Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Federatieve Republiek Brazilië tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen
Artikel 5 Vaste inrichting
Geldend
Geldend vanaf 20-11-1994
- Bronpublicatie:
08-03-1994, Trb. 1990, 67 (uitgifte: 16-05-1990, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
20-11-1994
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-12-1991, Trb. 1991, 176 (uitgifte: 01-01-1991, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Voorkoming van dubbele belasting
Internationaal belastingrecht / Belastingverdragen
1.
Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking ‘vaste inrichting’ een vaste bedrijfsinrichting door middel waarvan de werkzaamheden van een onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend.
2.
De uitdrukking ‘vaste inrichting’ omvat in het bijzonder:
- a.
een plaats waar leiding wordt gegeven;
- b.
een filiaal;
- c.
een kantoor;
- d.
een fabriek;
- e.
een werkplaats;
- f.
een mijn, een olie- of gasbron, een steengroeve of een andere plaats waar natuurlijke rijkdommen worden gewonnen.
3.
De plaats van uitvoering van een bouwwerk, van constructie-, montage- of installatiewerkzaamheden vormt alleen een vaste inrichting indien de duur ervan 6 maanden overschrijdt.
4.
Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel wordt de uitdrukking ‘vaste inrichting’ geacht niet te omvatten:
- a.
het gebruik maken van inrichtingen, uitsluitend voor de opslag, uitstalling of aflevering van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar;
- b.
het aanhouden van een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar, uitsluitend voor opslag, uitstalling of aflevering;
- c.
het aanhouden van een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar, uitsluitend voor bewerking of verwerking door een andere onderneming;
- d.
het aanhouden van vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend om voor de onderneming goederen of koopwaar aan te kopen of inlichtingen in te winnen;
- e.
het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend om voor de onderneming enige andere werkzaamheid uit te oefenen die van voorbereidende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheid heeft.
5.
Indien een persoon — niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger in de zin van het zevende lid — in een Overeenkomstsluitende Staat voor een onderneming van de andere Overeenkomstsluitende Staat werkzaam is, en een machtiging bezit om namens de onderneming overeenkomsten af te sluiten en dit recht in de eerstgenoemde Staat gewoonlijk uitoefent, wordt die onderneming, niettegenstaande de bepalingen van het eerste en tweede lid, geacht in de eerstgenoemde staat een vaste inrichting te hebben met betrekking tot de werkzaamheden die die persoon voor de onderneming verricht, tenzij de werkzaamheden van die persoon beperkt blijven tot die werkzaamheden genoemd in het vierde lid, die, indien zij worden uitgeoefend door middel van een vaste bedrijfsinrichting, deze vaste bedrijfsinrichting op grond van de bepalingen van dat lid niet tot een vaste inrichting zouden maken.
6.
Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel wordt een verzekeringsonderneming van een Overeenkomstsluitende Staat, behoudens voor zover het herverzekering betreft, geacht een vaste inrichting in de andere Overeenkomstsluitende Staat te hebben, indien zijn op het grondgebied van die andere Staat premies int of aldaar aanwezige risico's verzekert door middel van een persoon, niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger in de zin van het zevende lid.
7.
Een onderneming van een Overeenkomstsluitende Staat wordt niet geacht een vaste inrichting in de andere Overeenkomstsluitende Staat te hebben alleen op grond van de omstandigheid dat zij in die andere Staat zaken doet door bemiddeling van een makelaar, commissionair of enige andere onafhankelijke vertegenwoordiger, mits deze personen in de normale uitoefening van hun bedrijf handelen.
8.
De omstandigheid dat een lichaam dat inwoner is van een Overeenkomstsluitende Staat, een lichaam beheerst of door een lichaam wordt beheerst dat inwoner is van de andere Overeenkomstsluitende Staat of dat in die andere Staat zaken doet (hetzij door middel van een vaste inrichting, hetzij op andere wijze), stempelt een van beide lichamen niet tot een vaste inrichting van het andere.