan aantal posten opgevoerd ter zake aanvullende schadevergoeding. De posten betreffende verhuizing en tijdelijke opslag
(€ 555,--) en de kosten van expertise (€ 746,13) zullen als voldoende onderbouwd en vaststaand worden toegewezen. De posten betreffende de inloopkast en het wandmeubel worden afgewezen omdat onvoldoende is gesteld om aan te kunnen nemen dat [eisers] in dat verband schade heeft geleden of zal leiden. Van belang daarbij is dat [eisers] ter gelegenheid van de comparitie heeft verklaard dat hij nog niet weet wat voor vloerbedekking er in de toekomst zal worden gelegd en dat hij overigens ook geen schadepost opvoert ter zake verwijdering van de gietvloer. De rechtbank is van oordeel dat daarmee niet is aangetoond dat de inloopkast moet worden gedemonteerd en de poten van het wandmeubel aangepast. Voorts geldt dat door [eisers] onvoldoende is gesteld over schade aan de inloopkast. De door hem overgelegde offerte van meubelmaker Venema vermeldt geen post voor schadeherstel maar noemt uitsluitend “demonteren, afvoeren, vermaken, aanpassen en terugplaatsen” van de kast, terwijl het bedrag dat [eisers] met betrekking tot de inloopkast vordert, exact hetzelfde totaalbedrag is dat Venema offreert.
- 4.11.
[eisers] heeft voorts een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Niet is echter gesteld, noch is anderszins gebleken, dat hij buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt die niet worden gedekt door de rechtsbijstandverzekering. Dit onderdeel van de vordering zal daarom worden afgewezen.
Een en ander leidt tot de navolgende beslissing. Senso zal, als de grotendeels in het ongelijk gesteld partij, in de kosten van de procedure worden veroordeeld.
5. De beslissing
De rechtbank:
ontbindt de aannemingsovereenkomst tussen partijen betreffende een door Senso bij [eisers] te installeren gietvloer, zoals omschreven in de opdrachtbevestiging van Senso d.d. 5 mei 2008;
veroordeelt Senso om aan [eisers] tegen bewijs van kwijting te betalen € 12.551,13, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot de voldoening;
veroordeelt Senso tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eisers], tot de uitspraak begroot op € 1.520,01, waaronder € 904,-- voor salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na heden;
veroordeelt Senso tot betaling van de nakosten voor zover Senso niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan aan deze veroordeling en begroot deze nakosten op € 131,-- zonder betekening en op € 199,-- in geval van betekening van het vonnis;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.S. Elkhuizen-Koopmans en in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2011.