Rb. Rotterdam, 14-12-2004, nr. 10/030067-04
ECLI:NL:RBROT:2004:AT9587
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
14-12-2004
- Zaaknummer
10/030067-04
- LJN
AT9587
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2004:AT9587, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 14‑12‑2004; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 14‑12‑2004
Inhoudsindicatie
Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachten meermalen schuldig gemaakt aan verkrachting van een meisje van destijds 14 jaar. Het meisje is tegen haar wil meegelokt naar een kelderbox, waarna de verdachten seks met het slachtoffer hebben gehad. Het slachtoffer is daarbij vastgehouden, omringd door een groep jongens, uitgescholden, geschopt en geslagen. Daarnaast heeft verdachte zich, met anderen, tweemaal schuldig gemaakt aan een inbraak in een school en getracht om in een personenauto in te breken.
Partij(en)
Parketnummer van de berechte zaak: 10/030067-04
Parketnummer van de ter informatie bijgevoegde zaak: 10/030067-04
Datum uitspraak: 14 december 2004
Tegenspraak
VONNIS
van de RECHTBANK ROTTERDAM, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [ ] te Rotterdam,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres [adres]
ten tijde van het onderzoek ter terechtzitting preventief gedetineerd in de [naam rijksinrichting]
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek met gesloten deuren op de terechtzitting van 30 november 2004.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld is in de inleidende dagvaarding onder parketnummer 10/030067-04. Van deze dagvaarding is een kopie in dit vonnis gevoegd (bladzijden genummerd I-V).
DE EIS VAN DE OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie, mr. Vreugdenhil, heeft gerekwireerd - zakelijk weergegeven -:
- -
de bewezenverklaring van het onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde;
- -
de veroordeling van de verdachte tot de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.
BEWEZEN
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde heeft begaan op de navolgende wijze dat:
- 1.
hij in de periode van 01 juni 2003 tot en met 31 augustus 2003 te Rotterdam meermalen, tezamen en in vereniging met anderen, door geweld en andere feitelijkheden en door bedreiging met geweld en bedreiging met andere feitelijkheden [slachtoffer 1], heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het
- -
betasten van/knijpen in de (met kleding bedekte) billen en borsten en vagina van die [slachtoffer 1], en
- -
duwen/trekken van het hoofd van die [slachtoffer 1] naar/tegen de (met kleding bedekte) penis van zijn mededader en
- -
door verdachte en zijn mededader(s) brengen en houden van hun penis in de mond van die [slachtoffer 1], en
- -
door verdachte en zijn mededaders brengen en houden van hun penis in de vagina van die [slachtoffer 1], en
- -
door zijn mededaders brengen en houden van een vinger in de vagina van die [slachtoffer 1],
het geweld en andere feitelijkheden en de bedreiging met geweld en de bedreiging met andere feitelijkheden hebben bestaan uit het meermalen, althans eenmaal,
- -
zich opdringen aan die [slachtoffer 1] en
- -
houden van een brandende aansteker bij de kleding en het haar en het gezicht van die [slachtoffer 1] en
- -
met kracht beetpakken/beethouden van die [slachtoffer 1], en
- -
met kracht die [slachtoffer 1] een kelderbox/gang, gelegen aan of nabij de Passarelstraat, intrekken/induwen en
- -
optillen en dragen van die [slachtoffer 1] naar voornoemde kelderbox/gang en
- -
daarbij met kracht in voornoemde kelderbox/gang meermalen slaan en stompen en schoppen in/op/tegen het gezicht/hoofd en de benen en het lichaam van die [slachtoffer 1] en
- -
vervolgens in voornoemde kelderbox/gang die [slachtoffer 1] gebieden en dwingen om één of meer kledingstukken uit te trekken en
- -
omhoog trekken van één of meer kledingstukken van die [slachtoffer 1] en
- -
vervolgens gebieden/dwingen aan/van die [slachtoffer 1] om hen, verdachte en zijn mededaders, te neuken en/of pijpen en
- -
daarbij dreigend aan die [slachtoffer 1] toevoegen van de woorden: "hoer" en "pijpslet" en
- -
dreigend tegen die [slachtoffer 1] zeggen dat zij in elkaar zou worden geslagen, indien zij niet zou meewerken en
- -
zeggen dat hij, verdachte en zijn mededaders, alles hadden opgenomen en de foto's van die [slachtoffer 1] op internet zouden zetten en
- -
in voornoemde kelder(box/gang op de grond duwen/schoppen van die [slachtoffer 1] en
- -
insluiten/omsingelen van die [slachtoffer 1] en
- -
vastpakken envasthouden van de armen en de benen van die [slachtoffer 1] en
- -
tegenhouden van die [slachtoffer 1], terwijl zij tracht voornoemde kelderbox/gang te verlaten.
- 2.
hij in de periode van 01 juni 2003 tot en met 31 augustus 2003 te Rotterdam meermalen, althans eenmaal, in een kelderbox/gang, gelegen aan of nabij de Passerelstraat, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers hebben hij verdachte en een of meer van zijn mededaders met dat opzet telkens
- -
een brandende aansteker bij de kleding en het haar en het gezicht van die [slachtoffer 1] gehouden en
- -
met kracht die [slachtoffer 1] beetgepakt/beetgehouden en
- -
met kracht die [slachtoffer 1] voornoemde kelderbox/gang ingetrokken/ingeduwd en
- -
die [slachtoffer 1] opgetild en naar voornoemde kelderbox/gang gedragen en
- -
de deur(en) van voornoemde kelderbox/gang afgesloten en/of dichtgehouden en
- -
die [slachtoffer 1] op de grond geduwd, en
- -
die [slachtoffer 1] omsingeld en/of ingesloten en
- -
die [slachtoffer 1] vastgehouden en/of tegengehouden toen zij de kelderbox/gang wilde/trachtte te verlaten.
- 3.
hij in de periode van 05 december 2003 tot en met 07 december 2003 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een schoolgebouw, gelegen aan de [straat], heeft weggenomen 9 cadeaubonnen en 7 computers en 4 toetsenborden en 4 monitors en een radio/cd/cassetterecorder en een telefoon en een fax en printers en een server, toebehorende aan [naam school], waarbij verdachte en / of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en verbreking
- -
met een breekijzer een deur van voornoemde school heeft geforceerd en
- -
een ruit van voornoemde school heeft ingeslagen en
- -
een slot van een binnendeur van voornoemde school heeft verbroken.
- 4.
hij op 14 december 2003 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een school(gebouw), gelegen aan de [straat], heeft weggenomen een aantal computers en beeldschermen, toebehorende aan [naam school], waarbij verdachte en / of zijn mededaders) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak, en inklimming,
- -
door een openstaand raam voornoemde school is ingeklommen en/of ingegaan en
- -
(een slot van) een deur in voornoemde school heeft verbroken, althans geforceerd.
- 5.
hij op 01 mei 2004 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een personenauto Merk Opel Corsa [kenteken] weg te nemen een of meer goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer1 en/of slachtoffer2], en zich daarbij de toegang tot voornoemde personenauto te verschaffen door middel van braak met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen een ruit van het rechterportier van voornoemde personenauto heeft verbroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging kennelijke verschrijvingen voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
BEWIJS
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de inhoud van wettige bewijsmiddelen. De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist, in een bijlage bij dit vonnis worden opgenomen.
STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN
De bewezen feiten leveren op:
- 1.
Medeplegen van verkrachting, meermalen gepleegd.
- 2.
Medeplegen van wederrechtelijk iemand van de vrijheid beroofd houden.
- 3.
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en verbreking.
- 4.
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
- 5.
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is strafbaar.
MOTIVERING VAN DE MAATREGEL
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in een periode van een half jaar schuldig gemaakt aan een aantal strafbare feiten.
Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachten meermalen schuldig gemaakt aan verkrachting van een meisje van destijds 14 jaar. Het meisje is tegen haar wil meegelokt naar een kelderbox, waarna de verdachten seks met het slachtoffer hebben gehad. Het slachtoffer is daarbij vastgehouden, omringd door een groep jongens, uitgescholden, geschopt en geslagen. Dit maakte de situatie voor het slachtoffer zeer dreigend. Het slachtoffer kon niet wegvluchten.
Het slachtoffer was volledig overgeleverd aan de grillen van verdachte en zijn medeverdachten en zij hebben de belangen van het slachtoffer volledig ondergeschikt gemaakt aan de bevrediging van hun lustgevoelens.
Groepsverkrachting is een zeer ernstig feit. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij, door aldus te handelen, een grove inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit, de persoonlijke levenssfeer en de persoonlijke bewegingsvrijheid van het nog jonge slachtoffer. Slachtoffers van dergelijke delicten ondervinden, naar de ervaring leert, vaak langdurige en ernstige psychische schade van dergelijke gebeurtenissen.
Daarnaast heeft verdachte zich, met anderen, tweemaal schuldig gemaakt aan een inbraak in een school en getracht om in een personenauto in te breken. Dit zijn ergerlijke feiten die naast schade vaak veel hinder veroorzaakt voor de gedupeerde personen.
Behalve aan de bewezen feiten heeft de verdachte zich ook schuldig gemaakt aan de op de dagvaarding kort vermelde ad informandum gevoegde feiten. De officier van justitie heeft te kennen gegeven dat deze feiten niet afzonderlijk (verder) zullen worden vervolgd. De verdachte heeft deze feiten ter terechtzitting erkend. Met de vermelde strafbare feiten wordt rekening gehouden.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf heeft de rechtbank in het nadeel van verdachte in aanmerking genomen dat hij blijkens het op zijn naam gesteld uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 14 mei 2004 reeds eerder is veroordeeld.
Naar de persoon van de verdachte is een persoonlijkheidsonderzoek ingesteld. Op 22 juli 2004 is door drs. K.T.E. Zászlós, GZ-psycholoog, rapport uitgebracht en op 27 juli 2004 heeft G.C.G.M. Broekman, kinder- en jeugdpsychiater, gerapporteerd.
De psycholoog komt tot de conclusie dat bij verdachte sprake is van een gedragsstoornis en agressieregulatieproblemen, waaraan een zwak pedagogisch thuismilieu ten grondslag ligt. Hierdoor kan gesproken worden van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Verdachte is in staat het ontoelaatbare van zijn handelswijze in te zien, maar hij is op grond van zijn gebrekkige ontwikkeling onvoldoende in staat om zijn wil conform dat besef te bepalen en kan daardoor als licht verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd. De deskundige acht de kans op herhaling van soortgelijke of andersoortige delicten niet uitgesloten en acht behandeling dringend noodzakelijk, waarbij het van belang is dat verdachte in een omgeving wordt geplaatst waar aandacht en behandelingsmogelijkheden zijn voor de onrijpe aspecten in zijn persoonlijkheidsontwikkeling. De indruk ontstaat dat er in de thuissituatie te weinig toezicht en controle is op het functioneren van verdachte en hij is niet in staat zich te distantiëren van de criminele invloeden in zijn omgeving, waardoor behandeling in een ambulant traject een geringe kans van slagen heeft. Behandeling, in het kader van een PIJ-maatregel, in een orthopedagogisch behandelinstituut geniet de voorkeur, waarbij gedacht wordt aan een instelling zoals “Den Heyacker” of Overberg.
De psychiater stelt dat bij verdachte sprake is van een antisociale gedragsstoornis, waaraan pedagogische verwaarlozing en familiaire belasting ten grondslag liggen, met als belangrijkste kenmerken sociale en emotionele ontwikkelingsproblemen, verstoorde agressieregulatie en lacunaire gewetensvorming. Er is aldus sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens.
Deze stoornis was van invloed op het gedragspatroon ten tijde van het hem bewezenverklaarde. De gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens beïnvloedt zijn gedragskeuzen; het gebrek aan controle over zijn impulsen en zijn lacunaire gewetensfunctie brachten hem in de ongewenste situaties. De begane strafbare feiten vloeien voort uit impulsieve drijfveren, als ook uit de levensfase van de ingetreden puberteit die verdachte thans doormaakt.
Dieperliggend bestaat onvermogen op adequate wijze met zijn primaire behoeften om te gaan en zijn eigen ontwikkeling op deze punten gunstig te beïnvloeden, gebaseerd op emotionele en sociale scheefgroei, hetgeen verwijst naar narcistische problematiek. Naar het oordeel van de deskundige is er bij verdachte sprake van licht verminderde toerekeningsvatbaarheid. De recidivekans is onbehandeld erg groot. Omdat het gedrag van verdachte impulsgestuurd wordt en verdachte van zichzelf en van het thuismilieu te weinig structuur en remming kent, ontstaat er controleverlies en neemt hij het recht in handen de ander onheus te bejegenen. Behandeling in een gestructureerde setting door middel van een orthopedagogisch georiënteerde methode van gedragsbeïnvloeding is geïndiceerd, waarbij aandacht is voor de seksuele en agressieve impulsregulatieproblemen en de fusie ervan. Dergelijke doelstellingen acht de deskundige binnen het huidige gezin met ambulante begeleiding niet haalbaar, de motivatie daartoe is bij verdachte in onvoldoende mate aanwezig waardoor ontsporing van gedrag zich gemakkelijk weer zal voordoen. Derhalve adviseert de psychiater verdachte te plaatsen in een orthopedagogisch georiënteerde setting, waarbinnen verdachte gedragsmatig wordt behandeld voor zijn deviante seksuele gedrag en zijn agressieregulatiestoornis. Structurele veranderingen die bij verdachte noodzakelijk zijn om de kans op recidive te verkleinen zijn slechts binnen een PIJ-maatregel te realiseren, bij voorkeur binnen de behandelgroep voor zedendelinquenten van Rijksinrichting voor Jongens “Harreveld” te Harreveld.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 12 augustus 2004 rapport uitgebracht, opgesteld door G. Sterrenburg - Poetiray, raadsonderzoeker strafzaken.
De conclusie van dit rapport is dat verdachte duidelijke structuur en grensbepalende regels nodig heeft om te voorkomen dat hij verder afglijdt.
Verdachte heeft behandeling nodig voor zijn agressieregulatieproblemen, waarbij ook zijn gedrag ten aanzien van zijn seksuele driften ter sprake moet worden gebracht. De Raad voor de Kinderbescherming adviseert verdachte een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen.
De rechtbank kan zich verenigen met de bevindingen en conclusies van genoemde deskundigen. De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over. Zij acht verdachte, gelet op de door de deskundigen geschetste gedragsproblematiek, licht verminderd toerekeningsvatbaar voor de bewezen verklaarde feiten.
Gelet op de ernst van de feiten en de gebleken gedragskundige problematiek is naar het oordeel van de rechtbank een gedwongen behandeling van verdachte in een residentiële setting noodzakelijk.
De rechtbank is van oordeel dat het opleggen van een onvoorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is aangewezen gelet op de gedragsproblematiek bij verdachte, de behandelingsnoodzaak en de grote kans op recidive. Aan de voorwaarden voor het opleggen van de maatregel is voldaan, nu:
- -
het bewezenverklaarde misdrijven betreft waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan;
- -
het bewezenverklaarde misdrijven betreft dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen;
- -
de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist en
- -
de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte.
Alles afwegend acht de rechtbank na te noemen maatregel passend en geboden.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De op te leggen maatregel is gegrond op de 45, 47, 63, 77a, 77g, 77h, 77s, 77gg, 242, 282 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
- -
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
- -
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
- -
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
- -
verklaart de verdachte ter zake van de feiten strafbaar;
- -
legt op de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen en adviseert deze maatregel ten uitvoer te leggen in de Rijksinrichting voor Jongens “Harreveld” te Harreveld.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. De Pauw Gerlings - Döhrn, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. Van de Water en De Winkel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Elbers - van der Veer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 december 2004.
De jongste rechter is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.