In de beschikking van de rechtbank staat 11 juni 2021; dat zal een verschrijving zijn.
HR, 11-10-2022, nr. 21/04298
ECLI:NL:HR:2022:1414
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
11-10-2022
- Zaaknummer
21/04298
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2022:1414, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 11‑10‑2022; (Cassatie, Beschikking)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2022:688
ECLI:NL:PHR:2022:688, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑08‑2022
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2022:1414
- Vindplaatsen
Uitspraak 11‑10‑2022
Inhoudsindicatie
Beklag. Klaagschrift tegen inhouding rijbewijs ex art. 164.8 WVW 1994. HR: Om redenen vermeld in CAG kan HR cassatieberoep niet in behandeling nemen. CAG: Het rijbewijs van klager is op 15-8-2021 ingevorderd i.v.m. de verdenking van rijden onder invloed van alcohol. OvJ heeft vervolgens beslist het rijbewijs onder zich te houden voor een periode van 10 maanden, tot en met 11-6-2022. Uit ingewonnen inlichtingen is gebleken dat OvJ op 11-2-2022 het rijbewijs van klager heeft teruggestuurd, omdat het onderzoek van de zaak op de tz. niet (zoals art. 164.6 WVW 1994 voorschrijft) binnen 6 maanden na de dag van invordering is aangevangen. Van inhouding van rijbewijs ex art. 164 WVW 1994 is geen sprake meer. Klager heeft geen belang meer heeft bij cassatieberoep, zodat hij daarin n-o moet worden verklaard. Klager n-o. CAG maakt n.a.v. cassatieschriftuur opmerkingen over openbaarheid van behandeling in raadkamer van klaagschrift ex art. 164.8 WVW 1994.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 21/04298 B
Datum 11 oktober 2022
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam van 23 september 2021, nummer RK 21/012741, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 164 lid 8 van de Wegenverkeerswet 1994, ingediend
door
[klager],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
hierna: de klager.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze hebben R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, allen advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van het beroep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De Hoge Raad kan het cassatieberoep van de klager niet in behandeling nemen. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 2.1.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren J.C.A.M. Claassens en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 oktober 2022.
Conclusie 30‑08‑2022
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Beklag ex art. 164 lid 8 WVW tegen inhouding rijbewijs wegens verdenking van rijden onder invloed. Rijbewijs is inmiddels teruggegeven aan de klager, zodat hij NO is in het cassatieberoep. De AG signaleert n.a.v. de cassatieschriftuur dat de schakelbepaling van art. 164 lid 8 WVW niet is aangepast aan de vernummering van de leden van art. 552a Sv in 2016 (openbare behandeling klaagschrift tegen inhouding rijbewijs staat sinds 2016 in lid 7 i.p.v. lid 6) en dat een redelijke wetstoepassing meebrengt dat de behandeling van een dergelijk klaagschrift in het openbaar plaatsvindt.
Partij(en)
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 21/04298 B
Zitting 30 augustus 2022
CONCLUSIE
T.N.B.M. Spronken
In de zaak
[klager],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
hierna: de klager.
1. Het cassatieberoep
1.1.
De rechtbank Rotterdam heeft in haar beschikking van 23 september 2021 het klaagschrift van de klager als bedoeld in art. 164 lid 8 WVW, waarin is verzocht om opheffing van het beslag en teruggave van een inbeslaggenomen rijbewijs, ongegrond verklaard.
1.2.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de klager. R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, advocaten te Rotterdam, hebben één cassatiemiddel voorgesteld.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
2.1.
Op 15 augustus 2021 is het rijbewijs van de klager ingevorderd in verband met de verdenking van rijden onder invloed van alcohol. De officier van justitie heeft vervolgens beslist het rijbewijs onder zich te houden voor een periode van 10 maanden, tot en met 11 juni 2022.1.Uit namens mij ingewonnen inlichtingen is gebleken dat de officier van justitie op 11 februari 2022 het rijbewijs van de klager heeft teruggestuurd, omdat het onderzoek van de zaak op de terechtzitting niet – zoals art. 164 lid 6 WVW voorschrijft – binnen zes maanden na de dag van invordering is aangevangen.2.Van een inhouding van een rijsbewijs ex art. 164 WVW is dus geen sprake meer. Dit betekent dat de klager geen belang meer heeft bij het cassatieberoep tegen de beschikking van de rechtbank, zodat hij daarin niet-ontvankelijk moet worden verklaard.3.
3. Opmerkingen naar aanleiding van de cassatieschriftuur
3.1.
Hoewel ik niet toekom aan een bespreking van het middel, wil ik toch het volgende opmerken.
3.2.
In cassatie wordt geklaagd dat het klaagschrift ex art. 164 lid 8 Wegenverkeerswet (WVW) niet op een openbare raadkamerzitting is behandeld en het onderzoek in raadkamer en de beschikking daarom aan nietigheid lijden.4.In dat verband wordt er op gewezen dat door vernummeringen in de leden van art. 552a Sv door de jaren heen, art. 164 lid 8 WVW abusievelijk niet meer de bepaling waarin de openbaarheid van de behandeling in raadkamer is voorgeschreven van overeenkomstige toepassing verklaart op de beklagprocedure bij een ingevorderd rijbewijs.
3.3.
Ik meen dat de stellers van het middel hier een punt hebben en zal dat hierna kort toelichten.
3.4.
Art. 22 lid 1 Sv bepaalt dat de behandeling door de raadkamer niet in het openbaar plaatsvindt, tenzij anders is voorgeschreven.
3.5.
Voor de ‘reguliere’ beklagprocedure voor inbeslaggenomen voorwerpen schrijft art. 552a Sv voor dat de behandeling van het klaagschrift door de raadkamer plaatsvindt in het openbaar. Dit voorschrift was oorspronkelijk in 1993 in het vijfde lid van dit artikel opgenomen.5.Door de invoeging van een nieuw lid in art. 552a Sv, stond deze bepaling van 1 juni 2004 tot 1 december 2016 in het zesde lid.6.Sinds 1 december 2016 is het voorschrift, ook in verband met de toevoeging van een nieuw lid, overgeheveld naar het zevende lid van art. 552a Sv.7.
3.6.
Art. 164 lid 8 WVW bevat de procedurele voorschriften voor beklag tegen invordering van een rijbewijs. Sinds de inwerkingtreding van de WVW verklaarde deze bepaling onder meer het vijfde lid van art. 552a Sv, waarin de openbare raadkamerbehandeling is opgenomen, van overeenkomstige toepassing.8.Na de vernummering in 2004 van lid 5 naar lid 6 van art. 552a Sv, duurde het nog tot 1 april 2010 voor art. 164 lid 8 WVW dienovereenkomstig werd aangepast.9.In de memorie van toelichting van deze wijzigingswet is het volgende terug te lezen:
“Bij de Wet van 18 maart 2004 (Stb. 109) (vorderen gegevens financiële sector) zijn per 1 juni 2004 wijzigingen doorgevoerd in artikel 552a Sv. Daarbij is over het hoofd gezien dat de artikelen 164, achtste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, (…) , waarin telkens naar leden van artikel 552a Sv wordt verwezen, in technische zin aan deze wijzigingen moesten worden aangepast. Dit wordt nu hersteld.”10.
3.7.
Toen in 2016 in art. 552a Sv opnieuw een vernummering van het voorschrift dat betrekking heeft op de openbare behandeling in raadkamer heeft plaatsgevonden, namelijk van lid 6 naar lid 7, is art. 164 lid 8 WVW niet dienovereenkomstig aangepast. Laatstgenoemde bepaling verklaart dus nog steeds het zesde lid van art. 552a Sv van overeenkomstige toepassing op de beklagprocedure bij een ingevorderd rijbewijs.11.
3.8.
In latere parlementaire behandelingen vind ik niet terug dat deze omissie is onderkend.
3.9.
Met de stellers van het middel ben ik daarom van mening dat uit het voorgaande kan worden afgeleid dat het aan de aandacht van de wetgever is ontsnapt dat art. 164 lid 8 WVW (opnieuw) moet moeten aangepast aan de vernummerde leden van art. 552a Sv en dat – zolang deze kwestie niet door de wetgever wordt opgepakt – een redelijke wetstoepassing meebrengt dat de behandeling van een klaagschrift ex art. 164 lid 8 WVW plaats dient te vinden in het openbaar.
3.10.
Omdat het cassatieberoep niet-ontvankelijk is, volsta ik met deze signalering.
4. Conclusie
4.1.
Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijk verklaring van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 30‑08‑2022
Ook is mij gebleken dat er inmiddels een vonnis is gewezen in de strafzaak van de klager.
Vgl. bijvoorbeeld HR 11 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:219.
Ik wijs er op dat deze klacht feitelijke grondslag mist, omdat uit de beschikking volgt dat de rechtbank het beklag in openbare raadkamer heeft behandeld en de beschikking terstond in het openbaar heeft uitgesproken.
Wet van 8 november 1993, Stb. 591, tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, de Wegenverkeerswet en de Wet op de economische delicten in verband met de herziening van de raadkamerprocedure, Stb. 1993, 591.
Wet van 18 maart 2004 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de regeling van bevoegdheden tot het vorderen van gegevens van instellingen in de financiële sector, mede ter uitvoering van het op 16 oktober 2001 te Luxemburg tot stand gekomen Protocol bij de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de Lid-Staten van de Europese Unie, door de Raad vastgesteld overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (vorderen gegevens financiële sector), Stb. 2004, 109 en datum inwerkingtreding van deze wet Stb. 2004, 226. Bij deze wetswijziging is ook na [het klaagschrift] “of het verzoek” ingevoegd.
Wet van 17 februari 2016 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten in verband met het gebruik van elektronische processtukken (digitale processtukken Strafvordering), Stb. 2016, 90 en datum van inwerkingtreding van deze wet Stb. 2016, 432.
Wet van 17 november 1994, houdende regeling van de inwerkingtreding van de Wegenverkeerswet 1994 (Invoeringswet Wegenverkeerswet 1994), Stb. 1994, 858 en datum van inwerkingtreding van deze wet Stb. 1994, 919.
Wet van 26 november 2009, houdende partiële wijziging van het Wetboek van Strafrecht, Wetboek van Strafvordering en enkele aanverwante wetten in verband met rechtsontwikkelingen, internationale verplichtingen en geconstateerde wetstechnische gebreken en leemten Stb. 2009, 525 en datum van inwerkingtreding van deze wet Stb. 2010, 139.