FED 2011/74
Rechtbank stelde belanghebbende ten onrechte niet in gelegenheid bewijs te leveren voor proceskostenvergoeding
HR 13-05-2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ4296, m.nt. M.E. Oenema
- Instantie
Hoge Raad (Belastingkamer)
- Datum
13 mei 2011
- Magistraten
Mrs. J.W. van den Berge, C. Schaap, A.H.T. Heisterkamp, M.W.C. Feteris, R.J. Koopman
- Zaaknummer
10/04424
- Noot
M.E. Oenema
- LJN
BQ4296
- JCDI
JCDI:ADS273484:1
- Vakgebied(en)
Fiscaal procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2011:BQ4296, Uitspraak, Hoge Raad, 13‑05‑2011
- Wetingang
Art. 8:54, art. 8:75 en art. 8:75a Awb
Essentie
Rechtbank stelde belanghebbende ten onrechte niet in gelegenheid bewijs te leveren voor proceskostenvergoeding
Uitspraak
Het geschil betreft de vergoeding van proceskosten ex art. 8:75a, lid 1, Awb.
OP HET BEROEP IN CASSATIE VAN BELANGHEBBENDE OVERWEEGT DE HOGE RAAD:
3. Beoordeling van het middel
3.1.
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
3.1.1.
A heeft namens belanghebbende beroep ingesteld bij de Rechtbank (hierna: het beroep).
3.1.2.
Omdat de heffingsambtenaar vervolgens geheel aan belanghebbende is tegemoetgekomen, heeft deze het beroep ingetrokken. Daarbij heeft belanghebbende de Rechtbank verzocht de heffingsambtenaar op de voet van artikel 8:75a, lid ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.