Door aan te geven dat de verklaring van [betrokkene 2] is gebruikt als steunbewijs voor de verklaringen van [betrokkene 1], en aldus belastend is en om [betrokkene 2] ter gelegenheid van een meervoudige fotoconfrontatie te vragen of hij verzoeker herkent. Kuylman zou als erkend deskundige onderzoek kunnen doen naar de historische printgegevens. Ik begrijp het schrijven van de raadsman in samenhang met de appelschriftuur, aldus dat hij de deskundige daarover eerst op de zitting wil horen.
HR, 18-03-2014, nr. 12/00646
ECLI:NL:HR:2014:651
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
18-03-2014
- Zaaknummer
12/00646
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2014:651, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 18‑03‑2014; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:1924, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2013:1924, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑10‑2013
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2014:651, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2014-0131
Uitspraak 18‑03‑2014
Inhoudsindicatie
Afwijzing bij tussenarrest van door de verdediging gedane verzoeken. Het Hof heeft bij de afwijzing van het verzoek deskundige X een onderzoek te laten instellen (een verzoek a.b.i. art. 328 jo 316 Sv) de juiste maatstaf toegepast, en de afwijzing toereikend gemotiveerd. Bij de afwijzing van het verzoek om Y als getuige te horen (verzoek a.b.i. art. 410.1 jo 418.1 jo 288.1 Sv) heeft het Hof een onjuiste maatstaf gehanteerd. HR wijst voorts op de herstelmogelijkheid a.b.i. ECLI:NL:HR:2013:2056.
Partij(en)
18 maart 2014
Strafkamer
nr. S 12/00646
CB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 24 januari 2012, nummer 21/001580-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. M. Snoeks en mr. R. Zilver, beiden advocaat te Utrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1.
Het middel klaagt blijkens de toelichting over de door het Hof bij tussenarrest gegeven beslissing tot afwijzing van door de verdediging gedane verzoeken.
2.2.
De verdachte is door het Hof veroordeeld ter zake van onder meer "medeplegen van verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft".
2.3.1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van het Hof van 23 augustus 2011 houdt het volgende in:
"De voorzitter deelt mede dat het vandaag een regiezitting betreft en dat het hof heeft kennis genomen van de verzoeken van de raadsman. De voorzitter vraagt de raadsman om de verzoeken nader toe te lichten.
De raadsman voert het woord, zakelijk weergegeven:
(...)
De verklaring van getuige [betrokkene 2] is door de rechtbank gebruikt als steunbewijs. Hij is niet in eerste aanleg gehoord, er is dus voldoende reden om deze getuige te horen. De advocaat-generaal heeft al aangegeven dat hij een fotoconfrontatie met deze getuige niet zinvol meer vindt. Dat is geen juist uitgangspunt, hij loopt daarmee vooruit op de uitkomst van zo'n confrontatie. Ik wil dus [betrokkene 2] als getuige horen en een fotoconfrontatie.
(...)
De rechtbank gaat uit van de veronderstelling dat het telefoonnummer 06-[0001] bij cliënt hoort. Die conclusie kan op basis van de gegevens in het dossier niet worden gerechtvaardigd. Ik wil graag dat er nader onderzoek wordt gedaan naar de telecomgegevens door deskundige Kuylman. Hij heeft in een andere zaak van mij bij het hof in Den Bosch ook gegevens onderzocht. Zijn conclusies zijn ook in de overwegingen van het hof betrokken. Kuylman is een voormalig medewerker van de KLPD en werkt nu voor zichzelf."
2.3.2.
Het vervolgens door het Hof gewezen tussenarrest houdt onder het opschrift "Beoordeling verzoeken" het volgende in:
"De raadsman van verdachte heeft bij appelschriftuur van 10 mei 2011 verzocht om in hoger beroep een aantal getuigen te horen. Op verzoek van het hof heeft de raadsman deze verzoeken per e-mail van 29 juni 2011 nader gemotiveerd. De raadsman heeft verzocht om [medeverdachte], [betrokkene 1] en [betrokkene 2] als getuigen te horen. (...) Daarnaast heeft de raadsman verzocht om een onderzoek naar de telecomgegevens te laten instellen, bij voorkeur door deskundige M. Kuylman.
Ter zitting heeft de raadsman zijn verzoeken toegelicht (...).
De advocaat-generaal is van oordeel dat de verzoeken moeten worden toegewezen (...).
Oordeel hof
De verzoeken om de getuigen [betrokkene 1], [medeverdachte] en [betrokkene 3] te horen zullen worden toegewezen. Het hof acht het wenselijk om de getuigen [betrokkene 1] en [medeverdachte] ter zitting te horen en om getuige [betrokkene 3] te laten horen door de raadsheer-commissaris. Het hof acht het niet noodzakelijk om getuige [betrokkene 2] te horen en om een onderzoek te laten instellen naar de telecomgegevens en wijst die verzoeken af.(...)"
2.4.
Het verzoek de deskundige Kuylman een onderzoek te laten instellen naar de telecomgegevens, is een verzoek als bedoeld in art. 328 Sv om gebruik te maken van een in art. 316 Sv omschreven bevoegdheid. Maatstaf voor de beslissing op een zodanig verzoek is of de rechter de noodzaak van het verzochte is gebleken. Het Hof heeft bij zijn beslissing tot afwijzing van dit verzoek de juiste maatstaf toegepast. Die beslissing is voorts, gelet op hetgeen ter toelichting op dat verzoek is aangevoerd, toereikend gemotiveerd. Voor zover het middel op deze beslissing van het Hof betrekking heeft, is het ongegrond.
2.5. In een geval waarin in de appelschriftuur als bedoeld in art. 410, eerste lid, Sv een opgave van getuigen wordt gedaan, dient de rechter, gelet op art. 418, eerste lid, Sv, behoudens de zich hier niet voordoende uitzondering van art. 418, tweede lid, Sv, de in art. 288, eerste lid, Sv voorziene maatstaf te hanteren. Voor het onderhavige geval betekent dit dat het Hof onder ogen had te zien of redelijkerwijs valt aan te nemen dat door het afzien van de oproeping van [betrokkene 2] als getuige de verdachte niet in zijn verdediging wordt geschaad. Het Hof, dat het verzoek heeft afgewezen omdat het het horen van [betrokkene 2] als getuige niet noodzakelijk heeft geacht, heeft dus bij de afwijzing van dat verzoek een onjuiste maatstaf gehanteerd. Voor zover het middel daarover klaagt, is het terecht voorgesteld.
2.6.
Opmerking verdient dat wanneer gedurende een eerdere terechtzitting of bij tussenarrest een verzoek van een procespartij is afgewezen en de rechter nadien constateert dat aan die afwijzing een gebrek kleeft ten aanzien van bijvoorbeeld de daarin gehanteerde beoordelingsmaatstaf, de rechter dit gebrek zal kunnen herstellen door op de latere terechtzitting het verzoek ambtshalve opnieuw aan de orde te stellen en - indien de desbetreffende procespartij het verzoek handhaaft - daarover opnieuw te beslissen aan de hand van de ten tijde van die eerdere terechtzitting geldende beoordelingsmaatstaf doch met inachtneming van alle gegevens die hem ten tijde van het nemen van zijn beslissing bekend zijn. Met deze herstelmogelijkheid wordt de kwaliteit van de gedingvoering bevorderd en wordt ook voorkomen dat een strafzaak wordt behandeld en afgerond terwijl ten tijde van die behandeling en afronding reeds vaststaat dat een eerder in die zaak gegeven beslissing lijdt aan een gebrek dat grond zou kunnen bieden aan bijvoorbeeld een cassatieklacht.(Vgl. HR 20 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2056)
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor in 2.5 is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 maart 2014.
Conclusie 01‑10‑2013
Inhoudsindicatie
Afwijzing bij tussenarrest van door de verdediging gedane verzoeken. Het Hof heeft bij de afwijzing van het verzoek deskundige X een onderzoek te laten instellen (een verzoek a.b.i. art. 328 jo 316 Sv) de juiste maatstaf toegepast, en de afwijzing toereikend gemotiveerd. Bij de afwijzing van het verzoek om Y als getuige te horen (verzoek a.b.i. art. 410.1 jo 418.1 jo 288.1 Sv) heeft het Hof een onjuiste maatstaf gehanteerd. HR wijst voorts op de herstelmogelijkheid a.b.i. ECLI:NL:HR:2013:2056.
Nr. 12/00646 Zitting: 1 oktober 2013 | Mr. Hofstee Conclusie inzake: [verzoeker=verdachte] |
1. Het Gerechtshof te Arnhem heeft bij arrest van 24 januari 2012 verzoeker wegens 1. Primair “Medeplegen van verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft”, 2. “witwassen” en 3. “handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 23 maanden met aftrek van voorarrest. Voorts heeft het Hof een aantal inbeslaggenomen voorwerpen verbeurd verklaard dan wel onttrokken aan het verkeer, en de teruggave gelast van enige andere inbeslaggenomen voorwerpen aan verzoeker respectievelijk aan de rechthebbenden. Verder heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen, en voor het toegewezen bedrag van € 558,05 een schadevergoedingsmaatregel, subsidiair 11 dagen hechtenis, opgelegd.
2. Er bestaat samenhang tussen de zaken met de nummers 12/04379, 12/04378P, 12/00646 en 12/00647P. In al deze zaken zal ik vandaag concluderen.
3. Namens verzoeker hebben mr. M. Snoeks en mr. R. Zilver, beiden advocaat te Utrecht, een schriftuur houdende vijf middelen van cassatie ingezonden.
4. Het eerste middel klaagt dat het Hof het verzoek van de verdediging tot het horen van de getuige [betrokkene 2] en de deskundige Kuylman met toepassing van het onjuiste criterium – te weten het noodzaakcriterium - heeft afgewezen, althans dat het Hof die afwijzing onbegrijpelijk dan wel ontoereikend heeft gemotiveerd.
5. Namens verzoeker is op 26 april 2011 hoger beroep ingesteld. Op 10 mei 2011 en dus tijdig is namens verzoeker een appelschriftuur als bedoeld in art. 410, eerste lid, Sv ingediend. In deze schriftuur is het verzoek neergelegd om (onder anderen) [betrokkene 2] als getuige en Ing. M. Kuylman als deskundige te (doen) horen. Blijkens aan de cassatieschriftuur gehechte afschriften van emailberichten ontving de raadsman van verzoeker namens de voorzitter van de strafkamer van het Hof een emailbericht van mr. B.P. Snijder d.d. 25 mei 2011, door mij samengevat inhoudende dat vanwege een uitgevoerd experiment om de uitval van zaken op strafzittingen en tijdverlies zoveel mogelijk te voorkomen en ook tot een efficiëntere inhoudelijke behandeling ter terechtzitting te komen in een zeer vroeg stadium nodig is van de procespartijen te vernemen of er onderzoekswensen bestaan alsmede het aan de raadsman gerichte verzoek om aan te geven of er onderzoekswensen zijn en in dat geval te reageren waarbij desgewenst volstaan kon worden met het toevoegen van de appelschriftuur als bijlage bij de reactie. Daarop heeft de raadsman bij email van 31 mei 2011 de appelschriftuur bijgevoegd. Blijkens een daarop volgende email van mr. B. Snijder d.d. 1 juni 2011 waren de in de appelschriftuur genoemde onderzoekswensen niet voorzien van een (uitgebreide) onderbouwing, en werd de raadsman in de gelegenheid gesteld alsnog een nadere onderbouwing aan de voorzitter van de strafkamer van het Hof te zenden. Aan dit verzoek heeft de raadsman voldaan bij email van 29 juni 2011.1.
6. Uit art. 418, tweede lid, Sv in verbinding met art. 288, eerste lid aanhef en onder c, Sv en, wat de deskundige betreft, art. 299 Sv volgt2.dat een dergelijk verzoek dient te worden beoordeeld aan de hand van het criterium van het zogenoemde verdedigingsbelang3., waarbij de rechter onder ogen heeft te zien of redelijkerwijs valt aan te nemen dat de verdediging door het afzien van de oproeping van de getuige niet in haar belangen wordt geschaad.
7. Bij tussenarrest van 6 september 2011 heeft het Hof geoordeeld, voor zover hier van belang:
“De verzoeken om de getuigen [betrokkene 1], [medeverdachte] en [betrokkene 3] te horen zullen worden toegewezen. (…). Het hof acht het niet noodzakelijk om getuige [betrokkene 2] te horen en om een onderzoek te laten stellen naar de telecomgegevens en wijst de verzoeken af (kennelijk ook het verzoek om Kuylman als deskundige te horen, EH).”
8. Blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal is de terechtzitting op 10 januari 2012 opnieuw aangevangen in verband met de gewijzigde samenstelling van het Hof. In datzelfde proces-verbaal valt het volgende te lezen:
“De raadsman deelt mede, zakelijk weergegeven, als volgt.
Het Hof heeft de behandeling van deze strafzaak opnieuw aangevangen. Ik verzoek het hof daarom alle de door mij in mijn appelschriftuur gedane verzoeken hier als herhaald te beschouwen. Ik verzoek het hof opnieuw op deze verzoeken te beslissen.
De advocaat-generaal en het hof stemmen er mee in dat de in de appelschriftuur van de raadsman vermelde verzoeken hier als herhaald en ingelast te beschouwen.
(…)
Na beraad deelt de voorzitter als beslissing van het hof mede dat de verzoeken van de raadsman worden afgewezen als verwoord door het hof in zijn tussenarrest van 6 september 2011.”
9. Uit het voorgaande volgt dat het Hof een onjuiste maatstaf heeft gehanteerd bij de beoordeling van het verzoek van de verdediging om de getuige [betrokkene 2] en de deskundige Kuylman te (doen) horen.4.Dit brengt mee dat het middel daarover terecht klaagt5.en de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven.
10. Indien Uw Raad tot een ander standpunt komt, ben ik uiteraard graag bereid aanvullend te concluderen.
11. Het eerste middel slaagt.
12. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen.
13. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing naar het Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 01‑10‑2013
Nu zich hier niet voordoet de uitzondering van art. 418, tweede lid, Sv, zo laat een blik over de papieren muur zien.
Vgl. HR 19 juni 2007, LJN AZ1702, NJ 2007/626 m.nt. Mevis.
Vgl. onder meer HR 15 november 2011, LJN BT2561, rov. 2.5, HR 7 februari 2012, LJN BU7346, rov. 2.3 en HR 11 januari 2011, LJN BO1584, rov. 2.3.
Hoewel de steller van het middel daarbij vooral het oog lijkt te hebben op het tussenarrest van het Hof van 6 september 2011, meen ik dat het middel zelf naar zijn inhoud zich tevens keert tegen de tussenbeslissing van het Hof op de terechtzitting van 10 januari 2012, zodat het middel zich voor bespreking in cassatie leent.